Uitspraak 201503897/1/A1


Volledige tekst

201503897/1/A1.
Datum uitspraak: 9 maart 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E],
[appellant F], [appellant G], allen wonend te Amsterdam,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2015 in zaken nrs. 14/596, 14/665, 14/677, 14/680, 14/682 en 14/854 in het geding tussen:

1. [appellant A]
2. [appellant B]
3. [appellant C]
4. [appellant D]
5. [appellant E]
6. [appellant H]
7. [appellant F]
8. [appellant G]
9. [appellant I]

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West (thans: het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van Nieuw-West).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2013 heeft het dagelijks bestuur besloten in het gebied van de Burgemeester Vening Meineszlaan en omgeving een parkeerschijfzone in te stellen (hierna: het verkeersbesluit).

Bij uitspraak van 1 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant H] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de overige ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F] en [appellant G] (hierna: appellant en anderen) hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2016, waar appellant en anderen, vertegenwoordigd door [appellant G], bijgestaan door J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S. Akgün, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

2. Het verkeersbesluit ziet op het instellen van een parkeerschijfzone in het gebied van de Burgemeester Vening Meineszlaan en omgeving. De parkeerschijfzone is van kracht van maandag tot en met zaterdag van 09:00 uur tot 19:00 uur. In deze periode mag in het gebied waarop het verkeersbesluit betrekking heeft maximaal twee uur aaneengesloten geparkeerd worden op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangegeven of op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.

appellant en anderen kunnen zich niet met het verkeersbesluit verenigen. Zij wonen in drive-inwoningen gelegen aan de Arondeusstraat in het stadsdeel Nieuw-West te Amsterdam. De Arondeusstraat is gelegen in het gebied waarop het verkeersbesluit betrekking heeft. De drive-inwoningen zijn voorzien van garages. Volgens appellant en anderen zijn door het instellen van een parkeerschijfzone hun garages niet meer bereikbaar.

3. Bij besluit van 22 februari 2012 heeft de deelraad van stadsdeel Nieuw-West het parkeerbeleidsplan "Creatief parkeren in Nieuw-West" (hierna: het parkeerbeleidsplan) vastgesteld. Het parkeerbeleidsplan is bedoeld voor het weren van buurtvreemde langparkeerders. In het parkeerbeleidsplan is vermeld dat parkeerregulering reactief wordt ingezet en niet wordt gebruikt om autobezit te sturen en dat blauwe zones (hierna: parkeerschijfzones) de voorkeur hebben boven betaald parkeren. In het parkeerbeleidsplan is voorts vermeld dat betaald parkeren van kracht blijft op plaatsen waar dit al het geval was en dat de enige oplossing voor problemen aan de randen van het gereguleerd gebied is om daar parkeerregulering in te voeren. Blijkens het parkeerbeleidsplan wordt een verkeersmaatregel pas genomen als er klachten uit de buurt binnenkomen over parkeerproblemen, onderzoek heeft aangetoond dat de gemiddelde parkeerdruk overdag en/of 's avonds boven de 90% uitkomt en als onderzoek heeft aangetoond dat de parkeerdruk wordt veroorzaakt door automobilisten van buitenaf en de maatregel daadwerkelijk effect heeft. Het dagelijks bestuur heeft aangegeven het door de deelraad van stadsdeel Nieuw-West vastgestelde parkeerbeleidsplan als een vaste gedragslijn te hanteren.

4. Het dagelijks bestuur heeft het verkeersbesluit genomen ter verlaging van de parkeerdruk in het gebied van de Burgemeester Vening Meineszlaan en omgeving. Het dagelijks bestuur heeft gemotiveerd dat door de invoering van de parkeerschijfzone in drie nabij gelegen gebieden in 2012 de parkeeroverlast door buurtvreemde langparkeerders is verplaatst, dat uit metingen naar voren is gekomen dat de parkeerdruk ten noorden van de Burgemeester de Vlugtlaan en ten oosten van de Burgemeester Eliasstraat boven de 90% uitkomt, dat bewoners uit deze buurt klachten hebben ingediend en dat uit kentekenonderzoek blijkt dat overdag 45% van de geparkeerde voertuigen van buiten het stadsdeel afkomstig zijn en 's avonds 40% van de voertuigen. Volgens het dagelijks bestuur is het, om te voorkomen dat parkeerplaatsen langdurig bezet zijn, gewenst dat de maximale parkeerduur niet langer dan twee uur is. Op deze manier wordt de bruikbaarheid van de weg en de vrijheid van het verkeer zo veel mogelijk gewaarborgd en de door het verkeer veroorzaakte overlast voorkomen, aldus het dagelijks bestuur.

5. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.

Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: het Babw) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

6. appellant en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen. Daartoe voeren zij aan dat uit het parkeerbeleidsplan niet volgt dat indien wordt voldaan aan de daarin genoemde eisen het dagelijks bestuur een parkeerschijfzone dient in te stellen. Volgens hen biedt het parkeerbeleidsplan ook ruimte om persoonsgebonden parkeerplaatsen te realiseren en heeft het dagelijks bestuur ten onrechte aan hen geen dergelijke parkeerplaatsen toegekend. appellant en anderen voeren verder aan dat het dagelijks bestuur niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het het belang bij het instellen van een parkeerschijfzone zwaarder heeft laten wegen dan hun belang bij het kunnen gebruiken van de garages bij hun woning.

6.1. Het beleid om pas verkeersmaatregelen te nemen indien er klachten uit de buurt binnenkomen over parkeerproblemen, onderzoek heeft aangetoond dat de gemiddelde parkeerdruk overdag en/of 's avonds boven de 90% uitkomt en als onderzoek heeft aangetoond dat de parkeerdruk wordt veroorzaakt door automobilisten van buitenaf en de maatregel daadwerkelijk effect heeft, is ingegeven door de keuze dat op parkeerregulering reactief wordt ingezet en niet wordt gebruikt om autobezit te sturen. Indien parkeren gereguleerd dient te worden, heeft het realiseren van een parkeerschijfzone volgens het beleid de voorkeur boven betaald parkeren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit beleid niet kennelijk onredelijk is. Dat bij de totstandkoming van het parkeerbeleidsplan andere keuzes had kunnen worden gemaakt, maakt het vorenstaande niet anders, omdat het aan het bestuursorgaan is om een keuze te maken, welke de rechter slechts terughoudend toetst. Vast staat en tussen partijen is niet in geschil dat aan de in het parkeerbeleidsplan genoemde eisen wordt voldaan. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, biedt het parkeerbeleidsplan, zoals appellant en anderen terecht naar voren hebben gebracht, ruimte voor het instellen van een andere verkeersmaatregel dan een parkeerschijfzone. De rechtbank heeft evenwel terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur persoonsgebonden parkeerplaatsen aan appellant en anderen had moeten toekennen. In dit verband wordt overwogen dat, zoals de rechtbank onbetwist heeft vastgesteld, in de situatie voordat de parkeerschijfzone werd ingesteld, ook andere automobilisten dan de bewoners van de Arondeusstraat hun auto voor de garages konden parkeren. Het verkeersbesluit brengt daar geen wijziging in. Dat daar feitelijk niet werd geparkeerd omdat op de garages bordjes waren aangebracht dat er een verbod op parkeren gold, maakt niet dat er voor appellant en anderen aanspraak op een persoonsgebonden parkeerplaats bestaat. Daarnaast is van belang dat de garages in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Slotermeer 2008" niet meer positief zijn bestemd en het streven van het algemeen bestuur gericht is op beëindiging van het gebruik van de garages.

De rechtbank heeft echter niet onderkend dat in het verkeersbesluit niet inzichtelijk is gemaakt waarom het algemeen belang van het instellen van een parkeerschijfzone zwaarder weegt dan het belang van appellant en anderen bij het kunnen gebruiken van hun garages aan de Arondeusstraat. Een dergelijke belangenafweging dient het dagelijks bestuur ingevolge artikel 21 van het Babw te maken. Onbetwist is dat sommige van de garages worden gebruikt voor het stallen van voertuigen. Daarbij gaat het om - kleine - auto's, motoren, aanhangwagens en een scootmobiel. Dat gebruik wordt door het verkeersbesluit en de daarmee samenhangende herinrichting van het desbetreffende straatgedeelte feitelijk vrijwel onmogelijk gemaakt. De omstandigheid dat de garages in het bestemmingsplan niet meer positief zijn bestemd, maakt niet dat het dagelijks bestuur geen rekening met de belangen van appellant en anderen dient te houden nu feitelijk nog steeds gebruik gemaakt wordt van de garages en dit naar ter zitting is gebleken op grond van het bij het bestemmingsplan behorende gebruiksovergangsrecht ook is toegestaan. Dat, zoals het dagelijks bestuur heeft gesteld, appellant en anderen voor ten hoogste twee voertuigen per huishouden een ontheffing van de parkeerschijfzone kunnen aanvragen, betekent niet dat daarmee de ingevolge artikel 21 van het Babw vereiste belangenafweging is verricht.

Het betoog slaagt.

7. De conclusie is dat het besluit van 17 december 2013 voor vernietiging in aanmerking komt. Het besluit is genomen in strijd met artikel 3:4, eerste lid, van de Awb. De door appellant en anderen daartegen aangevoerde grond is terecht voorgedragen en leidt tot de hierna vermelde opdracht aan het dagelijks bestuur.

8. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het dagelijks bestuur op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen onder 6.1 is overwogen, het in het besluit van 17 december 2013 geconstateerde gebrek te herstellen. Geen toepassing dient te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het dagelijks bestuur dient hierbij het belang van appellant en anderen bij voortzetting van het gebruik van hun garages aan de Arondeusstraat voor het stallen van de hiervoor onder 6.1 genoemde vervoersmiddelen af te wegen tegen het belang van het ter plaatse daarvan instellen van een parkeerschijfzone. De uitkomst hiervan dient aan de Afdeling en partijen te worden medegedeeld. Een eventueel nieuw te nemen besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden maken gemaakt.

9. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie Nieuw-West op om binnen twaalf weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:

1. het besluit van 17 december 2013, kenmerk 2013/int/10434, te herstellen;

2. de uitkomst aan de Afdeling en partijen mee te delen.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

w.g. Van der Spoel w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2016

414-789.