Uitspraak 200200128/2


Volledige tekst

200200128/2.
Datum uitspraak: 22 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de stichting "Stichting Geluidhinder Zandvoort", gevestigd te Zandvoort,
2. en [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

en

gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2001, kenmerk 2001-31494, hebben verweerders met toepassing van artikel 8.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer de voorschriften, verbonden aan de op 12 september 1997 aan Circuit Park Zandvoort Beheer B.V. verleende vergunning, aangepast. Dit aangehechte besluit is op 30 november 2001 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 4 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2002, waar appellanten sub 1, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerders, vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, H.J. Janssen en C.P. Horstman, allen ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Namens burgemeester en wethouders van Zandvoort is het woord gevoerd door J.A. Sandbergen, ambtenaar van de gemeente.

2. Overwegingen

2.1. De Afdeling dient te beoordelen of de bezwaren van appellanten aanleiding vormen om het bestreden besluit te vernietigen. Bij uitspraak van 18 februari 2002, no. 200200128/1 (aangehecht), heeft de Voorzitter van de Afdeling zich een oordeel gevormd over hetgeen de Stichting Geluidhinder Zandvoort heeft aangevoerd. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting komt de Afdeling onder verwijzing naar de overwegingen in vorengenoemde uitspraak ten aanzien van de bezwaren van appellanten tot het oordeel dat de beroepen van appellanten niet-ontvankelijk zijn, behalve voorzover in het besluit wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp van het besluit naar aanleiding van door vergunninghoudster ingebrachte bedenkingen, en voor het overige de bezwaren geen doel treffen.

2.2. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond is.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, behalve voorzover in het besluit wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp van het besluit;

II. verklaart de beroepen voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen w.g. Oudenaller
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2002

179-414.