Uitspraak 200105720/1


Volledige tekst

200105720/1.
Datum uitspraak: 22 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats]

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 10 oktober 2001 in het geding tussen:

appellant

en

burgemeester en wethouders van Deventer.

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: burgemeester en wethouders) het pand aan de [locatie] te [plaats] op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

Bij besluit van 22 september 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de algemene commissie voor de beroep-, bezwaar- en verzoekschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 10 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 8 januari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 30 januari 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier en J.L.M. van de Laar, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Appellant heeft zich - met schriftelijke kennisgeving daarvan - niet ter zitting doen vertegenwoordigen.

2. Overwegingen

2.1. Eerst in hoger beroep betoogt appellant in zijn enige grief dat het pand niet of nauwelijks van monumentale waarde is en derhalve plaatsing op de lijst in verband met het daaruit voor hem voortvloeiende nadeel niet is gerechtvaardigd. Met dit betoog hebben burgemeester en wethouders in hun besluitvorming - en de rechtbank - derhalve geen rekening kunnen houden. Aangezien niet valt in te zien waarom appellant zijn mening over de monumentale waarde, dat bovendien niet deskundig is onderbouwd, niet eerder in de procedure naar voren had kunnen brengen, kan dit betoog in hoger beroep niet slagen. De rechtbank is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Hoogenboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Hoogenboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2002

119.