Uitspraak 201504177/1/R2


Volledige tekst

201504177/1/R2.
Datum uitspraak: 13 januari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Woudenberg,
2. [appellant sub 2], wonend te Woudenberg,

en

de raad van de gemeente Woudenberg,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2015 heeft de raad van de gemeente Woudenberg het bestemmingsplan "Het Groene Woud 2015" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2015, waar [appellant sub 1] en [1 der anderen appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, en de raad, vertegenwoordigd door M. Valé, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan heeft betrekking op een gebied dat voor een groot deel ligt binnen de plangrenzen van het vorige bestemmingsplan "Het Groene Woud 2008". Ten opzichte van dit plan is toegevoegd een uitbreiding aan de noordzijde waar het plan voorziet in maximaal 75 grondgebonden woningen, de zogenoemde "fase vijf" van de geplande woningbouwontwikkeling. Voor het overige voorziet het plan ten opzichte van het vorige plan in meer toegestane typen woningen in het plangebied, zijn diverse planregels herzien, is het aantal woningen in de zogenoemde "fase drie" verhoogd en is langs de Zegheweg voorzien in een groenzone.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

3. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan woningbouw mogelijk maakt op te korte afstand van hun aannemersbedrijf op het perceel [locatie 1] te Woudenberg. Zij vrezen dat zij in hun bedrijfsactiviteiten zullen worden beperkt, omdat deze activiteiten bij de geplande woningen kunnen leiden tot geluidsoverlast. Zij voeren aan dat de raad ten onrechte is uitgegaan van een afstand van 47 meter vanaf de aan een deel van de gronden toegekende bedrijfsbestemming, terwijl volgens [appellant sub 1] en anderen uit had moeten worden gegaan van de perceelsgrens.

3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de maximaal tien woningen die zijn voorzien op de gronden gelegen aan de westzijde van de Zegheweg en tegenover het perceel [locatie 1], [appellant sub 1] en anderen niet in hun bedrijfsvoering zullen beperken. De raad heeft zich bij de beoordeling gebaseerd op de maximale mogelijkheden voor het bedrijf zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Zegheweg". Voorts is gemeten vanaf de bedrijfsbestemming en niet vanaf de perceelsgrens, omdat aan dat deel van de gronden een woonbestemming is toegekend.

3.2. Niet in geschil is dat in het plan "Zegheweg" aan de gronden van [appellant sub 1] en anderen deels een woonbestemming is toegekend en deels een bedrijfsbestemming op grond waarvan bedrijven van maximaal milieucategorie 2 zijn toegestaan. Voorts is niet in geschil dat voor een dergelijk bedrijf, gelet op de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), een richtafstand kan worden aangehouden van 30 meter tot aan gevoelige objecten, zoals de voorziene woningen, in verband met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van die woningen. Evenmin is in geschil dat de daadwerkelijke afstand tussen het bouwvlak toegekend aan de gronden waarop de woningen zijn voorzien en de grens van de bedrijfsbestemming van [appellant sub 1] en anderen, 47 meter bedraagt en aan voornoemde richtafstand wordt voldaan. De raad heeft zich, gelet hierop, op het standpunt gesteld dat het plan geen beperking van de bedrijfsactiviteiten van [appellant sub 1] en anderen tot gevolg zal hebben. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen. Daartoe is van belang dat de aan te houden richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De raad heeft dan ook niet, zoals [appellant sub 1] en anderen wensen, uit hoeven gaan van de perceelsgrens van [locatie 1] als meetpunt voor de richtafstand, nu aan dat deel van de gronden een woonbestemming is toegekend. De stelling van [appellant sub 1] en anderen dat op de gronden met een woonbestemming ook activiteiten ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden, maakt dit niet anders nu kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ondergeschikt aan de woonbestemming en gebruik als toegangsweg voor onder meer de aangrenzende bedrijfsfunctie, zijn toegestaan binnen die woonbestemming en voor die activiteiten derhalve geen aan te houden afstand geldt. Het betoog faalt.

4. [appellant sub 1] en anderen betogen voorts dat het thans voorliggende plan ten onrechte meer woningen mogelijk maakt in het gebied Zegheweg dan het voorgaande bestemmingsplan. Hiertoe voeren zij aan dat woningen uit een eerdere woningbouwfase nog niet zijn verkocht en er geen reden is om in nog meer woningen te voorzien.

4.1. In de plantoelichting is bezien of behoefte bestaat aan de voorziene woningen, waarbij onder meer is verwezen naar de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028, die op 4 februari 2013 is vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. In deze structuurvisie is Het Groene Woud als onderdeel van de woningbouwprogrammering genoemd. In de plantoelichting is voorts verwezen naar de woningbouwprogrammering voor de regio Amersfoort, met name neergelegd in het rapport "Verkenning woningbouwprogrammering regio Amersfoort" van mei 2014. In dit rapport staat dat ondanks de economische crisis een blijvende behoefte bestaat aan nieuwe woningen in de regio, waarbij in Woudenberg vooral de vraag naar koopwoningen en huurwoningen in de vrije sector zal groeien. In de woningbouwprogrammering is Het Groene Woud in de regionale afstemming regio Amersfoort meegeteld als harde plancapaciteit en is aangegeven dat in de periode 2013 tot en met 2017, 182 woningen in Het Groene Woud dienen te worden gebouwd. In de plantoelichting is voorts vermeld dat in de nieuwe wijken vooral eengezinswoningen zullen worden gebouwd, een woningtype waaraan in de toekomst grote behoefte zal zijn.

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich gelet hierop niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de in dit plan voorziene woningen. De enkele stelling dat in eerdere woningbouwfases niet alles is verkocht, is daartoe onvoldoende. Het betoog faalt.

4.2. Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat niet zeker is dat er voldoende groen aanwezig zal blijven langs de Zegheweg en dat zij met name vrezen dat de aanwezige oude eiken zullen worden gekapt, stelt de Afdeling het volgende vast. Aan een strook grond langs de grens van het plangebied gelegen aan de westzijde van de Zegheweg is de bestemming "Groen" toegekend. Op de gronden met die bestemming zijn, ingevolge de planregels, onder meer groenvoorzieningen, beplantingen, plantsoenen en parken toegestaan. Het op die gronden bestaande groen met bomen is hiermee als zodanig bestemd. Of deze strook feitelijk zal worden heringericht en, zo ja, hoe dat zal gebeuren, heeft geen betrekking op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen en beroepsgronden die daarop betrekking hebben moeten derhalve buiten beschouwing blijven. Het betoog faalt.

5. [appellant sub 1] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

6. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Het beroep van [appellant sub 2]

8. In beroep richt [appellant sub 2] zich tegen het noordelijke deel van het deelgebied Zegheweg, zoals beschreven in de plantoelichting. Volgens [appellant sub 2] maakt het plan binnen dit gebied ten onrechte acht woningen mogelijk waar in het vorige plan slechts vijf woningen waren voorzien. [appellant sub 2] vreest dat de woningen dicht bij elkaar en dicht bij zijn perceel zullen komen te liggen, omdat volgens hem onduidelijk is hoe groot het bebouwde gebied zal worden en wat de indeling ervan zal zijn. In de verbeelding zijn immers geen concrete bouwvlakken ingetekend. Daarnaast is volgens [appellant sub 2] onduidelijk of langs zijn woning een ontsluitingsweg voor de woonwijk zal komen, omdat de infrastructuur niet is ingetekend in de verbeelding.

8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de binnen de bestemming "Woongebied" toegestane bouw- en gebruiksmogelijkheden voldoende duidelijk zijn neergelegd in de planregels en de verbeelding. Het vastleggen van concrete bouwvlakken heeft de raad gelet op de nodige flexibiliteit niet wenselijk geacht. De raad acht de belangen van [appellant sub 2] hierdoor niet onevenredig geschaad. In de omstandigheid dat het plan drie woningen meer mogelijk maakt dan het vorige plan ziet de raad evenmin aanleiding voor deze conclusie. Volgens de raad zal geen ontsluiting van de overige fasen van het plan op de Zegheweg plaatsvinden. Enkel de woningen van het deelgebied Zegheweg of de woning van [appellant sub 2] zullen op de Zegheweg worden ontsloten.

8.2. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] te Woudenberg. Zijn woning bevindt zich in de noordoostelijke hoek van het plangebied, in het noordelijke deel van het deelgebied Zegheweg. Dit deel van het deelgebied Zegheweg werd in het vorige bestemmingsplan "Het Groene Woud 2008" aangeduid als "De Elzenhof" en zou na 2015 tot ontwikkeling worden gebracht. In een concrete verkaveling of ontsluitingswegen was in het bestemmingsplan "Het Groene Woud 2008" niet voorzien.

8.3. De Afdeling volgt niet het betoog van [appellant sub 2] dat het plan reeds omdat ter plaatse is voorzien in meer, maximaal acht, woningen niet vastgesteld had mogen worden. Gelet op de omvang van het bedoelde gebied en gelet op de omstandigheid dat binnen dit gebied naast de reeds bestaande woning van [appellant sub 2] maximaal zeven woningen zijn toegestaan, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid in een maximum van acht woningen heeft kunnen voorzien.

Betreffende de situering van de voorziene woningen stelt de Afdeling het volgende vast. In de verbeelding is voor de gronden gelegen binnen de deelgebieden Zegheweg, Boerenerf en fase 5 waaraan de bestemming "Woongebied" is toegekend, één bouwvlak opgenomen. Voorts blijkt uit de planregels gelezen in samenhang met de verbeelding, dat binnen het noordelijk deel van het deelgebied [locatie 1] vrijstaande, twee-onder-één-kap en/of geschakelde woningen mogen worden opgericht. In de planregels is tevens voorzien in beperkingen voor de voorziene woningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zoals maximale bouw- en goothoogte, aan te houden afstand tot openbaar gebied en een maximum oppervlak aan bijgebouwen.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de belangen om het plan tot op zekere hoogte flexibel te houden, in die zin dat aan de hand van de vraag vanuit de markt nog kan worden bepaald welke van de toegestane type woningen er precies op de uitgiftegronden komen en hoe deze op die gronden gesitueerd worden, zwaarder weegt dan het belang van [appellant sub 2] om bij dit plan te weten waar de afzonderlijke gebouwen exact zullen worden opgericht. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich, gelet op de belangen van [appellant sub 2], niet in redelijkheid op dat standpunt heeft kunnen stellen. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat er binnen het noordelijk deel van het deelgebied Zegheweg naast de reeds bestaande woning van [appellant sub 2] maximaal zeven woningen kunnen worden opgericht. De raad heeft voorts aangegeven dat het groene karakter, naast een goede inpassing van de woning van [appellant sub 2], het uitgangspunt is. Ten slotte heeft de raad naar aanleiding van de zienswijzen van [appellant sub 2] toegezegd regie op de invulling van het gebied te houden om de overgang naar het landelijk gebied en de Zegheweg te waarborgen. Ten aanzien daarvan heeft de raad ter zitting toegezegd [appellant sub 2] te betrekken in overleg over te stellen voorwaarden betreffende de inrichting van het noordelijk deel van dit deelgebied, indien deze gronden door de gemeente niet als vrije kavels aan particulieren maar als één te ontwikkelen gebied zullen worden verkocht.

Ten aanzien van de infrastructuur is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat de stelling van [appellant sub 2] zo moet worden begrepen dat hem onduidelijk is hoe het deelgebied Zegheweg en zijn woning en garage zullen worden ontsloten. Daartoe stelt de Afdeling vast dat uit de planregels gelezen in samenhang met de verbeelding blijkt dat op de gronden met de bestemming "Woongebied" wegen en paden zijn toegestaan, en dat voorts op gronden waaraan de bestemming "Groen" is toegekend inritten kunnen worden aangelegd. Gelet hierop voorziet het plan in de mogelijkheid om een weg of pad nabij de woning van [appellant sub 2] aan te leggen waarmee wordt voorzien in een ontsluiting op de Zegheweg voor het gelijknamige deelgebied en/of zijn woning en garage. De raad heeft in hetgeen door [appellant sub 2] is gesteld, geen aanleiding hoeven zien de inrichting van het gebied voor wat betreft de infrastructuur reeds in dit plan vast te leggen. Voor zover het de woning en garage van [appellant sub 2] betreft, heeft de raad in de zienswijzennota en ter zitting toegezegd dat een goede ontsluiting van de woning en garage zal worden gehandhaafd en dat, afhankelijk van de inrichting van de algemene infrastructuur, in een passende oplossing zal worden voorzien. De raad heeft voorts toegezegd met [appellant sub 2] te zullen overleggen teneinde in een ontsluiting van zijn woning en garage te voorzien.

Het betoog faalt.

9. [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

10. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.

w.g. Helder w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016

458-532.