Uitspraak 200101469/1


Volledige tekst

200101469/1.
Datum uitspraak: 15 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
“Thuiszorgburo Roden B.V.”, gevestigd te Roden,
appellante,

en

College voor zorgverzekeringen,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2000 heeft het College voor zorgverzekeringen (hierna: verweerder) het verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Thuiszorg Holding B.V.” van 3 januari 2000 om appellante toe te laten als thuiszorginstelling in de zin van artikel 8 van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (hierna: AWBZ) afgewezen.

Bij brief van 16 juni 2000 heeft appellante tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van 3 januari 2000 bezwaar ingesteld.

Bij brief van 2 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2001, heeft appellante beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het door haar ingediende bezwaarschrift. Deze brief is aangehecht.

Bij besluit van 8 februari 2001 heeft verweerder appellante met ingang van 1 januari 2001 toegelaten als thuiszorginstelling in de zin van de AWBZ.

Bij besluit van 30 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het door appellante tegen het besluit van 18 juli 2001 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij brief van 5 juni 2001 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 7 november 2001 heeft appellante de gronden voor beroep aangevuld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 11 december 2001 heeft verweerder een nader verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2002, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en mr. J. Verdurmen, is verschenen. Appellante heeft zich - met kennisgeving - niet ter zitting doen vertegenwoordigen.

2. Overwegingen

2.1. Bij besluit van 8 februari 2001, derhalve vóórdat het bestreden besluit was genomen, heeft verweerder appellante met ingang van 1 januari 2001 alsnog toegelaten als thuiszorginstelling in de zin van de AWBZ. Gesteld noch gebleken is dat appellante ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar tegen het besluit van 18 juli 2000 ingediende bezwaarschrift. Verweerder heeft dit niet onderkend.

2.2. Het beroep is gegrond. De beslissing op bezwaar wordt vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het door appellante tegen het besluit van 18 juli 2000 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Daarbij is in aanmerking genomen dat de zaak vanwege de onderlinge samenhang gelijktijdig met de zaak 200101482/1 ter zitting is behandeld en dat in die zaak reeds een proceskostenveroordeling ten gunste van appellante is uitgesproken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het College voor zorgverzekeringen van 30 mei 2001, kenmerk V&VTOEL/21024984;

III. verklaart het door appellante tegen het besluit van 18 juli 2000 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. gelast dat het College voor zorgverzekeringen het door appellante voor de behandeling van haar beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002

284-408.