Uitspraak 201508692/2/A3


Volledige tekst

201508692/2/A3.
Datum uitspraak: 31 december 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

de stichting Stichting Flora & Faunabescherming Weesp (hierna: de stichting), gevestigd te Weesp,
verzoekster,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 20 november 2015 in zaken nrs. 15/4990 en 15/5067 in het geding tussen:

de stichting

en

de staatssecretaris van Economische Zaken.

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2015 heeft de staatssecretaris een verzoek van de stichting om handhavend optreden jegens de gemeente Weesp wegens overtreding van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) afgewezen.

Bij besluit van 30 april 2015 heeft de staatssecretaris, in aanvulling op het besluit van 16 februari 2015, een door de gemeente opgesteld maaiplan beoordeeld.

Bij besluit van 28 september 2015 heeft de staatssecretaris het door de stichting tegen de besluiten van 16 februari en 30 april 2015 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 november 2015 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 december 2015, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter onderscheidenlijk secretaris en penningmeester] van de stichting, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman, werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de gemeente Weesp, vertegenwoordigd door C. Kruidenberg, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, en ing. V. Nederpel, ecologisch adviseur bij Regelink Ecologie & Landschap, als belanghebbende gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De gemeente wil maaiwerkzaamheden verrichten bij drie zogenoemde schansen in Weesp, te weten de Draaierschans, Nieuwe Achtkant en Rooseboomschans. De stichting heeft de staatssecretaris verzocht om handhavend op te treden jegens de gemeente, omdat door de maaiwerkzaamheden volgens de stichting vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten worden aangetast, hetgeen overtreding van verboden uit de Ffw inhoudt.

Aan de afwijzing van het verzoek heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de door Regelink Ecologie & Landschap opgestelde notitie 'Maaibeheer, schansen Weesp' van 20 maart 2015 (hierna: het maaiplan) voldoende rekening houdt met de ringslang en andere beschermde diersoorten waardoor schadelijke gevolgen voor de populatie van die diersoorten worden voorkomen. Met het maaiplan wordt voldaan aan de voorwaarden uit de door de gemeente toegepaste Gedragscode Flora- en faunawet van de gemeente Amstelveen, aldus de staatssecretaris.

3. Het verzoek van de stichting strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de gemeente de maaiwerkzaamheden aan de schansen niet mag verrichten.

4. De gemeente heeft desgevraagd te kennen gegeven dat zij thans alsnog de maaiwerkzaamheden wil verrichten die voor september en oktober 2015 voorzien waren en die in het kader van afspraken, die tijdens de procedure in eerste aanleg zijn gemaakt, zijn uitgesteld. Het belang bij het verrichten van deze werkzaamheden is volgens de gemeente gelegen in het tegengaan van verrommeling van de schansen door gebrek aan onderhoud. De gemeente stelt regelmatig klachten te ontvangen over de staat van onderhoud van de schansen. De verrommeling is volgens haar vooral onwenselijk wegens de recreatieve functie die de schansen vervullen.

4.1. De stichting heeft te kennen gegeven dat zij zich kan vinden in continuering van de afspraken die ter zitting van de rechtbank van 20 mei 2015 zijn gemaakt. Deze afspraken houden in dat de gemeente op de volgende plaatsen mag maaien:

- de speelweiden op de Draaierschans en Rooseboomschans

- het voetbalveld op de Nieuwe Achtkant

- 0,5 m aan weerszijden van verharde paden

- het graspad van 1,5 m breed op de Nieuwe Achtkant, waarbij in ieder geval 0,5 m oevervegetatie op de oever dient te blijven bestaan.

5. De stichting betoogt in hoger beroep onder meer dat het maaiplan ten onrechte slechts ingaat op de gevolgen van de maaiwerkzaamheden voor de ringslang en de waterspitsmuis. De stichting stelt dat zich in het gebied ook andere beschermde diersoorten - waaronder vleermuizen en rugstreeppadden - bevinden waarvan de vaste rust- of verblijfplaatsen door de maaiwerkzaamheden worden aangetast. Verder voert zij aan dat het maaiplan onvoldoende waarborgen biedt voor het voorkomen van aantasting van vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Voor de maaiwerkzaamheden is een ontheffing op grond van de Ffw nodig, aldus de stichting.

Ter zitting spitste het geschil zich onder meer toe op de aanwezigheid van winterverblijfplaatsen van de ringslang. Thans is niet in geschil dat zich winterverblijfplaatsen van de ringslang bevinden in het betrokken gebied. De gemeente heeft uiteengezet dat deze winterverblijfplaatsen voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden zullen worden opgespoord en gemarkeerd, waardoor ze bij de uitvoering van de maaiwerkzaamheden niet zullen worden geraakt. De stichting daarentegen stelt dat deskundigen te kennen hebben gegeven dat het niet mogelijk is om de winterverblijfplaatsen op te sporen en te markeren, waardoor niet kan worden voorkomen dat ze bij uitvoering van de werkzaamheden worden aangetast.

5.1. Deze procedure leent zich niet voor inhoudelijke beoordeling van de omvangrijke betogen van de stichting. Deze beoordeling zal daarom plaatsvinden in de bodemprocedure.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de voorzieningenrechter evenwel niet op voorhand buiten twijfel dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de staatssecretaris terecht aannemelijk heeft geacht dat uitvoering van de maaiwerkzaamheden niet zal leiden tot aantasting van vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten indien in overeenstemming met het maaiplan wordt gehandeld. Voor zover het gaat om winterverblijfplaatsen van de ringslang is in dat verband van belang dat de gemeente, in reactie op de stelling van de stichting dat winterverblijfplaatsen niet kunnen worden opgespoord en gemarkeerd, niet te kennen heeft kunnen geven op welke wijze dit volgens haar wel mogelijk is. De voorzieningenrechter betwijfelt daarom of in de bodemprocedure niet zal worden geoordeeld dat voor de maaiwerkzaamheden een ontheffing op grond van de Ffw vereist is.

5.2. Voorts is van belang dat in de besluiten van de staatssecretaris, ter motivering van het standpunt dat geen overtreding van de Ffw zal plaatsvinden, veel gewicht is toegekend aan de omstandigheid dat de maaiwerkzaamheden volgens het maaiplan gefaseerd zullen worden uitgevoerd. De in het maaiplan opgenomen fasering van werkzaamheden beslaat de periode maart tot en met oktober. Nu de gemeente de werkzaamheden thans op zeer korte termijn wenst te verrichten, wil de gemeente derhalve afwijken van het maaiplan. Deze afwijking verdraagt zich niet met de motivering van de besluiten van de staatssecretaris.

5.3. Indien de gemeente de onder 4.1 vermelde werkzaamheden - waar de stichting geen bezwaren tegen heeft - mag verrichten, is het belang van de gemeente bij afwijzing van de gevraagde voorlopige voorziening naar het oordeel van de voorzieningenrechter zeer beperkt. Niet is immers gebleken dat de door de gemeente bedoelde recreatie ook plaatsvindt buiten de delen van de schansen waarop voormelde afspraken betrekking hebben. Het door de gemeente beoogde belang van het voorkomen dan wel wegnemen van belemmeringen voor recreatie op de schansen, wordt derhalve reeds voldoende gediend met uitvoering van de onder 4.1 vermelde werkzaamheden.

6. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de gemeente Weesp geen maaiwerkzaamheden verricht op de Draaierschans, Nieuwe Achtkant en Rooseboomschans, met uitzondering van:

- de speelweiden op de Draaierschans en Rooseboomschans

- het voetbalveld op de Nieuwe Achtkant

- 0,5 m aan weerszijden van verharde paden

- het graspad van 1,5 m breed op de Nieuwe Achtkant, waarbij in ieder geval 0,5 m oevervegetatie op de oever dient te blijven bestaan;

II. gelast dat de staatssecretaris van Economische Zaken aan de stichting Stichting Flora & Faunabescherming Weesp het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Herweijer
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2015

640.