Uitspraak 201508202/2/A4


Volledige tekst

201508202/2/A4.
Datum uitspraak: 8 december 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Haarlem,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.

Openbare zitting gehouden op 8 december 2015 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman voorzieningenrechter

griffier: mr. M.P.J.M. van Grinsven

Verschenen:
[verzoeker] en [verzoeker A], bijgestaan door mr. R. Vos, advocaat te Haarlem;
het college, vertegenwoordigd door mr. C. Laros-van der Jagt, mr. M. van der Riet-Franssen en P. Möllers.

Bij besluit van 20 mei 2015 heeft het college, voor zover hier van belang, locaties FP01, FP02 en FP05, in de wijk Koninginnebuurt, te Haarlem, aangewezen als locaties voor een ondergrondse afvalcontainer voor huishoudelijk restafval (hierna: container).

Het beroep richt zich tegen het besluit van het college van 27 oktober 2015, waarbij het bezwaar van [verzoeker] en anderen, voor zover gericht tegen de locaties FP02 en FP05, niet-ontvankelijk is verklaard, en voor zover gericht tegen locatie FP01, ongegrond is verklaard. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

Het college heeft zich ten aanzien van locatie FP01 op het standpunt gesteld dat geen voorbereidende werkzaamheden voor het plaatsen van de container zullen plaatsvinden voordat de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Gelet hierop ontbreekt voor [verzoeker] en anderen in zoverre belang bij schorsing van het bestreden besluit.

Verder heeft de feitelijke plaatsing van de containers op de locaties FP02 en FP05 niet tot gevolg dat het geven van een juist oordeel ten aanzien van locatie FP01 gefrustreerd zal worden. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat het college heeft aangegeven dat, indien blijkt dat de door het college aangewezen locatie FP01 geen stand kan houden, de door het college aangewezen locaties FP02 en FP05 niet zullen wijzigen. Voor zover een andere locatie voor locatie FP01 gevolgen zal hebben voor locaties van andere containers, zal hiertoe de nodige besluitvorming van het college plaatsvinden. Gelet op het voorgaande ontbreekt voor [verzoeker] en anderen ook in zoverre belang bij schorsing van het bestreden besluit.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Borman w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter griffier

462-684.