Uitspraak 200105983/1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2002:AE2546
- Datum uitspraak
- 15 mei 2002
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 16 november 1999 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam een verzoek van appellante om een toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, afgewezen.
- Hoger beroep
- Overige uitspraken (tot 2004)
200105983/1.
Datum uitspraak: 15 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 24 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 november 1999 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam een verzoek van appellante om een toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, afgewezen.
Bij besluit van 10 juli 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar en beroep, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 24 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2002, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M.M.C. Laan, werkzaam bij de raad, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft uitsluitend beroepsgronden aangevoerd over aspecten van de zaak, waarover de rechtbank zich niet heeft uitgesproken. De gronden waarop zij het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, heeft appellant niet bestreden.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en
mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Wolff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002
238.