Uitspraak 201507124/2/A1


Volledige tekst

201507124/2/A1.
Datum uitspraak: 19 november 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te Sint Jansklooster, gemeente Steenwijkerland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juli 2015 in zaak nr. 15/150 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.

Openbare zitting gehouden op 19 november 2015 om 10:45 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter;

griffier: mr. N.D.T. Pieters.

Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle;
het college, vertegenwoordigd door P. Kleine, G. Perdok en R.A. de Vries, allen werkzaam bij de gemeente;
[belanghebbende], vertegenwoordigd door ing. E.J.M. Zandbelt.

De voorzieningenrechter

I. schorst het besluit van het college van 28 oktober 2015, kenmerk 1543-493-IO-PK;

II. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening voor het overige af;

III. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.032,64 (zegge: duizend tweeëndertig euro en vierenzestig eurocent), waarvan € 980,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) vergoedt.

De bodemprocedure en het verzoek om een voorlopige voorziening hebben betrekking op een door het college aan [verzoeker] opgelegde last onder dwangsom en een daarop gebaseerd invorderingsbesluit. Voor zover thans van belang strekt de last er toe dat [verzoeker] de bouwwerken 2 en 3 op het perceel aan de [locatie] te Sint Jansklooster sloopt, dan wel terugbrengt tot hetgeen vergunningvrij is toegestaan en dat [verzoeker] de bedrijfsactiviteiten in bouwwerk 3 staakt en de kantoorvoorzieningen verwijdert.

In de periode tussen het besluit van 17 juni 2014, waarbij de last is opgelegd, en het besluit op bezwaar is artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht gewijzigd en daarmee heeft een uitbreiding plaatsgevonden van hetgeen vergunningvrij is toegestaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat in dit verband twijfel of de last in de in de beslissing op bezwaar gehandhaafde last onder dwangsom voldoende duidelijk is omschreven.

Met betrekking tot het invorderingsbesluit is onduidelijk of de begunstigingstermijn, na verlenging daarvan door het college, is geëindigd op 10 of op 11 september 2015 en of het, door een medewerker van de gemeente opgestelde, controlerapport van 10 september in zoverre gebruikt kan worden voor de constatering dat op dat moment niet aan de last is voldaan. Verder moet worden betwijfeld of uit dat controlerapport en het controlerapport van 17 september 2015 als zodanig blijkt dat bouwwerk 3 ten tijde van die controles nog in gebruik was als kantoor.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent de beoordeling van de hiervoor bedoelde vragen zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningsprocedure en vergen die nader onderzoek in de bodemprocedure. In deze omstandigheden weegt het belang van [verzoeker] om in afwachting van de bodemprocedure geen dwangsommen te hoeven betalen zwaarder dan het belang van het college bij invordering daarvan.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor schorsing van de last onder de dwangsom. Niet in geschil is immers dat [verzoeker] inmiddels aan de last heeft voldaan en er derhalve geen nieuwe dwangsommen worden verbeurd.

Voor zover derde-belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten is er geen grond om af te wijken van de hoofdregel dat ten behoeve van een met het verwerende bestuursorgaan meeprocederende particuliere partij geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken.

w.g. Slump w.g. Pieters
voorzitter griffier

473.