Uitspraak 200101327/1


Volledige tekst

200101327/1.
Datum uitspraak: 8 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats]

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 31 januari 2001 in het geding tussen:

appellant

en

burgemeester en wethouders van Goes.

1. Procesverloop

Bij brief van 23 december 1999 hebben burgemeester en wethouders van Goes (hierna: burgemeester en wethouders) appellant medegedeeld dat zijn bedrijf Euro Yachting Goes, gevestigd in de AKF-hal te Goes, in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Havenindustrieterrein".

Bij besluit van 16 juni 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 31 januari 2001, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het inleidende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 maart 2001, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 19 juni 2001 hebben burgemeester en wethouders op het hoger beroep gereageerd.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2002, waar appellant in persoon, vertegenwoordigd door mr. J.A. de Waard, advocaat te Goes, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door G.J. Goemaat, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder een besluit, waartegen op grond van artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt, verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

2.1.1. In de brief van 23 december 1999 hebben burgemeester en wethouders appellant desgevraagd medegedeeld dat de vestiging van zijn bedrijf in de AKF-hal te Goes niet in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

De Afdeling stelt voorop dat niet elke door een bestuursorgaan als definitief bedoelde interpretatie van een wettelijk voorschrift voor een concreet geval op rechtsgevolg is gericht. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is in de brief van 23 december 1999 een rechtsoordeel vervat omtrent de toepasselijkheid van publiekrechtelijke voorschriften aangaande de toepassing waarvan burgemeester en wethouders bevoegdheden hebben. Van belang is dat appellant zijn verzoek heeft voorgelegd nadat hij zijn bedrijf in de AFK-hal had gevestigd en met zijn bedrijfsactiviteiten was begonnen.

Omdat het bestuurlijk rechtsoordeel eerst door appellant is gevraagd nadat de gebruiksactiviteiten een aanvang hadden genomen, heeft het rechtsoordeel in de brief van 23 december 1999 geen zelfstandige betekenis voor de wijze van uitoefening door burgemeester en wethouders van hun handhavingsbevoegdheid met betrekking tot de door appellant ontplooide activiteiten. Het bezwaar van appellant is dan ook ten onrechte door burgemeester en wethouders ontvankelijk verklaard. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Angeren w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2002

13-292