Uitspraak 201410637/1/A3


Volledige tekst

201410637/1/A3.
Datum uitspraak: 4 november 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 november 2014 in zaak nr. 14/5463 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 28 januari 2014 heeft de minister een verzoek van [appellant] tot het toekennen van Permanente Educatie (PE)-punten voor de activiteit ‘Cursus Algemeen vertalen NL-ENG & ENG-NL' van aanbieder ‘Chris P. Odijk English courses & translations’ (hierna: Odijk) en zijn verzoek tot verlenging van zijn inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv) afgewezen.

Bij besluit van 5 juni 2014 heeft de minister de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 november 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2015, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand, is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers geschiedt de inschrijving voor een periode van vijf jaar. De inschrijving kan op aanvraag van de beëdigde tolk of vertaler telkens met vijf jaar worden verlengd.

Ingevolge het vierde lid wordt de aanvraag tot verlenging van de inschrijving afgewezen indien de aanvrager, naar regelen te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, niet kan aantonen dat hij de noodzakelijke kennis heeft bijgehouden en in de afgelopen periode voldoende werkervaring als beëdigde tolk of vertaler heeft opgedaan.

Ingevolge artikel 11 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers wordt de inschrijving van een beëdigde tolk of vertaler verlengd, indien schriftelijk is aangetoond:

a. dat hij ten minste tien professionele werkopdrachten als beëdigde tolk of vertaler heeft verricht; en

b. dat hij door middel van een door de minister aangewezen opleiding zijn vakbekwaamheid heeft onderhouden.

Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit verlenging inschrijving Rbtv wordt het verzoek tot verlenging afgewezen indien niet objectief wordt aangetoond dat aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.

Het beleid voor permanente educatie voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv is neergelegd in het Besluit permanente educatie Wbtv (hierna: het Besluit).

Volgens artikel 1 van het Besluit heeft een tolk of vertaler die is ingeschreven in het Rbtv of is geplaatst op de Uitwijklijst een bijscholingsverplichting. Dat betekent dat de tolk of vertaler zijn kennis en vakbekwaamheid voortdurend op peil moet houden en uitbreiden door middel van deskundigheidsbevorderende en relevante scholingsactiviteiten.

Volgens artikel 2 moet een tolk of vertaler bij een verzoek tot verlenging van de inschrijving in het Rbtv of plaatsing op de Uitwijklijst aantonen dat hij gedurende de vijf jaar vanaf de datum van inschrijving in het Rbtv of plaatsing op de Uitwijklijst de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening op het vereiste niveau heeft gehouden doordat hij minstens 80 PE-punten heeft gehaald met scholingsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 1 van dit besluit, ongeacht in welk jaar binnen de periode van inschrijving of plaatsing de PE-punten zijn behaald.

Volgens artikel 9 kan een tolk of vertaler die in het Rbtv is ingeschreven of op de Uitwijklijst is geplaatst een verzoek tot het toekennen van PE-punten indienen. In de ‘procedurebeschrijving toekennen PE-punten’, te vinden op www.bureaubtv.nl, zijn daaromtrent nadere regels neergelegd.

Volgens artikel 10 kan een aanbieder, dat wil zeggen de organisatie die de scholingsactiviteit aanbiedt, verzoeken een scholingsactiviteit die door hem wordt aangeboden (of gaat worden aangeboden) als een activiteit waarvoor PE-punten worden toegekend, aan te wijzen. In de ‘procedurebeschrijving aanwijzen PE-activiteit’, te vinden op www.bureaubtv.nl, zijn daaromtrent nadere regels neergelegd.

Volgens artikel 11 wordt een overzicht van de aangewezen PE-activiteiten, onder vermelding van het daaraan verbonden aantal PE-punten, gepubliceerd op www.bureaubtv.nl.

In de ‘Procedureomschrijving toekennen PE-punten’ is het volgende vermeld. Het uitgangspunt is dat alleen aan daadwerkelijke scholingsuren PE-punten kunnen worden toegekend. Dat aantal uren moet worden vastgesteld. Onder daadwerkelijke scholingsuren worden verder uitsluitend contacturen verstaan. Elke vorm van zelfstudie, wat bijvoorbeeld het geval is bij uitsluitend schriftelijke scholingsactiviteiten zonder contacturen, is dan ook uitgesloten van het toekennen van PE-punten.

2. [appellant] stond van 19 januari 2009 tot en met 18 januari 2014 ingeschreven in het Rbtv als ‘vertaler NL-ENG, ENG-NL’.

Volgens een schriftelijke verklaring van Odijk heeft [appellant] in de periode van 19 september 2013 tot en met 9 januari 2014 deelgenomen aan de activiteit ‘Cursus Algemeen vertalen NL-ENG & ENG-NL', heeft hij in totaal 17 van de 33 lessen afgerond en aldus 80 PE-punten behaald.

Op 14 januari 2014 heeft [appellant] verzocht om toekenning van PE-punten voor de door hem gevolgde cursus en om verlenging van zijn inschrijving in het Rbtv.

Aan de in bezwaar gehandhaafde weigering van het verzoek om toekenning van PE-punten heeft de minister ten grondslag gelegd dat alleen aan daadwerkelijke scholingsuren PE-punten kunnen worden toegekend en dat de door [appellant] verrichte schriftelijke scholingsactiviteiten, zonder contacturen, daarvan zijn uitgesloten.

Aan de in bezwaar gehandhaafde weigering van het verzoek om verlenging van zijn inschrijving in het Rbtv heeft de minister ten grondslag gelegd dat [appellant] niet heeft voldaan aan zijn bijscholingsverplichting.

3. [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister een zwalkend beleid heeft gevoerd ten aanzien van erkenning van schriftelijke cursussen en toekenning van PE-punten. Hij wijst in dit verband op een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 december 2014 en een document genaamd ‘Verslag rechtszaak tegen Bureau tbv: aanleiding - proces - uitspraak’.

3.1. De door [appellant] genoemde stukken kunnen hem niet baten, nu die zien op een geschil over de toekenning van PE-punten voor een websitepublicatie, terwijl het onderhavige geschil de toekenning van PE-punten voor een schriftelijke cursus betreft.

Het betoog faalt derhalve.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de door hem gevolgde cursus niet is aangewezen als scholingsactiviteit waarvoor PE-punten worden toegekend. Hij wijst daartoe op een besluit van de minister van 3 september 2010. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2014 hem niet kan baten. Hij voert aan dat de minister in die procedure aan Odijk, de aanbieder van de cursus, te kennen heeft gegeven dat voor de door hem gegeven schriftelijke cursussen, ondanks de beleidswijziging, nog steeds PE-punten worden toegekend.

4.1. Op 27 juli 2010 heeft Odijk een verzoek tot het toekennen van PE-punten aan de schriftelijke cursus ‘Algemeen Vertalen Nederlands-Engels & Engels-Nederlands’ ingediend. Bij dit verzoek heeft hij een beschrijving van de structuur en inhoud van deze cursus gevoegd.

Bij besluit van 3 september 2010 heeft de minister de door Odijk aangeboden activiteit ‘Cursus Algemeen Vertalen NL-ENG & ENG-NL’ aangewezen als scholingsactiviteit waarvoor 146 PE-punten worden toegekend (hierna: de schriftelijke cursus).

Bij brief van 14 juli 2011 heeft de minister aan Odijk te kennen gegeven dat schriftelijke scholingsactiviteiten als gevolg van een beleidswijziging zijn uitgesloten van het toekennen van PE-punten. Dit heeft tot gevolg dat aan een tolk en/of vertaler die als cursist dit soort scholingsactiviteiten verricht, niet langer PE-punten worden toegekend.

Naar aanleiding van dit bericht heeft Odijk besloten om de schriftelijke cursus niet langer aan te bieden.

Op 12 maart 2012 heeft Odijk, nadat hij er door een cursist op was gewezen dat de schriftelijke cursus nog steeds op de website van het Bureau Wbtv staat vermeld als scholingsactiviteit waarvoor PE-punten worden toegekend, aan de minister gevraagd of voor deze scholingsactiviteit nu wel of geen PE-punten worden toegekend. Hierop heeft de minister aan Odijk laten weten dat de op de website vermelde scholingsactiviteit de reguliere variant van de door Odijk aangeboden cursus, derhalve met contacturen, betreft. Odijk heeft de minister vervolgens te kennen gegeven dat het aantal op de website vermelde contacturen in dat geval onjuist is. Bij mailbericht van 15 maart 2012 heeft Odijk aan de minister het juiste aantal contacturen voor de reguliere variant van deze cursus gemeld.

Bij besluit van 15 maart 2012 heeft de minister de activiteiten ‘Cursus Algemeen Vertalen NL-ENG’ en ‘Cursus Algemeen Vertalen ENG-NL’ aangewezen als scholingsactiviteiten waarvoor onderscheidenlijk 146 en 107 PE-punten worden toegekend.

4.2. De omstandigheid dat de schriftelijke cursus bij besluit van 3 september 2010 is aangewezen als scholingsactiviteit waarvoor PE-punten worden toegekend, laat onverlet dat Odijk ervan op de hoogte was dat voor deze activiteit als gevolg van een beleidswijziging medio 2011 niet langer PE-punten worden toegekend. Voorts blijkt uit de stukken dat Odijk ervan op de hoogte was dat het aantal PE-punten dat bij besluit van 15 maart 2012 is toegekend op de reguliere variant van de cursus zag en dat de minister hem ervan op de hoogte had gesteld dat de op de website van Bureau Wbtv vermelde cursus de reguliere variant was. Niet in geschil is dat [appellant] voor aanvang van de schriftelijke cursus uitsluitend bij Odijk heeft geïnformeerd of hij daarmee PE-punten kon behalen. Dat Odijk medio 2013, wegens een procedure over het aanwijzen van een andere schriftelijke cursus als scholingsactiviteit waarvoor PE-punten worden toegekend, in de veronderstelling verkeerde dat voor de schriftelijke cursus wel weer PE-punten konden worden toegekend, en dat [appellant] van de juistheid van deze veronderstelling is uitgegaan, komt voor zijn eigen rekening en risico. Het had op zijn weg gelegen om daarover bij de minister informatie in te winnen, door bijvoorbeeld de website van Bureau Wbtv te raadplegen. Dat heeft hij ten onrechte nagelaten. De verklaringen die de minister heeft gedaan in een door Odijk aanhangig gemaakte procedure en die tot de door [appellant] genoemde uitspraak van 20 januari 2014 heeft geleid, kunnen dat niet anders maken.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Larsson-van Reijsen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015

344.