Uitspraak 201409340/1/R2


Volledige tekst

201409340/1/R2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Tiel,

en

het college van burgemeester en wethouders van Tiel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2014 heeft het college hogere grenswaarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein Medel voor 23 woningen in de nabijheid van dat bedrijventerrein.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant] heeft zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door ir. J.A. Huizer en mr. M. Bos, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door ing. M.R.A. van Herwijnen, werkzaam bij de gemeente, en ing. J.G.M. Snoeijs, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Tevens zijn het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door A.H. Burgers MSc, ing. O.J. Reyntjes, drs. M. van der Meulen, drs. L.M. de Ruijter, drs. M.C. Spijker-Vries en H.W.M. Ploem MSc, bijgestaan door mr. L. van der Meulen en mr. D.S.P. Roelands-Fransen, beiden advocaat te Den Haag, en het Industrieschap Medel, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, voornoemd, gehoord.

Overwegingen

1. Met het besluit van 1 september 2014 heeft het college hogere grenswaarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein Medel voor verschillende woningen in de nabijheid van dat bedrijventerrein. De woning van [appellant], de woning met het adres [locatie], is één van die woningen. Voor die woning is een hogere grenswaarde van 55 dB(A) vastgesteld.

Het bestreden besluit hangt samen met het besluit van provinciale staten van Gelderland tot vaststelling van het inpassingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Medel (fase 1)" (hierna: het inpassingsplan) en het als parapluherziening aangeduide inpassingsplan "Zonering industrielawaai bedrijventerrein Medel" (hierna: de parapluherziening). De beroepen die tegen laatstgenoemde besluiten zijn ingesteld, worden behandeld in de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201409239/1/R2. [appellant] heeft ook beroep ingesteld tegen de parapluherziening.

2. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgrond dat niet voldoende is onderbouwd waarom geen geluidwal kan worden gerealiseerd ter beperking van de geluidbelasting ingetrokken.

3. [appellant] kan zich niet met voornoemd besluit verenigen en meent dat niet tot het vaststellen van een hogere grenswaarde voor zijn woning had mogen worden overgegaan. Daartoe voert hij aan dat bij het vaststellen van een hogere grenswaarde ten onrechte een algemene reserve van 3 dB(A) is gehanteerd. In dit verband betoogt hij dat een concrete noodzaak tot verruiming van de mogelijkheden voor geluidemissie van het bedrijventerrein Medel zou moeten bestaan alvorens tot een verhoging van de grenswaarden op omliggende woningen kan worden overgegaan. Volgens [appellant] bestaat daaraan echter geen concrete behoefte. Ook betoogt [appellant] dat voor de op het bedrijventerrein gelegen containerterminal CTU een te hoge geluidemissie is gehanteerd en dat daarmee een onjuist beeld is geschetst van de noodzaak voor zijn woning een hogere grenswaarde vast te stellen.

3.1. Het college stelt dat een concrete noodzaak bestaat tot het verhogen van de grenswaarden voor geluidbelasting op enkele woningen in de omgeving van het bedrijventerrein Medel, waaronder de woning van [appellant]. Hierbij wijst hij erop dat deze verhoging nodig is om een duurzame ontwikkeling van het bedrijventerrein te waarborgen en dat met de algemene reserve wordt beoogd enige flexibiliteit te bieden aan de bedrijven op het bedrijventerrein.

3.2. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) is het college van burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.

3.3. De beroepsgronden die [appellant] heeft aangevoerd tegen het besluit van het college een hogere grenswaarde voor zijn woning vast te stellen, komen overeen met de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd tegen het besluit van provinciale staten bij de parapluherziening de geluidzone rond het bedrijventerrein Medel te wijzigen. Het in deze uitspraak voorliggende besluit van het college is daarvan slechts een uitwerking, in die zin dat het besluit hogere grenswaarden het sluitstuk vormt van de vaststelling van een inpassingsplan en parapluherziening waarmee een efficiënter gebruik van het bedrijventerrein Medel mogelijk wordt gemaakt, waarbij rekening is gehouden met de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden van het bedrijventerrein. Met de parapluherziening is een zodanige geluidcontour vastgesteld rond het bedrijventerrein dat het vaststellen van hogere grenswaarden voor verschillende woningen, waaronder die van [appellant], noodzakelijk was. De beroepsgronden van [appellant] zijn reeds inhoudelijk besproken in de uitspraak op zijn beroep tegen de parapluherziening en hebben in die uitspraak geen aanleiding gegeven tot vernietiging van de parapluherziening. Het college heeft voor de woning van [appellant] dus een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kunnen vaststellen om zo de maximaal toegestane geluidbelasting op de woning van [appellant] in overeenstemming te brengen met de in de parapluherziening opgenomen geluidcontour.

De betogen falen.

4. Het beroep van [appellant] is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. G. Klapwijk, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Klapwijk
voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015

726.