Uitspraak 201506639/2/R6


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201506639/2/R6.
Datum uitspraak: 19 oktober 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

de stichting Stichting Nomadisch Paviljoen, gevestigd te ’s-Gravenhage, en anderen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier en Spuiplein" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De raad heeft desgevraagd de grondexploitatie voor het plan overgelegd en verzocht om geheimhouding van dit stuk. De Afdeling heeft de verzochte beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd geacht en Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen gevraagd om toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Deze toestemming is verleend. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van het stuk.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 september 2015, waar Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen, vertegenwoordigd door ir. G.F. van Otterloo en bijgestaan door mr. R.B. van Heijningen, advocaat te ’s-Gravenhage en ir. P.J.C. Drijver, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.M. Krijgsman, mr. J.H. Potter en mr. R. Sakkee en bijgestaan door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te ’s-Gravenhage, M.R.J. Paasman, drs. T. Hooft, drs. S. Los, mr. F. Eck en ir. E.M.M. Mettes zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in de vastlegging van bestaande planologische mogelijkheden voor het Wijnhavenkwartier en het Spuiplein alsmede in de gebiedsontwikkeling voor het Spuikwartier te Den Haag. Binnen de bestemming "Gemengd -3" wordt de ontwikkeling van een nieuw cultuur- en onderwijscluster, alsmede nieuwe woningen, winkels, hotel, sport, horecavoorzieningen en kantoren en onderwijs mogelijk gemaakt.

3. Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen willen met hun verzoek bereiken dat de sloop van de bestaande bebouwing en de nieuwbouw van de in het plan voorziene ontwikkelingen worden tegenhouden.

3.1. De voorzitter is van oordeel dat hoewel de sloop van de bestaande bebouwing niet door schorsing van het voorliggende bestemmingsplan kan worden voorkomen, deze sloop onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de voorgenomen realisering van de bebouwing op grond van het bestemmingsplan. Nu de inwerkingtreding van het plan in zoverre onomkeerbare gevolgen teweeg brengt, is met het verzoek spoedeisend belang gemoeid. Gelet daarop zal de voorzitter ingaan op de inhoudelijke bezwaren van Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen.

4. Ter zitting hebben Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen hun verzoekschrift toegespitst op hun bezwaren tegen de bouwhoogte en het bouwvolume ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Gemengd-3", de door hen gevreesde parkeerproblematiek en de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

5. Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen kunnen zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Gemengd - 3" en hebben met name moeite met het bouwvolume en de bouwhoogte van de ter plaatse beoogde ontwikkeling. Zij stellen dat uit de Agenda voor de Haagse Verdichting volgt dat pas vanaf de grens van het Wijnhavenkwartier, waaronder altijd het plangebied van het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" is verstaan, 50 m hoog mag worden gebouwd. Bebouwing van dergelijke hoogte aan het Spuiplein, zoals nu in het plan is voorzien, is daarmee in strijd, aldus Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen.

5.1. In de Agenda voor de Haagse Verdichting die ten grondslag ligt aan het plan, is op de kaart op bladzijde 47 het gebied Wijnhavenkwartier (1b) aangegeven. Blijkens de kaart loopt dit gebied tot aan het Spui. Het Spuiplein valt derhalve binnen het op die kaart weergegeven gebied 1b. Blijkens de legenda bij deze kaart is dit gebied aangewezen voor gebiedsontwikkeling waarbij verdichting en hoogbouwclusters bijdragen aan de gewenste ambities. Voor zover in het bestemmingsplan tot aan het Spuiplein bebouwing met een maximale bouwhoogte van 50 m is toegestaan met een inwaartse verhoging tot maximaal 70 m, zoals omschreven in artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder c en d, van de planregels, is dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet in strijd met de Agenda voor de Haagse Verdichting.

6. Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen voeren verder aan dat bij een invulling van de maximale bouwmogelijkheden, niet aan de gemeentelijke bezonningsnormen kan worden voldaan en dat het windklimaat als slecht wordt beoordeeld. Dit leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, aldus de stichting. De stichting wijst hiervoor naar de rapporten "Bezonningsonderzoek bestemmingsplan Spuikwartier Den Haag" van Peutz van 7 november 2014 en "Windklimaatonderzoek met behulp van CFD bestemmingsplan Spuikwartier Den Haag" van Peutz van 26 november 2014. Zij stellen dat weliswaar in de planregels de bevoegdheid is opgenomen om nadere regels te stellen, maar daarmee is niet gewaarborgd dat die ook daadwerkelijk gesteld zullen worden.

6.1. De raad erkent dat bij de invulling van de maximale planologische mogelijkheden niet aan de Haagse bezonningsnormen kan worden voldaan en dat het windklimaat op sommige plekken in het plangebied als slecht zal worden beoordeeld. De maximale planologische mogelijkheden zullen volgens de raad echter niet volledig worden benut. Daarnaast bieden de planregels de mogelijkheid om nadere eisen te stellen aan de bouwmogelijkheden.

Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen hebben terecht gewezen op de gevolgen van het plan op het woon- en leefklimaat binnen en rondom het plangebied. Hoewel in de planregels de bevoegdheid is opgenomen ten aanzien van voornoemde aspecten nadere eisen te stellen, betreft dit geen verplichting. In de planregels is derhalve niet verankerd dat voldaan moet worden aan bovengenoemde normen, terwijl de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat dit wenselijk is om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen.

De schaduwhinder zal zich blijkens het bezonningsonderzoek manifesteren bij appartementen ten noorden van de bestemming "Gemengd-3". De windhinder zal zich blijkens het windhinderonderzoek manifesteren rond de hoeken van de voorziene bebouwing op het Spuiplein.

Ingevolge artikel 8:69a van de Awb mag de administratieve rechter een besluit niet vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen beroepen zich in dit geval op het woon- en leefklimaat binnen het plangebied en ter plaatse van de ten noorden van de bestemming "Gemengd-3" gelegen appartementen. De natuurlijke personen die mede het verzoek hebben ingediend zijn niet woonachtig in het plangebied noch in de ten noorden van de bestemming "Gemengd-3" gelegen appartementen. Daargelaten of zij allen ontvankelijk zijn gelet op de afstand van het plangebied tot hun woning, strekt de norm van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat niet ter bescherming van hun belangen, nu zij zich niet op hun eigen woon- en leefklimaat beroepen, maar op dat van anderen.

De norm strekt evenmin ter bescherming van de belangen van Stichting Nomadisch Paviljoen, daargelaten of deze stichting ontvankelijk is in haar beroep, noch van stichting SOS Den Haag, nu deze stichtingen blijkens hun statuten voor stedenbouwkundige aspecten opkomen, met name architectuur en stadsgezicht, en zich in hun statuten niet tot doel hebben gesteld het beschermen van het woon- en leefklimaat van bewoners in het plangebied en de directe omgeving.

Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat het relativiteitsvereiste in de bodemprocedure in de weg zal staan aan een vernietiging van het bestreden besluit in zoverre ten aanzien van Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen.

7. Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is verzekerd. Nu geen exploitatieplan is opgesteld en de gemeentelijke exploitatie vertrouwelijk is, is volgens hen onduidelijk of het plan past binnen de gemeentelijke begroting.

7.1. In de nota van zienswijzen staat dat het verhaal van kosten van de grondexploitatie Spuikwartier over de in het plan begrepen gronden is verzekerd. De gronden binnen dit deel van het plangebied zijn of komen in eigendom van de gemeente. Het kostenverhaal is verzekerd door middel van verrekening in de uitgifteprijzen van de gemeentegrond. De financiële uitvoerbaarheid is gebaseerd op een vertrouwelijke grondexploitatie, waarbij gebruikt gemaakt is van gedetailleerde kostenramingen van diverse interne en externe bronnen. Alle kosten zijn daarin meegenomen, waaronder verwervingskosten, sloopkosten, bodemsaneringskosten, kosten van bouwrijp maken, kosten van het herinrichten van de openbare ruimte en apparaatslasten. Ook is in de grondexploitatie een uitgebreide risico-analyse opgenomen, zo staat in de nota van zienswijzen.

7.2. De voorzieningenrechter stelt op basis van de grondexploitatie "Herziening grondexploitatie 2014 CE-113 Spuikwartier" van september 2014 vast dat, zoals de raad heeft gesteld in de nota van zienswijze, in de grondexploitatie gebruik is gemaakt van kostenramingen van diverse bronnen, dat de grondexploitatie een risico-analyse bevat en dat de grondexploitatie een voordelig saldo kent. De voorzieningenrechter ziet op basis van de grondexploitatie geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

8. Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen betogen dat het plan leidt tot onaanvaardbare parkeerhinder in de omgeving van het plangebied. Zij stellen daartoe dat ten onrechte niet in beeld is gebracht of het plangebied het aantal benodigde parkeerplaatsen kan verwerken terwijl de parkeerdruk nu reeds zeer hoog is. Volgens hen is niet aangetoond dat kan worden voorzien in de parkeerbehoefte binnen het plangebied, terwijl het plan voorziet in nieuwe ontwikkelingen.

9. In de "Nota parkeernormen Den Haag" van 10 november 2011 is het parkeerbeleid van Den Haag vastgelegd. In deze nota staat dat het uitgangspunt is dat de parkeerplaatsen die benodigd zijn om te voldoen aan de parkeerbehoefte op eigen terrein gerealiseerd worden, maar dat hier onder omstandigheden van kan worden afgeweken.

In paragraaf 5.4.1.7 van de plantoelichting is een berekening gemaakt van de parkeerbehoefte aan de hand van de verschillende in het plangebied toegelaten functies.

Bij de berekening van de parkeerbehoefte is rekening gehouden met een hoge parkeerdruk en met de gemeentelijke parkeernormen. Op het maatgevende moment is voor de parkeerbehoefte een capaciteit van 550 parkeerplaatsen benodigd. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de bestaande capaciteit, bij realisatie van de maximale planologische mogelijkheden mogelijk een tekort aan 270 parkeerplaatsen optreedt. De uiteindelijke invulling van het plangebied wat betreft functies en oppervlaktes en daarmee samenhangende parkeerbehoefte, evenals de te behouden parkeercapaciteit zijn nog niet exact bekend, waardoor het volgens de raad niet op voorhand te voorspellen is of dit parkeertekort zich daadwerkelijk zal voordoen. Daarnaast acht de raad onwaarschijnlijk dat de maximale planologische mogelijkheden volledig zullen worden ingevuld. Indien het parkeertekort van 270 parkeerplaatsen zich voordoet, kan dit worden opgevangen buiten het plangebied in parkeergarages die op loopafstand van het plangebied liggen. Dit sluit aan bij het gemeentelijk beleid dat erop is gericht aanwezige parkeervoorzieningen in de stad zo efficiënt mogelijk te gebruiken, aldus de raad.

De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het voldoen aan de parkeerbehoefte ten onrechte ook buiten het plangebied aanwezige parkeergarages heeft betrokken, nu uit het gemeentelijk parkeerbeleid niet volgt dat in de parkeerbehoefte uitsluitend op eigen terrein dient te worden voorzien. Daartoe neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de raad heeft gemotiveerd waarom het in dit geval aanvaardbaar is dat bij het voorzien in de parkeerbehoefte parkeervoorzieningen buiten het plangebied worden betrokken, en de voorzieningenrechter in hetgeen Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding ziet voor het oordeel dat deze motivering gebrekkig is.

Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen hebben aangevoerd vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeerhinder in de omgeving van het plangebied.

10. Ten aanzien van hetgeen Stichting Nomadisch Paviljoen en anderen voor het overige hebben aangevoerd, verwacht de voorzieningenrechter dat deze beroepsgronden in de hoofdzaak evenmin tot een gegrond beroep zullen leiden.

11. Gelet hierop bestaat, na afweging van alle betrokken belangen, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. van Leeuwen-Gerkema, griffier.

w.g. Parkins-de Vin
voorzieningenrechter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2015

472-731.