Uitspraak 201501825/1/A1


Volledige tekst

201501825/1/A1.
Datum uitspraak: 14 oktober 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Nieuwe-Tonge, gemeente Middelharnis,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2015 in zaak nr. 14/3066 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college Fidflex C.V. omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het pand aan de Kerkring 21a te Nieuwe-Tonge (hierna: het perceel) voor kamergewijze verhuur.

Bij besluit van 26 augustus 2013 heeft het college het besluit van 24 april 2013 ingetrokken en Fidflex C.V. omgevingsvergunning verleend voor kamergewijze verhuur voor maximaal elf personen.

Bij besluit van 26 maart 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 26 augustus 2013 herroepen en ingetrokken.

Bij uitspraak van 21 januari 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Tuijl-Koese en M. van Kooten, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op 25 januari 2013 heeft Fidflex C.V. een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gebruik van het pand op het perceel als pension met kamergerichte verhuur in afwijking van het planologische regime. Bij besluit van 26 maart 2014 heeft het college de omgevingsvergunning voor dit gebruik ingetrokken, nu dit gebruik volgens het college niet in strijd is met het planologische regime.

[appellant] woont in het pand aan de [locatie] te Nieuwe-Tonge.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het gebruik van het pand op het perceel voor kamergewijze verhuur in strijd is met de ter plaatse geldende beheersverordening "Nieuwe-Tonge". Hij voert daartoe aan dat dit gebruik niet onder de begripsomschrijving van een horecabedrijf als bedoeld in het bestemmingsplan "Nieuwe-Tonge" valt, welke onder de beheersverordening geldt. Het gebruik kan niet worden aangemerkt als het bieden van nachtverblijf, nu de buitenlandse arbeidsmigranten gedurende enkele maanden en niet alleen ‘s nachts maar ook overdag in het pand verblijven, aldus [appellant]. Tevens wordt volgens hem geen voedsel en drank aan de arbeidsmigranten verstrekt.

2.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de beheersverordening "Nieuwe-Tonge" gelden voor het gebruik en het bouwen van gronden die binnen het besluitvlak liggen, de bestemmingen en aanduidingen zoals aangegeven op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Nieuwe-Tonge", zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels.

Ingevolge het bepaalde onder b gelden voor het gebruik en het bouwen van de gronden die binnen het besluitvlak liggen, de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Nieuwe-Tonge", zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels.

Ingevolge het bestemmingsplan "Nieuwe-Tonge", zoals dat luidde ten tijde van belang, rust op het perceel de bestemming "Centrumvoorzieningen en Woondoeleinden C + W".

Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden, die op de kaart zijn aangewezen voor "Centrumvoorzieningen en Woondoeleinden C + W", bestemd voor de uitoefening van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf en dienstverlenend bedrijf.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder u, wordt in de voorschriften onder horecabedrijf verstaan: een bedrijf, dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.

2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat kamergewijze verhuur in het pand op het perceel op grond van het bestemmingsplan (lees: de beheersverordening) is toegestaan en dat voor dit gebruik geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is vereist. Onder het verstrekken van nachtverblijf als bedoeld in de begripsomschrijving van een horecabedrijf in het bestemmingsplan wordt mede begrepen het verstrekken van verblijf overdag en ’s avonds, voor zover dit aan het (doel van het) verstrekken van verblijf gedurende de nacht is verbonden, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Dat buitenlandse arbeidsmigranten gedurende enkele maanden in het pand verblijven, maakt niet dat de kamergewijze verhuur in de vorm van een pension niet onder de begripsomschrijving van horecabedrijf valt, nu zij hun hoofdverblijf elders hebben. Ter zitting van de Afdeling heeft het college toegelicht dat de arbeidsmigranten enkele weken tot maximaal enkele maanden in het pand verblijven en niet in de basisregistratie personen als wonend op het perceel zijn ingeschreven. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de begripsomschrijving volgt dat het verstrekken van nachtverblijf zonder het verstrekken van consumpties onder horecabedrijf wordt begrepen.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Hagen w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2015

270-761.