Uitspraak 201405843/1/A1


Volledige tekst

201405843/1/A1.
Datum uitspraak: 9 september 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Barneveld,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Garderen, gemeente Barneveld (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 juni 2014 in zaak nr. 13/5025 in het geding tussen:

[appellant sub 2]

en

het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.

Procesverloop

Bij brief van 31 oktober 2012 heeft [appellant sub 2] het college verzocht om handhavend optreden tegen het naast zijn woning, op een ongenummerd perceel aan de [locatie] te Garderen (hierna: het perceel), gerealiseerde klimbos.

Bij besluit van 13 december 2012 heeft het college dit verzoek afgewezen.

Bij besluit van 16 juli 2013 heeft het college het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 juni 2014 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 juli 2013 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak handhavend op te treden tegen het gebruik van de kabelbaan op het perceel. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2] heeft een verweerschrift ingediend, alsmede incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft daarop een zienswijze gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J. Brink, werkzaam bij de gemeente, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. K.A. Luehof, zijn verschenen. Tevens is daar Klimbos Garderen, vertegenwoordigd door H. Kroon, gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2000", zoals gedeeltelijk herzien bij het bestemmingsplan "Putterweg XI", rust op het perceel de bestemming "Bos met meervoudige doelstelling", met de aanduiding "klimbos".

Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planregels, zijn de op de plankaart als "Bos met meervoudige doelstelling" aangeduide gronden bestemd voor de houtproductie, de bescherming van landschapswaarden, extensief dagrecreatief medegebruik en daar waar dit op de plankaart is aangegeven met de lettercode:

- ‘w’ de bescherming van de waterhuishouding;

- ‘k’ een klimbos;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

Ingevolge artikel 1, eerste lid, bestaat een klimbos uit verschillende aangelegde routes door de kronen van de bomen via een parkoers van touwen en hout.

2. Uit het hoger beroepschrift van het college en het incidenteel hoger beroepschrift van [appellant sub 2] blijkt dat tussen partijen geen volledige duidelijkheid bestaat over de vraag waarop het verzoek om handhaving van [appellant sub 2] precies ziet, en evenmin over de vraag waarop de rechtbank precies heeft gedoeld bij het oordeel dat "binnen deze omschrijving van een klimbos een (in ijzer en staal uitgevoerde) kabelbaan niet past" en dat om die reden handhavend tegen de kabelbaan moet worden opgetreden.

De Afdeling overweegt hierover dat uit het verzoek om handhaving van [appellant sub 2], alsmede uit zijn incidenteel hoger beroepschrift en uit hetgeen ter zitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, moet worden afgeleid dat het verzoek betrekking heeft op de geluidsoverlast die [appellant sub 2] stelt te ondervinden van het gebruik van de materialen ijzer en staal, waarmee constructies in het klimbos zijn uitgevoerd en met gebruikmaking waarvan bezoekers van het klimbos van hoger gelegen delen naar lager gelegen delen van het parcours afdalen. De Afdeling gaat er daarom vanuit dat het verzoek om handhaving ziet op de in het klimbos aanwezige zogenoemde tokkelbanen, waarvan de betekenis volgens het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (hierna: Van Dale) is: "kabelbaan met een schuin aflopende kabel waarlangs men hangend aan een katrol met grote snelheid naar beneden suist". Op de conclusie van de rechtbank op dit punt wordt hierna ingegaan. De Afdeling zal verder de begrippen "tokkelbaan" en "zip-line" door elkaar gebruiken, nu deze begrippen volgens Van Dale en het Van Dale Woordenboek Engels-Nederlands, dezelfde betekenis hebben.

3. Het college betoogt dat de rechtbank de in het bestemmingsplan opgenomen definitie van "klimbos" te strikt heeft uitgelegd. Volgens het college betekent de omstandigheid dat in die definitie uitsluitend de materialen touw en hout worden genoemd, niet dat in het klimbos in het geheel geen andere materialen mogen worden toegepast. De aanwezige kabels en zip-lines, met gebruikmaking waarvan bezoekers van het klimbos van hoger gelegen delen van het parcours naar lager gelegen delen afdalen, moeten in verband met de veiligheid van metaal zijn. Deze maken deel uit van het toegepaste valbeveiligingssysteem, zonder welke het klimbos volgens het college niet kan functioneren. Dat in de definitie alleen touw en hout worden genoemd, heeft volgens het college slechts als reden dat dit de meest voor de hand liggende en de meest toegepaste materialen voor een klimbos zijn.

3.1. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien aan de bestemmingsplanregel in artikel 1, eerste lid, voor zover inhoudend de omschrijving van het begrip klimbos, de ruime uitleg te geven zoals het college die voorstaat. Zij heeft terecht overwogen dat deze planregel omwille van de rechtszekerheid letterlijk dient te worden uitgelegd, nu de rechtszekerheid vereist dat van hetgeen in het bestemmingsplan is bepaald, kan worden uitgegaan. Nu de desbetreffende regel verder duidelijk is, is er, anders dan het college betoogt, geen aanleiding daar een ruimere uitleg aan te geven. Dat, zoals het college stelt, in het bestemmingsplan slechts de materialen touw en hout zijn genoemd omdat dit de meest toegepaste en voor de hand liggende materialen zijn in een klimbos, maakt dit niet anders. Dit geldt ook voor de stelling dat de aanwezige kabels en zip-lines in verband met de veiligheid van metaal moeten zijn. De omstandigheid dat dit vanuit het oogpunt van veiligheid noodzakelijk is, maakt niet dat het aanwenden van deze materialen volgens het bestemmingsplan is toegestaan. Dit is niet anders, als daarop de conclusie moet volgen dat het klimbos in zijn huidige vorm niet kan functioneren.

Het betoog faalt.

4. Het college betoogt verder dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven, omdat deze niet duidelijk is. Er blijkt volgens het college niet uit waartegen en hoe het handhavend moet optreden, nu er volgens het college op het perceel geen kabelbaan aanwezig is.

4.1. Dit betoog slaagt evenmin. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat binnen de omschrijving van "klimbos" in artikel 1, eerste lid, van het bestemmingsplan, een in ijzer en staal uitgevoerde kabelbaan als onderdeel van het parcours niet past, zodat sprake is van gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

Anders dan het college betoogt, heeft de rechtbank daarbij de term kabelbaan niet ten onrechte gebruikt en zijn kabelbanen in het klimbos wel aanwezig, nu gelet op de hiervoor vermelde betekenis van het begrip tokkelbaan volgens Van Dale, een tokkelbaan een kabelbaan is.

Naar het oordeel van de Afdeling is derhalve duidelijk waarop de rechtbank met haar oordeel doelt. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat in het klimbos niet één, maar verschillende tokkelbanen aanwezig zijn. De Afdeling acht eveneens duidelijk dat het oordeel van de rechtbank, gelet op de motivering daarvan, ziet op alle in het klimbos aanwezige tokkelbanen.

Het betoog faalt.

5. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

6. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hem ter zake van het handhavend optreden discretionaire ruimte toekomt, zodat de rechtbank had moeten volstaan met de opdracht om met in achtneming van de uitspraak, een nieuw besluit te nemen. Volgens het college zijn verschillende bijzondere omstandigheden denkbaar die moeten leiden tot de conclusie dat van handhavend optreden in dit concrete geval dient te worden afgezien.

6.1. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die nopen tot het afzien van handhavend optreden in dit geval. De stelling van het college, dat de rechtbank heeft miskend dat handhavend optreden onevenredig is, omdat onuitvoerbaar is dat in dat geval een toezichthouder het gebruik van de tokkelbanen in het klimbos voortdurend moet controleren, wordt niet gevolgd, reeds omdat niet aannemelijk is dat de handhaving niet op andere wijze kan plaatsvinden.

In hetgeen het college heeft aangevoerd wordt derhalve geen grond gevonden voor het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank niet juist is. De rechtbank heeft, nu het college geen concrete bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht, terecht geoordeeld dat gelet op de op het college rustende beginselplicht tot handhaving, tot handhavend optreden dient te worden overgegaan.

Gelet op de uitspraak van de rechtbank dient het college een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant sub 2] te nemen strekkende tot handhavende maatregelen, behoudens indien zich ten tijde van het nemen van dat besluit alsnog bijzondere omstandigheden als in onderdeel 5 bedoeld, voordoen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in het verband van de onderhavige procedures vooralsnog niet gebleken.

Het betoog faalt.

7. Het hoger beroep van het college is ongegrond. Het door [appellant sub 2] ingestelde voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is daarmee vervallen. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant sub 2] te worden veroordeeld. Voor het overige is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Barneveld tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Barneveld een griffierecht van € 493,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Bolleboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015

641.