Uitspraak 200101440/1


Volledige tekst

200101440/1.
Datum uitspraak: 24 april 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 12 januari 2001 in het geding tussen:

appellant

en

het bestuur van de stichting “ Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw”, gevestigd te Roelofarendsveen.

1. Procesverloop

Bij brief van 22 mei 2000 heeft het bestuur van de stichting “Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw” (hierna: het bestuur) een verzoek tot terugbetaling van volgens appellant onverschuldigd betaalde bedragen afgewezen.

Bij brief van 11 juni 2000 heeft appellant daartegen bij het bestuur bezwaar gemaakt.

Bij uitspraak van 12 januari 2001, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) zich onbevoegd verklaard van het door appellant bij brief van 28 juli 2000 ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brieven van 21 februari, 25 juni, 16 juli, 27 augustus en 17 september 2001 heeft appellant nadere memories ingediend.

Bij brieven van 5 juli en 12 september en 27 november 2001 heeft de Raad van Beroep Naktuinbouw (hierna: de Raad van Beroep) memories ingediend.

Na het sluiten van het vooronderzoek heeft appellant nog stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2001, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A.Q.C. Tak, gemachtigde, en het bestuur alsmede de Raad van Beroep, beide vertegenwoordigd door mr. E. Steyger, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 88, onder 2, aanhef en onder e, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (hierna: ZPW) dienen de statuten van de keuringsinstelling - voorzover thans van belang - te bepalen dat (naar de Afdeling leest: voor) de aangeslotenen met betrekking tot andere dan de onder g bedoelde besluiten van een der organen van de keuringsinstelling binnen een maand na de dagtekening van de mededeling van zodanige besluiten beroep openstaat bij een Raad van Beroep.

Ingevolge artikel 90, eerste lid, van de ZPW oordeelt over de in artikel 88, onder 2, aanhef en onder e, bedoelde besluiten van een der organen van de keuringsinstelling bij uitsluiting de in dat artikel bedoelde Raad van Beroep.

2.2. Bij brief van 10 augustus 2000 heeft het bestuur, gelet op artikel 90, eerste lid, van de ZPW, het bezwaarschrift doorgezonden aan de Raad van Beroep ter behandeling als administratief beroepschrift. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in dit geval, indien de brief van 22 mei 2000 is aan te merken als een besluit, daartegen administratief beroep openstond bij de Raad van Beroep.

2.3. In het hoger beroepschrift betoogt appellant dat de rechtbank met toepassing van artikel 6:15, tweede en derde lid, van de Awb het door hem bij beroepschrift van 28 juli 2000 bij de rechtbank ingestelde beroep had moeten aanmerken als een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op administratief beroep door de Raad van Beroep. Appellant miskent met dit betoog dat, indien en voorzover de rechtbank het door hem ingestelde beroep in de door hem bepleite zin had opgevat, dit beroep als prematuur ingesteld niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Immers ten tijde van de instelling van dit beroep was het bij het bestuur ingediende bezwaarschrift nog niet ter behandeling als administratief beroepschrift naar de Raad van Beroep doorgezonden. Derhalve was de termijn voor het nemen van een beslissing op het administratief beroep nog niet aangevangen en kon van enig verzuim aan de zijde van de Raad van Beroep nog geen sprake zijn. Nu tegen beslissingen van de Raad van Beroep, als bedoeld in artikel 90, eerste lid, van de ZPW, beroep openstaat bij de rechtbank, heeft de rechtbank ten onrechte geconcludeerd dat hij onbevoegd is van het beroep kennis te nemen. Het beroep diende, voorzover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op administratief beroep door de Raad van Beroep, niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.4. Het hoger beroep is in zoverre gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal doen wat de rechtbank zou behoren te doen en het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 12 januari 2001, in de zaak AWB 00/529;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;

IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 154,29) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Dijk w.g. Zwemstra

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2002

91.