Uitspraak 201500420/1/R3


Volledige tekst

201500420/1/R3.
Datum uitspraak: 19 augustus 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Moergestel, gemeente Oisterwijk,

en

de raad van de gemeente Oisterwijk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Woongebieden Oisterwijk" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid La Hollande B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant], de raad en La Hollande hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. ir. G. La Rose, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting La Hollande, vertegenwoordigd door ir. J.J.A. Suijkerbuijk en S. Ouwehand, bijgestaan door mr. R. Stiekema, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, gehoord.

Overwegingen

Ontvankelijkheid

1. Bij uitspraak van 28 mei 2014, in zaak nr. 201305953/1/R3, heeft de Afdeling het beroep van La Hollande gegrond verklaard en het besluit van 28 maart 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woongebieden Oisterwijk" vernietigd, voor zover het betrof het plandeel met de bestemming "Wonen - Woningen" en een bouwvlak met de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden = 21" voor het perceel op de hoek van de Nicolaas van Eschstraat en de Oude Haarenseweg en artikel 17, lid 17.6.1, onder a, sub 3, van de planregels. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat de raad het door La Hollande overgelegde rapport niet op juistheid en volledigheid had beoordeeld, waardoor niet was bezien of het autoreparatiebedrijf van [appellant] vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een beletsel vormt voor de zogenoemde tweede fase van het woningbouwproject. Voorts heeft de Afdeling een opdracht gegeven om binnen 26 weken na verzending van die uitspraak in zoverre een nieuw besluit te nemen. Met het bestreden besluit heeft de raad beoogd hieraan gevolg te geven en aan dit besluit heeft de raad het rapport "Quickscan geur en geluid" van het onderzoeksbureau Witteveen en Bos van 21 oktober 2014 (hierna: de Quickscan 2014) ten grondslag gelegd.

2. [appellant] heeft tegen het besluit van de raad van 28 maart 2013 geen beroep ingesteld. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan [appellant] alleen beroep instellen tegen het besluit van 18 december 2014 als hij door dat besluit in een nadeliger positie verkeert of als sprake is van gewijzigde feiten of omstandigheden waardoor [appellant] in redelijkheid niet kan worden verweten dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 28 maart 2013. Nu aan het bestreden besluit de Quickscan 2014 ten grondslag is gelegd waarin de aanvaardbaarheid van woningbouw in de nabijheid van het bedrijf van [appellant] is onderzocht, is de Afdeling van oordeel dat sprake is van voormelde gewijzigde omstandigheden. [appellant] kan, anders dan La Hollande betoogt, niet worden verweten dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 28 maart 2013. Dat ten opzichte van het bij besluit van 28 maart 2013 vastgestelde plan het bij besluit van 18 december 2014 vastgestelde plan slechts beperkt is gewijzigd en de Quickscan 2014 een herziene versie van de Quickscan van 28 november 2012 betreft is hierbij niet van belang.

Het beroep is ontvankelijk.

Inhoudelijk

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

4. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in een plandeel met de bestemming "Wonen - Woningen" met een aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 21" en de aanduiding "Wro-zone wijzigingsgebied-3" voor de gronden op de hoek van de Nicolaas van Eschstraat en de Oude Haarenseweg. Naast deze gronden staat het autoreparatiebedrijf van [appellant] dat de bestemming "Bedrijf" heeft.

5. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte de aanduiding "Wro-zone wijzigingsgebied-3" heeft toegekend. Op grond hiervan kunnen, na wijziging van het plan, op die gronden 28 woningen worden gebouwd naast de 21 als eerste fase van het woningbouwproject gebouwde woningen. Hij betoogt dat de raad de Quickscan 2014 ten onrechte en in strijd met voormelde uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2014 niet bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Daarnaast is de Quickscan 2014 onvolledig en gaat dit rapport uit van onjuiste uitgangspunten. Hij stelt dat de raad geen metingen heeft verricht en geen informatie heeft opgevraagd over de huidige werkzaamheden en gebruikte producten bij zijn autoreparatiebedrijf. Als gevolg hiervan gaat de raad uit van de aanvaardbaarheid van woningbouw ter plaatse, terwijl er een grotere afstand moet worden aangehouden. [appellant] stelt, onder verwijzing naar de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) uit 2009, dat zijn autoreparatiebedrijf in milieucategorieën 3.1 (spuitwerkzaamheden) en 3.2 (plaatwerkzaamheden) valt. Gelet op de bij die milieucategorieën behorende richtafstanden zal geen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en zal zijn bedrijf door de woningen worden belemmerd.

6. De raad stelt zich op het standpunt dat bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid op basis van vervolgonderzoek zal worden vastgesteld waar en onder welke voorwaarden woningen gebouwd kunnen worden. Daarnaast zal [appellant] betrokken worden bij de wijzigingsprocedure. Uit de Quickscan 2014 volgt dat woningbouw naast het bedrijf van [appellant] mogelijk is. Daarbij is uitgegaan van een bedrijfsvoering in overeenstemming met de aan [appellant] verleende milieuvergunning. In het kader van de VNG-brochure wijst de raad erop dat sprake is van een gemengd gebied, zodat de relevante richtafstand kan worden teruggebracht. Een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat en een belemmering van de bedrijfsvoering zullen zich niet voordoen.

7. Ingevolge artikel 3, lid 3.1 aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven uit ten hoogste de categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging".

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" is "Handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)" gecategoriseerd als B1.

Ingevolge artikel 17, lid 17.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Wonen - Woningen" bestemde gronden bestemd voor wonen in een woning.

Ingevolge lid 17.2, onder b, bedraagt het aantal woningen niet meer dan weergegeven in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden".

Ingevolge artikel 31, lid 31.3, kan het college van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone wijzigingsgebied-3" de bestemming wijzigen in die zin dat binnen dit wijzigingsgebied de realisatie van maximaal 28 woningen mogelijk wordt gemaakt. Hierbij gelden, in afwijking van het bepaalde in artikel 17, de volgende uitgangspunten en voorwaarden:

a. ter plaatse is een stedenbouwkundige invulling toelaatbaar die aansluit op de gerealiseerde woningen op de direct aangrenzende gronden aan de westzijde;

b. de woningen worden aan de noordrand van het gebied geprojecteerd; de situering van de voorgevelrooijlijn en de bouwdiepte zijn vergelijkbaar met de maatvoering en afstanden zoals gehanteerd bij de woningbouw op de direct aangrenzende gronden aan de westzijde;

(…);

d. in het wijzigingsplan worden voorwaarden opgenomen ter waarborging van een voldoende woon- en leefklimaat in de betreffende te realiseren woningen ten aanzien van geluidhinder van weg- en railverkeer en milieueffecten van bedrijven in de directe omgeving;

e. de wijziging wordt voorts getoetst aan de volgende voorwaarden en moet hieraan voldoen: (…)

3. milieuaspecten:

(…);

b. vereisten van de Wet geluidhinder;

c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor bedrijven in de omgeving en/of geen onevenredig grote milieuhinder van bedrijven op de locatie;

(…).

8. De gronden van [appellant] met de bestemming "Bedrijf" grenzen direct aan die waarop de bestreden wijzigingsbevoegdheid rust, op grond waarvan naast de bestaande 21 woningen 28 nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan kan de aanvaardbaarheid van de nieuwe woningen binnen het gebied waarop die wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd indien voldaan wordt aan de bij het plan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Derhalve moet reeds bij het vaststellen van een wijzigingsbevoegdheid die woningbouw mogelijk maakt, worden beoordeeld of woningbouw in het gebied, waarop deze bevoegdheid rust, vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, in beginsel aanvaardbaar is. De concrete invulling van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid rust, is thans echter niet aan de orde en kan pas bij het mogelijke wijzigingsplan aan de orde worden gesteld. Dit betekent dat thans bezien moet worden of een invulling mogelijk is, waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het bedrijf van [appellant] niet onevenredig wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering.

9. De Afdeling stelt vast dat het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van het bedrijf van [appellant] bij recht een autoreparatiebedrijf zonder plaatwerkerij en spuiterij mogelijk maakt. Het gebruik voor een plaatwerkerij en spuiterij was op grond van het voorheen geldende plan toegestaan en kan onder het overgangsrecht, neergelegd in artikel 33 van de planregels, worden voortgezet. Dit betekent dat dit bestaande gebruik gedurende de planperiode mag worden voortgezet en dat hiervan bij de beoordeling moet worden uitgegaan.

10. In de Quickscan 2014 staat dat er wat betreft geur en geluid geen sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te bouwen tweede fase van het woningbouwproject. De geuremissie van het bedrijf van [appellant] is vastgesteld op basis van de in 1992 vergunde situatie, waarbij is uitgegaan van een inrichting voor autoschadeherstel met een spuitcabine. Over de geluidbelasting staat in de Quickscan dat het toegestane geluidsniveau waarbij nog sprake is van een goed woon- en leefklimaat onder andere afhankelijk is van de situering van de woningen. Voor de realisatie van de tweede fase is aangesloten bij een norm van 50 dB(A). De oostgevel van de tweede fase wordt doof uitgevoerd, zodat de geluidniveaus ten gevolge van de activiteiten van [appellant] hier niet berekend en getoetst worden, aldus de Quickscan 2014. Voor de geluidemissie is in de Quickscan 2014 uitgegaan van een akoestisch rapport uit 2006 met de aanbeveling dit te actualiseren.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er op basis van de Quickscan 2014 niet van kunnen uitgaan dat ter plaatse van de als "Wro-zone wijzigingsgebied-3" aangewezen gronden een invulling mogelijk is waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij is van belang dat de raad bij deze wijzigingsbevoegdheid ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de maximale planologische mogelijkheden op het perceel van [appellant], te weten een autoreparatiebedrijf met een spuiterij en een plaatwerkerij. In plaats daarvan heeft de raad zich gebaseerd op de in de Quickscan 2014 genoemde geur- en geluidsbelasting op basis van de vergunde situatie. Die komt echter niet overeen met de maximale planologische mogelijkheden op het perceel. Onder deze omstandigheden heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt waarom in dit geval, in afwijking van de in de VNG-brochure genoemde indicatieve richtafstand van 100 m voor een autoplaatwerkerij, aan de noordrand van het gebied op een afstand van ongeveer 10 m van het bedrijf woningen mogelijk gemaakt zouden kunnen worden. Daarbij wijst de Afdeling er nog op dat indien de raad een zogenoemde dove gevel als bedoeld in artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk vindt aan de oostgevel van het voorziene complex, hij dit in het plan had moeten verzekeren. Het betoog slaagt.

11. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de functieaanduiding "Wro-zone wijzigingsgebied-3", is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.

De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plan met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

12. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oisterwijk van 18 december 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woongebieden Oisterwijk" voor zover het betreft de functieaanduiding "Wro-zone wijzigingsgebied-3";

III. draagt de raad van de gemeente Oisterwijk op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen in zoverre een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Oisterwijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.

w.g. Helder w.g. Kegge
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2015

459-829.