Uitspraak 201311782/1/R4


Volledige tekst

201311782/1/R4.
Datum uitspraak: 29 juli 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Omwonenden Schielands Hoge Zeedijk, gevestigd te Gouda,
appellante,

en

de raad van de gemeente Gouda,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Geluidszone Industrieterrein Hollandsche IJssel" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De vereniging en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De vereniging en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2015, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [drie gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat, drs. B. Grisnich, ing. H. van den Heuvel, ing. J.M.B. Boere, M.J.H. Kijzers en R. Bruinsma, allen werkzaam onder verantwoordelijkheid van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Croda Nederland B.V., vertegenwoordigd door R. de Oude, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in de vaststelling van de geluidzone op de gronden die buiten het industrieterrein Hollandsche IJssel vallen. Voor een deel van dit industrieterrein heeft de raad eveneens op 16 oktober 2013 het bestemmingsplan "Schielands Hoge Zeedijk" vastgesteld.

Het plan betreft een partiële herziening van een aantal bestemmingsplannen. Het plan heeft het karakter van een parapluplan waarbij in de onderliggende bestemmingsplannen een aanvullende regeling van toepassing wordt. Het plangebied bestaat uit de gronden binnen de 50 dB(A)-geluidzone rond het industrieterrein Hollandsche IJssel, met uitzondering van de gronden die zijn opgenomen in het eveneens op 16 oktober 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Schielands Hoge Zeedijk".

Binnen de gebiedsaanduiding "geluidzone-industrie" zijn 633 bestaande woningen gelegen waarvoor bij besluit van 18 september 2013 van het college van burgemeester en wethouders van Gouda hogere waarden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 45 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Het besluit tot vaststelling van hogere waarden is onherroepelijk geworden.

2. De vereniging betoogt dat de raad niet toereikend heeft gemotiveerd waarom meer geluidhinder voor omwonenden wordt toegestaan. Hiertoe voert zij aan dat het streven van het gemeentebestuur erop gericht dient te zijn de geluidzone te verkleinen.

Voorts betoogt de vereniging dat de burgerwoningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] ten onrechte op het gezoneerde industrieterrein zijn geplaatst en dat een deel van de zone ten zuiden van het gezoneerde industrieterrein ontbreekt.

Daarnaast betoogt de vereniging dat ten onrechte bedrijfswoningen en bedrijven, die geen grote lawaaimaker zijn, op het industrieterrein zijn geplaatst.

3. De raad stelt dat de verruiming van de geluidzone deels het gevolg is van een technische correctie die niet leidt tot een feitelijke toename van de geluidbelasting voor omwonenden. Daarnaast is enige extra geluidruimte gecreëerd die samenhangt met een optimale benutting van de gronden van het industrieterrein. Dit leidt tot een met wegverkeerslawaai gecumuleerde hogere geluidbelasting van 2 dB(A) of meer voor 21 woningen met een geluidbelasting van 50 dB(A) of meer. De raad acht deze hogere gecumuleerde geluidbelasting aanvaardbaar gelet op het belang bij de optimale benutting van de gronden op het industrieterrein.

4. Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt onder ‘industrieterrein’ verstaan een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Ingevolge artikel 40 wordt, indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Ingevolge artikel 41, eerste lid, kan een krachtens artikel 40 vastgestelde zone uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 44, voor zover hier van belang, is de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone, behoudens artikel 45, 50 dB(A).

Ingevolge artikel 45, eerste lid, voor zover hier van belang, kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, bedoeld in artikel 44, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

5. Anders dan de vereniging betoogt, blijkt uit de verbeelding van het bestemmingsplan "Schielands Hoge Zeedijk" dat de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] zich niet op het gezoneerd industrieterrein bevinden. Daarnaast blijkt uit deze verbeelding dat de geluidzone ook aan een deel van de gronden ten zuiden van het gezoneerde industrieterrein is toegekend. Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag.

6. Gelet op de definitie van industrieterrein in artikel 1 van de Wgh kunnen ook andere functies dan zogenoemde grote lawaaimakers op geluidgezoneerde industrieterreinen worden toegelaten. Daarbij komt de raad beleidsvrijheid toe. De raad heeft toegelicht dat de bedrijfswoningen tot de inrichting van Croda behoren. Voorts heeft de raad toegelicht dat het door hem als gezoneerd industrieterrein aangewezen gebied kan worden aangewend door Croda voor haar bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding daarvan. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de binnengrens van de geluidzone, die gelijk is aan de buitengrens van het industrieterrein, heeft kunnen vaststellen zoals hij heeft gedaan.

7. In paragraaf 4 van de plantoelichting staat dat gronden op geluidgezoneerde industrieterreinen voor bedrijven uit de hogere milieucategorieën relatief schaars zijn, zodat het van belang is dat de wel beschikbare gronden optimaal worden benut. Hierbij wordt gewezen op de toelichting bij artikel 8 van de Verordening Ruimte van Zuid-Holland, waarin staat dat met het bieden van (milieu)ruimte voor bedrijven vanaf milieucategorie 4 een provinciaal belang is gediend. Voor een optimale benutting van de gronden van het bestaande industrieterrein dient daarom te worden voorzien in voldoende geluidruimte. Daartoe is voor een deel van de gronden op het industrieterrein een geluidreservering opgenomen. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat bij 21 woningen - met een relevante geluidbelasting vanwege industrielawaai van meer dan 50 dB(A) - de gecumuleerde geluidbelasting met 2 dB of meer toeneemt. Voor andere woningen met een relevante geluidbelasting vanwege industrielawaai van meer dan 50 dB(A) blijft de toename van de cumulatieve geluidbelasting beperkt tot maximaal 1 dB, waarvan de raad het effect zeer beperkt acht. Gelet hierop geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat - ondanks de verruiming van de geluidzone - geen sprake is van een onaanvaardbare toename van de geluidbelasting ter plaatse van de woningen in de geluidzone. Het betoog faalt.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Hagen w.g. Boer
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2015

745.