Uitspraak 200105106/1


Volledige tekst

200105106/1.
Datum uitspraak: 24 april 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging "Ulftse Ondernemersvereniging De Hanze", gevestigd te Ulft,
appellante,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 21 augustus 2001 in het geding tussen:

appellante

en

de raad van de gemeente Gendringen.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 november 1999 heeft de raad van de gemeente Gendringen (hierna: de raad) besloten tot het treffen van diverse verkeersmaatregelen in het centrum van Ulft, alsmede voor de Kortestraat en het Heggenseveld te Ulft.

Bij besluit van 27 april 2000 heeft de raad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 7 april 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 21 augustus 2001, verzonden op 4 september 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 15 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 16 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 november 2001. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 9 januari 2002 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door F.L. Kroesen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat appellante geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat uit de statutaire doelstelling van appellante niet kan worden afgeleid dat zij in het bijzonder ook het belang van een goede bereikbaarheid van de in Ulft gelegen winkelcentra en de daar gevestigde winkelbedrijven behartigt. Evenmin kan, aldus de rechtbank, uit de statutaire doelstelling van appellante worden afgeleid dat appellante alle materiële belangen van haar leden behartigt en in het bijzonder ook hun belang bij bescherming tegen overheidsmaatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor hun omzet c.q. de omvang van hun klantenkring.
2.4. Appellante voert hiertegen aan dat zij een volwaardig lid is van de Koninklijke Vereniging M.K.B. Nederland, zodat belangenbehartiging van haar leden tot haar taken behoort, dat in een speciaal in verband met het verkeersbesluit bijeengeroepen ledenvergadering unaniem door de leden is besloten dat appellante namens de leden bezwaar zou maken, en dat zij al vele jaren de enige Ulftse gesprekspartner is in de middenstandscommissie van de gemeente Gendringen om de belangen van de Ulftse ondernemers te behartigen. Voorts heeft appellante aangevoerd dat ongeveer 90 procent van haar leden direct door het besluit wordt geraakt omdat deze leden in het centrum van Ulft zijn gevestigd, maar dat de gevolgen van het verkeersbesluit ook een deel van de overige 10 procent van de leden raken, omdat dit besluit tot gevolg heeft dat zij een andere route moeten kiezen.
2.5. Appellante is een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging, die zich krachtens artikel 2, eerste lid, van haar statuten ten doel stelt "het stimuleren, ondersteunen en organiseren van activiteiten van de plaatselijke ondernemers in Ulft en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords". Blijkens het tweede lid van dit artikel tracht appellante dit doel te bereiken door het organiseren van onder meer beurzen, braderieën en hoorzittingen.
2.6. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 28 februari 2000 (AB 2000, 188), moet het bij de belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan de statutaire doelstelling ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij dat belang los kan worden gezien van dat van de individuele leden, en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van boven-individuele belangen. De Afdeling sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat uit de statutaire doelstelling van appellante niet kan worden afgeleid dat zij in het bijzonder ook het belang van een goede bereikbaarheid van de in Ulft gelegen winkelcentra en de daar gevestigde winkelbedrijven behartigt dan wel het belang bij bescherming tegen overheidsmaatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de omzet c.q. de omvang van de klantenkring van haar leden. De hierboven in overweging 2.4. vermelde door appellante genoemde feiten en omstandigheden maken dit niet anders. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat appellante geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft.
Aan het subsidiaire oordeel van de rechtbank dat niet nagenoeg alle leden van appellante in het centrum van Ulft zijn gevestigd en het besluit daarom niet voor nagenoeg alle leden nadelige gevolgen heeft – wat van dit oordeel verder ook zij – komt de Afdeling gelet op het bovenstaande niet toe.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.

w.g. Offers w.g. Broodman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2002

204-402.