Uitspraak 201505009/2/A1


Volledige tekst

201505009/2/A1.
Datum uitspraak: 9 juli 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Austerlitz, gemeente Zeist,

tegen de uitspraak van voorzieningenrechter van de
rechtbank Midden-Nederland (hierna: rechtbank) van 20 mei 2015 in zaak nrs. 15/1419 en 15/1429 in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Zeist.

Openbare zitting gehouden op 9 juli 2015 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman voorzieningenrechter

griffier: mr. G.J. Deen

Verschenen:
[verzoeker] en [verzoeker A], in persoon;
Het college, vertegenwoordigd door F.W.J. Verheul en ing. D.T Melman, beiden werkzaam bij de gemeente;.
[belanghebbende], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen.

Bij besluit van 3 maart 2015 heeft het college de bij besluit van 8 juli 2014, zoals gewijzigd bij besluit van 24 september 2014, aan [belanghebbende] verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een woning en een bijbehorend bouwwerk op het perceel [locatie] te Austerlitz in stand gelaten.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 20 mei 2015 van de rechtbank, waarbij het door van [verzoeker] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond is verklaard. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

Het verzoek strekt ertoe dat in afwachting van het oordeel van de Afdeling in hoger beroep zodanige voorziening wordt getroffen, dat de bouwwerkzaamheden worden gestaakt.

De realisering van het bouwplan is vergevorderd. [belanghebbende] heeft belang bij het voltooien van de bouw. Niet is gebleken dat [verzoeker] en anderen een zodanig belang bij stillegging van de werkzaamheden op dit moment hebben, dat dit het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

w.g. Borman w.g. Deen
voorzieningenrechter griffier

604.