Uitspraak 202207245/1/R2 en 202207245/2/R2


Volledige tekst

202207245/1/R2 en 202207245/2/R2.
Datum uitspraak: 1 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

Handelsonderneming Ospel B.V., gevestigd te Retie (België) en zaak doende te Eersel,

verzoekster,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost­-Brabant van 16 november 2022 in zaak nr. 22/1923 en 21/1924 in het geding tussen:

Handelsonderneming Ospel B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Eersel.

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2021 heeft het college aan Handelsonderneming Ospel B.V. een last onder dwangsom opgelegd om de activiteiten met betrekking tot de hondenfokkerij en het hondenpension op haar perceel aan de Grote Aardweg 9b te Eersel binnen 6 weken te beëindigen en beëindigd te houden.

Bij besluit van 8 december 2021 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na het besluit op bezwaar.

Bij besluit van 26 juli 2022 heeft het college het door Handelsonderneming Ospel B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Het college heeft vervolgens de begunstigingstermijn opgeschort tot twee weken nadat de voorzieningenrechter heeft beslist op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

Bij uitspraak van 16 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank (hierna: de rechtbank) het door Handelsonderneming Ospel B.V. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover dat betrekking heeft op het hondenpension, het bestreden besluit vernietigd voor zover de last onder dwangsom betrekking heeft op een hondenpension, het primaire besluit van 1 december 2021 voor zover de last onder dwangsom betrekking heeft op een hondenpension herroepen en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. Verder is bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de begunstigingstermijn van het besluit van het college van 1 december 2021 wordt verlengd tot zes weken na verzending van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Handelsonderneming Ospel B.V. hoger beroep ingesteld. Tevens heeft Handelsonderneming Ospel B.V. de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 23 december 2022 heeft de voorzieningenrechter (van de Afdeling) bepaald dat bij wijze van voorlopige voorziening de begunstigingstermijn van het besluit van het college van 1 december 2021 wordt verlengd tot 2 februari 2023.

Handelsonderneming Ospel B.V. heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 januari 2023, waar Handelsonderneming Ospel B.V., vertegenwoordigd door mr. M.P.M. Stultiens en mr. L. Pronk, beiden advocaat te Helmond, bijgestaan door [bedrijfsleider], en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Bakermans, zijn verschenen.

Overwegingen

Onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak

1.       Op de zitting is de mogelijkheid om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak met partijen besproken. Het college heeft daarbij de voorzieningenrechter verzocht om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Handelsonderneming Ospel B.V. heeft gevraagd om niet onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak omdat zij meent dat de zaak zich daar gelet op de beroepsgronden die voorliggen niet voor leent.

2.       De voorzieningenrechter stelt voorop dat geen toestemming van partijen is vereist om onmiddellijk uitspraak te doen op het hoger beroep. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan nader onderzoek in dit geval redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Ook overigens bestaat er geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

De last onder dwangsom en wat daaraan voorafging

3.       Na de afwijzing door het college van het principeverzoek van Handelsonderneming Ospel B.V. tot wijziging van de bestemming van het perceel aan de Grote Aardweg 9 tot en met 9d te Eersel ten behoeve van een hondenfokkerij en hondenpension hebben toezichthouders van het college op 21 juli 2021 op genoemd perceel een controle uitgevoerd, waarvan op 3 augustus 2021 een bezoekverslag is gemaakt. Bij die controle zijn publieke ruimtes voor de verkoop van pups aangetroffen, twee rijen van elk vijftien kooien voor werk- en trainingshonden en puppy's, een fok- en dekstal voor 140 honden met een buitenren, een kennel voor ongeveer 60 honden met een buitenren, een toekomstig gedeelte voor het geven van puppycursussen en trainingen en een toekomstig gedeelte waar een speelweide voor honden zou worden gerealiseerd. Op 14 oktober 2021 hebben toezichthouders nogmaals een controle gehouden op het perceel. In het proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2021 is gesteld dat Handelsonderneming Ospel B.V. heeft verklaard dat de bedrijfsactiviteiten nog steeds gaande zijn.

3.1.    Bij besluit van 1 december 2021 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd. Volgens het college overtreedt Handelsonderneming Ospel B.V. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, omdat het gebruik van de gronden en gebouwen voor de activiteiten ten behoeve van de hondenfokkerij en het hondenpension zich niet verdragen met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2017". Het college heeft Handelsonderneming Ospel B.V. daarom gelast om de activiteiten met betrekking tot de hondenfokkerij en het hondenpension op haar perceel aan de Grote Aardweg 9b te Eersel binnen 6 weken te beëindigen en beëindigd te houden. Doet zij dat niet dan verbeurt zij een dwangsom van € 2.500,- per week met een maximum van € 25.000.

3.2.    In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van Handelsonderneming Ospel B.V. gegrond verklaard voor zover de last onder dwangsom ziet op het hondenpension en ongegrond verklaard voor zover de last onder dwangsom ziet op de hondenfokkerij. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het oordeel van de rechtbank over de hondenfokkerij.

Bevoegdheid om handhavend op te treden

4.       Handelsonderneming Ospel B.V. betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden tegen de activiteiten met betrekking tot de hondenfokkerij op haar perceel. Zij betoogt dat het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een hondenfokkerij niet in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied 2017" en derhalve artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet wordt overtreden. Artikel 7.1.2 van het bestemmingsplan houdt volgens haar een uitbreiding in van de doeleinden die artikel 7.1.1 aan het perceel toekent en niet een beperking, waar de rechtbank ten onrechte van is uitgegaan. Omdat een hondenfokkerij past binnen de doeleinden ‘agrarisch verwant bedrijf’ en ‘agrarisch technisch hulpbedrijf’, is er geen sprake van strijd met het bestemmingsplan. De uitleg van de rechtbank heeft tot gevolg dat op de gronden niet alleen de volgens artikel 7.1.1 toegestane doeleinden ‘agrarisch verwante bedrijven’ en ‘agrarisch technische hulpbedrijven’ hier niet zijn toegestaan, maar tevens dat ‘water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bijvoorbeeld bedrijfswoningen hier niet zijn toegestaan, hetgeen niet de bedoeling kan zijn geweest van de planwetgever ook omdat aan de gronden wel de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is toegekend.

Daarnaast betoogt Handelsonderneming Ospel B.V. dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat aan de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-veehouderij' geen betekenis toekomt omdat de planregels geen bepaling bevatten over deze aanduiding. Zij stelt dat de aanduiding ook voorkomt bij de bestemmingen "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden" binnen hetzelfde bestemmingsplan. Op basis van deze aanduiding mag volgens artikel 3.1.2, aanhef en onder b, aanhef en onder 2, respectievelijk artikel 4.1.2, aanhef en onder c, aanhef en onder 2, van de planregels binnen de aanduiding 'bouwvlak' een (vollegronds)teeltbedrijf of een overig agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 ha bouwperceel worden uitgeoefend. Voorts mag - al dan niet in combinatie met een (vollegronds)teeltbedrijf of een overig agrarisch bedrijf - het type agrarisch bedrijf overeenkomstig de aanduiding - een veehouderij worden uitgeoefend op basis van deze functieaanduiding. Handelsonderneming Ospel B.V. stelt dat de rechtbank dan ook ten onrechte heeft overwogen dat de planregels geen bepaling bevatten over de betekenis van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-veehouderij'. Een hondenfokkerij is zo toegestaan op grond van de planregels, als een overig agrarisch bedrijf, omdat wordt voldaan aan de definitie hiervan in artikel 1.107 van de planregels. Ook is voldaan aan de begripsomschrijving van ‘agrarisch bedrijf’ in artikel 1.8 van de planregels .

Handelsonderneming Ospel B.V. wijst in dit verband ook nog op een uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4625, r.o. 2.14.3, waaruit zou blijken dat de hondenfokkerij gelet op de bestemming mogelijk is.

4.1.    Op de gronden waar de last betrekking op heeft rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 2017" de bestemming "Bedrijf-Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf" met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-veehandelsbedrijf’ en deels de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-veehouderij' en ook deels de aanduiding 'bedrijfswoning'.

4.2.    Artikel 7.1.1 van de planregels luidt:

"De voor "Bedrijf-Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. agrarisch verwante bedrijven;

b. agrarisch technische hulpbedrijven;

c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d. behoud en herstel van cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

e. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning',

één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

Artikel 7.1.2 luidt:

"In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

Artikel 1 Begrippen

1.8 luidt

"Agrarisch bedrijf:

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op:

a. het voortbrengen van producten door het telen van gewassen;

b. het houden van dieren,

nader te onderscheiden in:

1. een (vollegronds)teeltbedrijf;

2. een veehouderij;

3. een glastuinbouwbedrijf;

4. een overig agrarisch bedrijf."

1.10 luidt:

"Agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking."

1.11 luidt:

"Agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking."

1.107 luidt:

"Overig agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt."

4.3.    De rechtbank heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat voor zover aan de gronden de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-veehandelsbedrijf’ is toegekend uit de artikelen 7.1.1 en 7.1.2 van de planregels volgt dat ter plaatse van de Grote Aardweg 9b alleen een veehandelsbedrijf, varkenswegerij en slachtplaats, alsmede uitbenen en versnijden is toegestaan en geen andere bedrijfsactiviteiten, zoals een hondenfokkerij. Er staat immers in artikel 7.1.1. "overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming" en in artikel 7.1.2 staat "in het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1". Verder staat boven de tweede en derde kolom in artikel 7.1.2 dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-veehandelsbedrijf’ die aan de in dit artikel genoemde adressen is toegekend "uitsluitend" de volgende agrarisch verwante en technische hulpbedrijven en/of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, namelijk ter plaatse van de Grote Aardweg 9b alleen een veehandelsbedrijf, varkenswegerij en slachtplaats, alsmede uitbenen en versnijden. Daaruit leidt de voorzieningenrechter met de rechtbank af dat andere agrarisch verwante bedrijven en agrarisch technische hulpbedrijven op gronden met deze aanduiding niet zijn toegestaan. Het college heeft in dit verband ter zitting nog naar voren gebracht dat het bestemmingsplan "Buitengebied 2017" een conserverend plan is waarin het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk bestaande bedrijf positief is bestemd. Destijds was hier, aldus het college, een bedrijf gevestigd zoals opgenomen in artikel 7.1.2. van de planregels. Dat, zoals Handelsonderneming Ospel B.V. heeft aangevoerd deze uitleg tot gevolg heeft dat ‘water en waterhuishoudkundige voorzieningen’ en bijvoorbeeld ‘bedrijfswoningen’ hier niet zijn toegestaan en dat er op zou wijzen dat deze uitleg daarom niet kan zijn bedoeld, volgt de voorzieningenrechter niet. De nadere detaillering in artikel 7.1.2 van de planregels heeft namelijk betrekking op gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-veehandelsbedrijf’ en wat daar aan bedrijfsactiviteiten mogelijk is en niet op gronden met bijvoorbeeld de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

Met betrekking tot de aanduiding `specifieke vorm van agrarisch-veehouderij' die aan een deel van het perceel waar ook de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-veehandelsbedrijf’ op rust, is toegekend, overweegt de voorzieningenrechter dat in de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4625, waar de rechtbank ook op heeft gewezen, is overwogen dat de juridische betekenis van de functieaanduiding en de verklaring op de verbeelding afhankelijk is van hetgeen over die functieaanduiding en verklaring in de planregels is bepaald. Om daaraan een juridische betekenis te geven, moeten deze in de planregels worden verklaard. Met de rechtbank stelt de voorzieningenrechter vast dat de bestemming "Bedrijf-Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf" geen regels bevat met betrekking tot de aanduiding `specifieke vorm van agrarisch-veehouderij'. Ook wordt deze aanduiding niet verklaard in de algemene regels. De voorzieningenrechter volgt niet het betoog van Handelsonderneming Ospel B.V. dat voor de betekenis van de aanduiding `specifieke vorm van agrarisch-veehouderij' kan worden teruggevallen op hetgeen daarover bij andere bestemmingen te weten "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden" is vermeld, daargelaten of hetgeen daarover is aangevoerd juist is. Met de rechtbank is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat de aanduiding `specifieke vorm van agrarisch-veehouderij' op het perceel zonder (juridische) betekenis blijft.

4.4.    Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het college bevoegd was tot handhavend optreden tegen de aanwezigheid van een hondenfokkerij op het perceel aan de Grote Aardweg 9b. De betogen slagen niet.

5.       Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

Gelijkheidsbeginsel

6.       Volgens Handelsonderneming Ospel B.V. heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Zij voert aan dat het opleggen van een last onder dwangsom in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat in de directe omgeving van het perceel enkele andere percelen liggen, die dezelfde bestemming hebben en waar (honden)pensions zijn gevestigd die ook wordt gebruikt voor het fokken van honden en waartegen niet handhavend wordt opgetreden. Handelsonderneming Ospel B.V. wijst in dit verband op Hondencentrum Fikkie en Hondenpension Driehuis. De vaststelling van de rechtbank dat deze gevallen uitsluitend (honden)pensions zouden betreffen, is dan ook onjuist.

Voorts betoogt Handelsonderneming Ospel B.V. dat er nog diverse andere locaties in de directe omgeving zijn, die gesitueerd zijn binnen hetzelfde bestemmingsplan "Buitengebied 2017" en waar een hondenfokkerij is gevestigd zonder een daartoe strekkende aanduiding. Zij noemt in dit verband drie gevallen, namelijk Happy dogs & horses aan de Hapertseweg 7 te Duizelmatig, FayZah’s farm aan de Kerkheide 2 te Wintelre en De Wolfshoek aan de Veldhovenseweg 8a te Knegsel. Weliswaar rust op de gronden op deze locaties de bestemming "Wonen", maar op grond van het bepaalde in artikel 24.1.1, gelezen in samenhang met artikel 24.1.2, aanhef en onder a, en artikel 24.5.1, aanhef en onder b, van de planregels is een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zoals het fokken en verkopen van honden, expliciet in strijd met de bestemming "Wonen". Hiertegen wordt door het college evenwel niet handhavend opgetreden.

6.1.    Het is aan Handelsonderneming Ospel B.V. om haar beroep op het gelijkheidsbeginsel te onderbouwen met concrete gevallen die volgens haar op relevante punten vergelijkbaar zijn met haar situatie. Met de rechtbank is de voorzieningenrechter van oordeel dat Handelsonderneming Ospel B.V. niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van gelijke gevallen, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Voor een groot aantal genoemde bedrijven geldt dat deze liggen op gronden met de bestemming "Wonen" en reeds daarom geen sprake is van gelijke gevallen. Voor zover Handelsonderneming Ospel B.V. betoogt dat op een aantal locaties, die zijn gevestigd op gronden met een identieke bestemming, ook honden worden gefokt zoals in het geval van Hondencentrum Fikkie en Hondenpension Driehuis, overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet is gestaafd aan de hand van de stukken. Het college heeft in dit verband ter zitting bovendien naar voren gebracht dat hij niet van de genoemde gevallen op de hoogte was maar dat de gevallen inmiddels op een handhavingslijst zijn geplaatst en dat controles en onderzoek zullen plaatsvinden naar het gebruik van de gronden. Indien dat uitwijst dat het fokken van honden in strijd met de bestemming plaatsvindt zal het college met in achtneming van de beginselplicht tot handhaving tot besluitvorming komen. Het betoog slaagt niet.

Lengte begunstigingstermijn

7.       Handelsonderneming Ospel B.V. betoogt dat de begunstigingstermijn die door de rechtbank is verlengd tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank niet lang genoeg is om aan de last te voldoen. Zij stelt dat het niet haalbaar is het grote aantal honden op deze termijn te herplaatsen of anderszins te voorzien van opvang elders. Zij heeft asiels en andere opvanglocaties benaderd, maar steeds werd aangegeven dat deze vol zijn. Zoals Handelsonderneming Ospel B.V. heeft ervaren, is de Nederlandse markt overspoeld met honden afkomstig uit de Oekraïne en is de afzetmarkt sterk afgenomen door verminderde vraag in verband met het einde van de coronamaatregelen sinds het afgelopen voorjaar. Daardoor is Handelsonderneming Ospel B.V. met een (voor de omvang van haar bedrijf) ongewoon groot aantal honden blijven zitten. Hiermee is ten onrechte onvoldoende rekening gehouden.

7.1.    Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 11 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1791), geldt bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn als uitgangspunt dat deze termijn niet wezenlijk langer mag zijn dan nodig is om de overtreding te kunnen beëindigen. Een begunstigingstermijn mag ook niet korter zijn dan nodig is om de overtreding te kunnen beëindigen.

7.2.    Het college heeft naar voren gebracht dat indien de honden worden geschonken aan derden partijen of gewilde en gezonde honden tegen gereduceerd tarief worden verkocht alle honden op korte termijn voor herplaatsing in aanmerking komen.

7.3.    De rechtbank heeft de begunstigingstermijn van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eersel van 1 december 2021 verlengd tot zes weken na de uitspraak. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de door haar gestelde termijn van zes weken, die inmiddels door de uitspraak van de voorzieningenrechter van

23 december 2022 is verlengd tot 2 februari 2023, tekort is om uitvoering te geven aan de last. De omstandigheden zoals door Handelsonderneming Ospel B.V. weergegeven noopten niet tot een langere begunstigingstermijn. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat niet is gebleken dat het herplaatsen van de honden dan wel het anderszins voorzien in opvang onmogelijk is. Er is een aantal dieren geschonken aan stichtingen en kennels en ook wel aan particulieren overgedragen. Voor zover de wens bestaat om honden tegen een regulier tarief te verkopen en dat meer tijd in beslag neemt, overweegt de voorzieningenrechter dat financiële gevolgen over het algemeen voor rekening en risico van degene komen die de gronden in strijd met het bestemmingsplan heeft gebruikt. Het betoog slaagt niet.

Slotoverwegingen

8.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.

9.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

10.     Omdat de voorzieningenrechter bij uitspraak van 23 december 2022 de begunstigingstermijn heeft verlengd tot 2 februari 2023 en gelet op de datum van deze uitspraak, zal door deze uitspraak onmiddellijk een aan de last verbonden dwangsom van € 2.500,- per week met na tien weken een maximum van € 25.000 verbeuren. Ter voorkoming van dit gevolg zal de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Hierbij neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking. Ter zitting is gebleken dat op dat moment nog steeds een aanzienlijk aantal honden aanwezig was. Handelsonderneming Ospel B.V. heeft desgevraagd ter zitting verklaard in staat te zijn om binnen zes weken, gerekend vanaf 2 februari 2023, de honden naar elders af te voeren. Het college heeft ter zitting laten weten te kunnen leven met een eventuele verlenging van de begunstigingstermijn met zes weken door de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter weegt verder het belang van het welzijn van de betrokken dieren mee bij de beslissing tot verlenging van de begunstigingstermijn met zes weken.

11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.     bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen;

II.    wijst het verzoek af;

III.   bepaalt dat de begunstigingstermijn van de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eersel van 1 december 2021 opgelegde last onder dwangsom wordt verlengd tot zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Ouwehand
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023

224