Stikstof nader uitgelegd


In de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak over stikstof komen verschillende begrippen voor die niet voor elke lezer duidelijk zijn. Die begrippen worden hieronder kort toegelicht.

Stikstof:
dit is een gas met de scheikundige aanduiding N2. Bij de stikstofproblematiek gaat het niet om dat gas als zodanig, maar gaat het voornamelijk om twee verbindingen waarin het element stikstof (N) voorkomt. In de eerste plaats gaat het daarbij om stikstofoxiden (NOx). Deze komen vooral in de lucht terecht door de uitlaatgassen van het verkeer en door de uitstoot van industrie. Daarnaast gaat het om ammoniak (NH3). De uitstoot van ammoniak komt met name van dieren in de veeteelt. Een deel van de ammoniakuitstoot komt uit andere bronnen zoals industrie, de bouw en het verkeer.

Emissie en depositie:
bij emissie gaat het om de uitstoot van stoffen, waardoor deze in de lucht terecht komen. Bij depositie gaat het om de neerslag van stoffen vanuit de lucht, waardoor deze stoffen op of in de grond terecht komen. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen natte depositie en droge depositie. Bij natte depositie komen de stoffen door neerslag op de bodem terecht. Bij droge depositie worden de stoffen vanuit de lucht door planten of door de bodem opgenomen.

Mol N/ha/jaar:
de stikstof die op of in de grond terecht komt, wordt uitgedrukt in 'mol stikstof per hectare per jaar'.

Stikstofgevoelige natuurwaarden:
dit zijn habitattypen en habitats van soorten in Natura 2000-gebieden die aangetast kunnen worden door een overmaat aan depositie van stikstof. Door de aantasting kunnen deze habitattypen of habitats van soorten uiteindelijk verdwijnen. In 129 Nederlandse Natura 2000-gebieden komen stikstofgevoelige natuurwaarden voor.

Habitattypen en habitats van soorten:
een natuurlijke habitat is een land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische (niet levende) en biotische (levende) kenmerken. De specifieke kenmerken kunnen een habitat geschikt maken als leefgebied voor (een deel van de levenscyclus van) bepaalde dier- en plantensoorten.

Instandhoudingsdoelstellingen:
dit zijn doelstellingen die zijn geformuleerd voor de habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.

Gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat:
hiervan is sprake als aan een aantal voorwaarden is voldaan. In elk geval moet het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen.

Kritische depositiewaarde:
dit is de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van een habitat significant wordt aangetast door de invloed van stikstofdepositie. Een beperkte mate van stikstofdepositie zal niet direct leiden tot een aantasting van stikstofgevoelige natuurwaarden. Maar als de kritische depositiewaarde wordt overschreden, dan kan niet langer op voorhand worden uitgesloten dat de kwaliteit van habitattypen zal worden aangetast door de invloed van stikstofdepositie. In Kamerstukken II 2020/21, 35 600, nr. 3 is onder 2.2 vermeld dat in 2018 op ongeveer 78 procent van de hectaren met voor stikstof gevoelige natuur binnen Natura 2000‑gebieden sprake was van overschrijding van de kritische depositiewaarde.

Achtergronddepositie:
dit is de depositie die feitelijk is veroorzaakt door de gezamenlijke bijdragen van alle emissiebronnen. Bij de vaststelling van een plan of bij de aanvraag van een vergunning voor een project wordt deze achtergronddepositie als uitgangspunt genomen. De stikstofdepositie die wordt veroorzaakt door het plan of het project komt hier bovenop.

Stikstofdeken:
de hoge achtergronddepositie in Nederland wordt ook wel aangeduid als de zogenoemde stikstofdeken. Met deze term wordt het totaal aan deposities bedoeld dat op of in de grond terecht is gekomen.

AERIUS-Calculator:
dit is een softwaresysteem waarmee de stikstofemissie van een project wordt berekend en de stikstofdepositie die daardoor wordt veroorzaakt op Natura 2000-gebieden.

De Europese Habitatrichtlijn

In artikel 6, eerste tot en met vierde lid, van de Europese Habitatrichtlijn zijn verschillende soorten maatregelen te onderscheiden. Het Europese Hof van Justitie is in verschillende arresten ingegaan op de rol die deze maatregelen kunnen hebben bij de beoordeling van plannen en projecten. De verschillende maatregelen worden hieronder kort toegelicht.

Instandhoudingsmaatregelen (artikel 6 lid 1):
dit zijn maatregelen die zijn gericht op het verwezenlijken van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000‑gebied.

Passende maatregelen (artikel 6 lid 2):
dit zijn maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van verslechteringen en verstoringen die een significant effect kunnen hebben op de soorten en typen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Het Hof noemt deze maatregelen preventieve maatregelen.

Mitigerende maatregelen (artikel 6 lid 3):
dit zijn maatregelen waarmee wordt beoogd de eventuele schadelijke gevolgen die rechtstreeks uit een plan of project voortvloeien te voorkomen of te verminderen, om ervoor te zorgen dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Het Hof noemt deze maatregelen beschermingsmaatregelen.

Compenserende maatregelen (artikel 6 lid 4):
dit zijn maatregelen die zijn gericht op het compenseren van de schadelijke gevolgen van een plan of project. Deze maatregelen moeten worden getroffen als op grond van artikel 6, vierde lid, toestemming wordt verleend voor een plan of project. Deze maatregelen spelen in deze uitspraak geen rol.