Gedragsregels voor staatsraden


Deze gedragsregels gelden voor de vice-president, leden, staatsraden en staatsraden in buitengewone dienst van de Raad van State.

Regel 1. Algemene bepaling

De vice-president, leden, staatsraden en staatsraden in buitengewone dienst (hierna tezamen: staatsraden) handelen bij de naleving van de door hen afgelegde eed of belofte in overeenstemming met beginselen van eerlijkheid, nauwgezetheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. De invulling daarvan en de verantwoording daarover vinden plaats in overeenstemming met deze gedragsregels. De Raad van State voert een integriteitsbeleid en maakt jaarlijks een verantwoording met betrekking tot de uitvoering daarvan openbaar in zijn jaarverslag.

Regel 2. (On)gewenste omgangsvormen

De staatsraden gaan op een respectvolle en fatsoenlijke manier om met anderen en collegiaal met elkaar. Ongewenste omgangsvormen, zoals pesten, (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, zijn uitingen die niet acceptabel zijn.

Regel 3. Nevenfuncties en -activiteiten

Nevenfuncties en -activiteiten, al dan niet betaald, mogen geen afbreuk doen aan het werk van de Raad en zijn Afdelingen, het in de Raad en de Afdelingen gestelde vertrouwen in zijn algemeenheid en bij advisering en rechtspraak in concrete gevallen. Nevenfuncties worden vooraf door staatsraden gemeld aan en vervolgens getoetst door de Commissie van Drie, bestaande uit vice-president, voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak en secretaris van de Raad van State.

Regel 4. Verschoning

  1. Voor de Afdeling advisering geldt dat staatsraden niet deelnemen aan de discussie en beraadslaging over een advies indien hij of zij specifiek en persoonlijk betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat bij de advisering voorligt of nauw verband houdt met een huidige of recent beëindigde nevenfunctie of -activiteit.
  2. Voor de Afdeling bestuursrechtspraak geldt dat staatsraden zich kunnen verschonen op grond van feiten of omstandigheden waardoor hun rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Regel 5. Omgaan met vertrouwelijke informatie

Staatsraden gebruiken de informatie die zij in het ambt verkrijgen niet voor persoonlijke belangen en waarborgen het vertrouwelijke karakter ervan, voor zover daarvan sprake is.

Regel 6. Dienstreizen

Dienstreizen die staatsraden in de uitoefening van hun functie maken worden geregistreerd. Vergoeding van de reis- en verblijfkosten geschiedt overeenkomstig de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk.

Regel 7. Externe uitingen en gebruik van sociale media

Staatsraden onthouden zich van externe uitingen die schadelijk kunnen zijn voor de eenheid van de Raad en het in hem of haar gestelde vertrouwen.

Regel 8. Giften en geschenken

Staatsraden aanvaarden in hun functie geen geld bij wijze van geschenk en nemen in beginsel geen giften aan. Kleine geschenken als dank voor een optreden in de functie van staatsraad die een geldelijke waarde van € 50 niet te boven gaan, kunnen worden behouden. Hiervan wordt opgave gedaan in het geschenkenregister. Geschenken met een geldelijke waarde van meer dan € 50 worden niet aanvaard. Uitzondering zijn geschenken die om sociale of diplomatieke reden niet kunnen worden geweigerd. Daarvoor wordt in overleg met de secretaris van de Raad een passende bestemming gevonden in of buiten de Raad.

Vaststelling en publicatie

De gedragsregels zijn op 1 februari 2021 vastgesteld door de vice-president van de Raad van State, in overeenstemming met de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, gehoord de secretaris van de Raad van State.

Na een periodieke evaluatie in mei en juni 2022 zijn de gedragsregels met ingang van 15 augustus 2022 herzien waarbij de volgende wijzigingen zijn aangebracht:

  • Aan gedragsregel 1 is toegevoegd dat de Raad van State een integriteitsbeleid voert en jaarlijks een verantwoording met betrekking tot de uitvoering daarvan openbaar maakt in zijn jaarverslag.
  • Er is een nieuwe gedragsregel opgenomen over (on)gewenste omgangsvormen.

In de toelichting op gedragsregel 3 over nevenactiviteiten en -activiteiten zijn twee aanvullingen opgenomen:
1. er is geanticipeerd op een wetswijziging dat werkzaamheden als lid, staatsraad of staatsraad i.b.d. bij de Afdeling bestuursrechtspraak niet gelijktijdig kunnen worden gecombineerd met het lidmaatschap van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer of het Europees Parlement en
2. er is een passage opgenomen over niet toegestane financiële belangen van staatsraden.

In april 2023 zijn de gedragsregels op de volgende wijze aangevuld:

In de toelichting op gedragsregel 3 over nevenactiviteiten en -activiteiten is nog een aanvulling opgenomen. Onder het kopje 'Specifieke criteria voor staatsraden Bestuursrechtspraak' is een alinea opgenomen over financiële integriteit.

________________________

Toelichting op de Gedragsregels voor staatsraden

Toelichting bij regel 1. Algemene bepaling

De Raad van State is één van de hoeders van de democratische rechtsstaat en van de kwaliteit van het openbaar bestuur. De Raad doet dit enerzijds door als laatste onafhankelijke adviseur gevraagd en ongevraagd te adviseren en door voorlichting te geven over wetgeving en bestuur. De Raad doet dit anderzijds door als hoogste algemene bestuursrechter de rechtseenheid te bewaken, de rechtsontwikkeling te bevorderen en rechtsbescherming te bieden aan bij bestuurlijke geschillen betrokken partijen. De Raad doet dit ten slotte door als instituut met bijzondere kennis en ervaring op het brede terrein van rechtsstaat, bestuur en rechtspraak, trends, ontwikkelingen en knelpunten in het functioneren van de democratische rechtsstaat te identificeren en signaleren.

De Raad van State voert een integriteitsbeleid, waarin aandacht wordt besteed aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en aan het voorkomen van misbruik van bevoegdheden, belangenverstrengeling en discriminatie. De gedragsregels zijn een uitvloeisel van dat beleid. De Raad van State legt over de uitvoering daarvan verantwoording af in zijn jaarverslag. De vastgestelde gedragsregels en de toelichting publiceert de Raad van State op zijn website.

Staatsraden moeten hun ambt vervullen met eerlijkheid, nauwgezetheid en onpartijdigheid. Dit is vastgelegd in de eed of belofte, die zij bij aanvaarding van het ambt afleggen en waarbij zij deze beginselen onderschrijven en tevens zweren of beloven dat zij het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zullen helpen te onderhouden. Daaraan voegt deze gedragsregel het beginsel van onafhankelijkheid toe. Van de Raad mag worden verwacht dat hij transparant is over de invulling van deze beginselen en daarover verantwoording aflegt. Deze geschreven gedragsregels zijn een hulpmiddel: staatsraden moeten ernaar handelen en leven. Het gevoel daarvoor ontstaat door een gesprek met elkaar over de regels en met name over de randgevallen. Daarom worden de gedragsregels niet alleen periodiek geëvalueerd, maar worden ook tussentijds bijeenkomsten gehouden om het gedachtegoed achter de gedragsregels steeds levend te houden.

Toelichting bij regel 2. (On)gewenste omgangsvormen

De staatsraden gaan op een respectvolle en fatsoenlijke manier om met anderen en collegiaal met elkaar. Ongewenste omgangsvormen, zoals pesten, (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, zijn uitingen die niet acceptabel zijn.

Toelichting bij regel 3. Nevenfuncties en -activiteiten

Nevenfuncties passen bij de functie van staatsraad. Ze dragen bij aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Er zijn nevenfuncties die:
a. wettelijk niet zijn toegestaan (de zogenoemde onverenigbare functies of incompatibiliteiten) en
b. die wettelijk wel zijn toegestaan, maar onder omstandigheden ongewenst zijn.

Onverenigbare functies/Incompatibiliteiten

Voor de onverenigbare functies is geen gedragsregel opgenomen, omdat de onverenigbaarheid rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet op de Raad van State (Wet RvS) zijn onverenigbaar met het ambt van vice-president of lid:

  1. de openbare betrekkingen, aan welke een vaste beloning of toelage is verbonden.
  2. het lidmaatschap van publiekrechtelijke colleges, waarvoor de keuze geschiedt bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen.
  3. het ambt of beroep van advocaat, notaris, accountant, belastingconsulent of zaakwaarnemer.
  4. betrekkingen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun ambt of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

Wetswijziging in voorbereiding

Er is een wetswijziging in voorbereiding. Daarin wordt aan artikel 5 van de Wet op de Raad van State een nieuw zes lid toegevoegd. Daarin staat een nieuwe incompatibiliteit: op de in de Afdeling bestuursrechtspraak benoemde leden is artikel 44, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat werkzaamheden als lid, staatsraad of staatsraad i.b.d. bij de Afdeling bestuursrechtspraak niet gelijktijdig kunnen worden gecombineerd met het lidmaatschap van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer of het Europees Parlement. De Raad van State anticipeert bij zijn werving alvast op de inwerkingtreding van deze wet.

Openbare betrekking

Het begrip ‘openbare betrekking’ is in artikel 5 Wet RvS niet gedefinieerd. Dit begrip komt ook voor in andere wetten, zoals in artikel 57 Grondwet over incompatibiliteiten van parlementsleden. Uit de parlementaire geschiedenis van dit artikel blijkt dat tot ‘openbare betrekking’ in ieder geval gerekend worden het lidmaatschap van adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges alsmede het lidmaatschap van andere bij wet, koninklijk besluit of door de minister ingestelde commissies en dergelijke. Ook een aanstelling op een departement wordt hiertoe gerekend.

Vaste beloning of toelage

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een beloning of een toelage als vast moet worden aangemerkt als zij doorlopend verbonden is aan de openbare betrekking. Vacatiegelden en vergadervergoedingen zijn niet aan te merken als vaste beloning of toelage. Dit geldt ook als de vergoeding is gerelateerd aan een bepaalde ambtelijke salarisschaal.

Geen onderscheid tussen leden en staatsraden

Het wettelijke onderscheid tussen leden en staatsraden is in de praktijk veelal weggevallen. In de artikelen 8, vierde lid, en 10, derde lid, van de Wet RvS is voor de staatsraden respectievelijk staatsraden in buitengewone dienst alleen onderdeel d van artikel 5, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaard. Gelet op dit uitgangspunt gelden de incompatibiliteiten genoemd in artikel 5, eerste lid, onder a, b en c van de Wet RvS ook voor de staatsraden van beide Afdelingen en voor de staatsraden in buitengewone dienst bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Voor de staatsraden in buitengewone dienst bij de Afdeling advisering gelden deze niet.

Nevenfuncties en -activiteiten

Begrip nevenfunctie en -activiteit

Nevenfuncties en -activiteiten zijn functies of activiteiten die staatsraden, al dan niet bezoldigd, buiten hun ambt vervullen. Er zijn te veel verschillende nevenfuncties- en activiteiten om deze uitputtend op te sommen.

Voorbeelden van nevenfuncties of -activiteiten zijn:

  • hoogleraar;
  • auteur van boeken, artikelen en schriftelijke bijdragen, waaronder vaste blogs, vlogs en columns;
  • redacteur van boeken, tijdschriften of artikelen;
  • docent of examinator, zoals bij de Grotius Academie;
  • het geven van lezingen en presentaties;
  • het voeren van een eigen bedrijf of het adviseren van een bedrijf;
  • lid van adviesraden en -commissies, arbitragecommissies, tuchtcolleges, bezwarencommissies, onderzoekscommissies en klachtencommissies en lidmaatschappen van toezichtsorganen, zoals van een raad van toezicht of van een raad van commissarissen (zowel zakelijke besturen als besturen in de sociaal/culturele sfeer en van kerkgenootschappen);
  • commissaris, bestuurder of vennoot van een vennootschap, stichting of een vereniging of van een (eigen) pensioen-B.V en andere privé-rechtspersonen;
  • arbiter, bindend adviseur of mediator;
  • rechterplaatsvervanger of raadsheerplaatsvervanger.

Meldingsprocedure

Staatsraden melden nevenfuncties vóór aanvaarding ter goedkeuring aan de Commissie van Drie. Hierbij maakt het niet uit of het kort- of langdurende dan wel commerciële of niet-commerciële nevenfuncties zijn. De Commissie van Drie beoordeelt het verzoek op aard van de functie, tijdbeslag, inkomsten/vergoeding en of de functie in vrije/eigen tijd kan worden vervuld. Staatsraden in buitengewone dienst met een hoofdfunctie elders melden hun nevenfuncties aan de Commissie van Drie, maar hebben hiervoor niet haar goedkeuring nodig.

Bij het melden van een nieuwe nevenfunctie wordt altijd het volledige overzicht van de nevenfuncties aan de betrokken staatsraad gezonden ter verificatie. Dat overzicht wordt ook in zijn geheel voorgelegd aan de Commissie van Drie.

Zodra de Commissie van Drie een besluit heeft genomen over een nevenfunctie, wordt de staatsraad schriftelijk ingelicht. Als de nevenfunctie akkoord is, wordt dit met ingang van de datum van de nevenfunctie in het nevenbetrekkingenregister vermeld en bij het profiel van de staatsraad op de website van de Raad van State geplaatst. Zo blijft het actueel. Jaarlijks wordt aan staatsraden gevraagd hun gegevens over nevenfuncties te controleren.

Nieuwe staatsraden ontvangen bij hun aanstelling een brief over de goedkeuring van nevenfuncties, zodat de procedure vanaf het begin bij hen bekend is. De balans van nevenfuncties of -activiteiten (aantal, aard en omvang) is onderdeel van het reguliere jaarlijkse voortgangsgesprek.

Algemene beoordelingscriteria

Er zijn algemene criteria om te beoordelen of een nevenfunctie of -activiteit aanvaardbaar is. De volgende algemene criteria gelden zowel voor de Afdeling advisering als voor de Afdeling bestuursrechtspraak:

  • Nevenfuncties en nevenactiviteiten mogen geen negatieve invloed hebben op het kwantitatieve en kwalitatieve functioneren van staatsraden;
  • Het risico moet worden vermeden dat een staatsraad zich als adviseur of als rechter dient te verschonen als gevolg van een nevenfunctie of nevenactiviteit;
  • Voorkomen moet worden dat het vervullen van veel (betaalde) nevenfuncties naar de buitenwereld een verkeerde indruk kan wekken.

Cursussen en lezingen

De regel is dat staatsraden niet meewerken aan cursussen en lezingen ten behoeve van een bestuursorgaan of een bedrijf/advocatenkantoor, tenzij de toegang tot de activiteit openstaat voor een breed publiek. Bij twijfel overlegt de staatsraad hierover met de vice-president of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak.

Voor staatsraden van de Afdeling advisering ligt dit genuanceerder dan voor staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij kunnen aan bestuursorganen voorlichting geven. Ook is het mogelijk dat zij in een besloten bijeenkomst de lijn in de advisering over een bepaald onderwerp uiteenzetten, bijvoorbeeld aan een beleidsafdeling van een ministerie, tijdens een besloten bijeenkomst van een commissie van de Eerste of Tweede Kamer of in een individueel gesprek met leden van de Eerste of Tweede Kamer.

Hoogleraarschap

Voor beide Afdelingen gelden de volgende voorwaarden voor het vervullen van een hoogleraarschap naast de functie van staatsraad:

  • De beide aanstellingen mogen samen niet meer zijn dan 1,0 fte. Als de aanstellingen gezamenlijk meer zijn dan 1,0 fte, dan moet een van de twee aanstellingen in tijd worden teruggebracht;
  • Zij vervullen geen bestuursfunctie aan de universiteit.

Nevenfuncties in eigen tijd

De hoofdregel is dat nevenfuncties en -activiteiten, zoals cursussen en lezingen, in eigen tijd worden verricht. Tijdrovende nevenfuncties mogen niet interfereren met de full time aanstelling van staatsraad, tenzij deze in het verlengde van de hoofdfunctie liggen en daarmee ook de Raad als geheel dienen. Dat kan het geval zijn bij nevenfuncties en -activiteiten naar aanleiding van verzoeken van regering of parlement, zoals bijvoorbeeld het lidmaatschap van een relevante tijdelijke onafhankelijke commissie of een informateurschap na Tweede Kamerverkiezingen.

Als iemand grote commissariaten erop na houdt (als daar om andere redenen geen bezwaar tegen bestaat) die maandelijks veel tijd kosten, moet daar ‘eigen tijd’ voor worden gereserveerd. De inkomsten uit zulke nevenactiviteiten maken dat ook mogelijk.

Deze hoofdregel werkt door in het geval daarvoor wordt betaald:

  • Inkomsten uit nevenfuncties en -activiteiten, die in eigen tijd worden gedaan, kunnen worden behouden.
  • Inkomsten uit nevenfuncties en -activiteiten, die niet in eigen tijd worden gedaan, worden overgemaakt naar de Raad van State of naar een van te voren bepaald goed doel. Te denken valt aan het uitlenen door de Raad van een staatsraad voor een bijzondere (onderzoeks)commissie. Onkosten, die niet worden vergoed, kunnen op deze inkomsten in mindering worden gebracht.

Anticumulatieregeling

Bij nevenfuncties zijn de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het daarop gebaseerde gelijknamige besluit van toepassing. Artikel 6 van het besluit bevat een anticumulatieregeling die bepaalt dat het totaal van de inkomsten en bijverdiensten uit functies en activiteiten in de publieke en semipublieke sector (inclusief het salaris van staatsraad) niet boven het jaarsalaris van een minister mogen uitkomen.

Semipublieke sectoren zijn sectoren waarin aanbieders op enige afstand van de overheid maatschappelijke taken vervullen en waarin de overheid, op directe of indirecte wijze intervenieert, vaak via de bekostiging. De wet kent geen definitie van het begrip semipublieke sector. Hiervoor kan worden aangesloten bij artikel 1.3, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de Wet normering topinkomens. Kort gezegd geldt voor semipublieke sector:

  • Het gaat om uitoefening van openbaar gezag.
  • Invloed van betekenis op het beheer of het beleid van de instelling.
  • Het subsidie-criterium: drie jaar achtereen ten minste € 500.000 ontvangen aan subsidiegeld, waarbij deze € 500.000 ten minste 50% van de opbrengsten uitmaken.

Staatsraden zijn zelf verantwoordelijk voor de toepassing van de anticumulatieregeling.

Financiële belangen

Het is een staatsraad niet toegestaan financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn ambt of de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Als het gaat om toepassing van de regeling in de praktijk, is van belang dat de staatsraad zelf de primaire verantwoordelijkheid heeft om geen zaken in behandeling te nemen waarbij hij een zodanige (al dan niet financiële) betrokkenheid heeft dat in redelijkheid getwijfeld kan worden aan diens objectiviteit bij de behandeling van een zaak. In dat geval dient hij zich volgens gedragsregel 4 te verschonen. In geval van twijfel dient de staatsraad zich te verstaan met de voorzitter van de desbetreffende Afdeling.

Specifieke criteria voor staatsraden Bestuursrechtspraak

In 2014 heeft de Raad van State besloten aan te sluiten bij de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak. Met de leidraad wordt beoogd dat de rechter zich steeds afvraagt of zijn optreden ook werkelijk bij de rechtzoekende en de samenleving het beeld oproept van een onpartijdige rechter. De Leidraad verstaat onder onpartijdigheid “het afwezig zijn van uitzonderlijke omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat de rechter een vooringenomenheid koestert, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.”

Nevenfuncties passen bij de functie van staatsraad. Ze dragen bij aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo zijn er staatsraden die tevens rechter- of raadsheerplaatsvervanger zijn. Zij nemen meerdere keren per jaar deel aan een zitting bij een ander rechtscollege. Het rechterplaatsvervangerschap is ook om andere redenen nuttig. Staatsraden onderhouden op deze wijze contacten met andere (rechts)colleges, zien hoe het elders is georganiseerd en kunnen deze expertise zo nodig inzetten voor de Raad.

Het is een staatsraad niet toegestaan financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn ambt of de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
Het begrip ‘financieel belang’ is zeer divers van aard. Het kan bijvoorbeeld gaan om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond, edelmetalen, kunstcollecties, om financiële deelnemingen in ondernemingen of om een functie als adviseur of toezichthouder met betrekking tot een financieel bedrijf, zoals een bank of een verzekeringsmaatschappij. Ook negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen, kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn. Het is daarom aan te raden dat staatsraden geen aandelen bezitten in individuele fondsen en niet zelf beslissen in welke aandelen wordt belegd. Dit kunnen zij realiseren door beleggingen te laten beheren door een vermogensbeheerder of een bank die bij die beleggingen de zogenaamde “vrije hand” krijgt. De rechthebbende beslist over het profiel (dat loopt van offensief tot defensief in allerlei gradaties). De vermogensbeheerder of bank belegt vervolgens met in achtneming van dat profiel.
Als het gaat om toepassing van de regeling in de praktijk, is van belang dat de staatsraad zelf de primaire verantwoordelijkheid heeft om geen zaken in behandeling te nemen waarbij hij een zodanige (al dan niet financiële) betrokkenheid heeft dat in redelijkheid getwijfeld kan worden aan diens objectiviteit bij de behandeling van een zaak. In dat geval dient hij zich volgens gedragsregel 4 te verschonen. In geval van twijfel dient de staatsraad zich te verstaan met de voorzitter van de desbetreffende Afdeling.

Specifieke criteria voor staatsraden Advisering

Voor de kwaliteit van de advisering zijn nevenfuncties van waarde: maatschappelijke ervaring maakt dat kennis en inzichten actueel blijven en dat wordt voorkomen dat staatsraden adviseren vanuit een ivoren toren. Tevens kunnen nevenfuncties en de kenbaarheid daarvan bijdragen aan vertrouwen in de kwaliteit van advisering door de ervaring met het functioneren van de samenleving in de praktijk. Bovendien worden staatsraden door regering en parlement regelmatig gevraagd en door de Raad ter beschikking gesteld voor onafhankelijke commissies of werkgroepen of voor het opstellen van onafhankelijke (onderzoeks)rapporten. Nadere concretisering van de algemene beoordelingscriteria is voor de Afdeling advisering niet nodig. Benoemingen van staatsraden voor een taakomvang van 4/5 is bij de Afdeling advisering het uitgangspunt, zodat voldoende ruimte overblijft voor nevenfuncties of -activiteiten.

Toelichting bij regel 4. Verschoning

Verschoning Afdeling advisering

In artikel 5, eerste lid, onder d, Wet RvS staat het handhaven van ‘onpartijdigheid’ vermeld. Artikel 27e Wet RvS luidt: “De vice-president, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst nemen geen deel aan de beraadslagingen en stemmen niet mee, indien daardoor hun onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.” Artikel 27e staat in het hoofdstuk dat over de Afdeling advisering gaat. Dit artikel heeft dus uitsluitend betrekking op de vice-president en de staatsraden van de Afdeling advisering.

Voor de Afdeling advisering geldt het uitgangspunt dat alle staatsraden deelnemen aan de beraadslagingen en stemmingen over de adviezen. Dit geldt niet voor een staatsraad die betrokken is bij een onderwerp dat nauw verband houdt met een huidige of pas beëindigde nevenfunctie of waarvoor hij of zij recent bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft gedragen. De staatsraad voert dan overleg met de voorzitter van de Afdeling advisering of zich een uitzonderingssituatie voordoet. De voorzitter neemt daarover een beslissing.

Als een uitzonderingssituatie zich voordoet ziet een staatsraad af van deelname aan de plenaire behandeling van de concrete adviesaanvraag in de Afdeling advisering en voorafgaand daaraan in de behandeling in de desbetreffende sectie. Daarvan wordt melding gedaan in de vergadering van de Afdeling en in de notulen. Over de verschoning van één of meer staatsraden komt geen opmerking in het advies zelf of in een voetnoot. Slechts bij hoge uitzondering gebeurt dat wel, zoals bij een staatsraad die niet oordeelt over een adviesaanvraag, die hij of zij als bewindspersoon heeft ingediend of over een wetsvoorstel waarvan hij of zij bij de totstandkoming was betrokken.

Wat onder ‘recent beëindigd’ moet worden verstaan is afhankelijk van de situatie en de aard van de nevenfunctie. Bij toetreding tot de Afdeling advisering worden daarover afspraken gemaakt. Soms volstaat een termijn van een jaar, soms is deze termijn langer, bijvoorbeeld bij een oud-bewindspersoon over wetsvoorstellen op zijn of haar beleidsterrein.

Verschoning Afdeling bestuursrechtspraak

Informele verschoning

Primair moet worden voorkomen dat een lid van de Afdeling bestuursrechtspraak een verschoningsverzoek moet doen. Daarom is men bij Bestuursrechtspraak bij de voorbereiding van een zaak alert op:

  • Toedeling van zaken aan staatsraden die in beide Afdelingen werkzaam zijn, waarin rechtsvragen spelen waarover de (Afdeling advisering van de) Raad van State impliciet of expliciet een standpunt heeft ingenomen.
  • De door de staatsraden opgegeven verschoningsgronden.
  • Eventuele andere feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Al bij het indelen van zittingen en toedeling van zaken aan zittingskamers wordt rekening gehouden met verschoningsgronden van staatsraden. Er wordt gekeken naar verschoningsgronden in het licht van hun arbeidsverleden. Daarnaast wordt van de staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak verwacht dat zij alert zijn op een bijzondere betrokkenheid bij een zaak of bij een partij die bij de zaak betrokken is. Daarmee worden al potentiële verschoningen afgevangen. Tot het moment waarop aan partijen bekend wordt welke staatsraden de zaak behandelen, kunnen staatsraden vragen om vervanging. Dat is de informele verschoning. Als de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden moet de staatsraad dat dus kenbaar maken, waarna wordt beoordeeld of toedeling van de zaak aan een andere staatsraad is aangewezen. Bij twijfel wordt de kwestie voorgelegd aan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak of één van de Kamervoorzitters.

In artikel 15 van de ‘Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak 2020’ is geregeld dat staatsraden geen zaken krijgen toebedeeld indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn of lijken te zijn waardoor op voorhand moet worden geoordeeld dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De Afdeling bestuursrechtspraak hanteert hierbij de volgende uitgangspunten:

  1. gedurende het eerste jaar na zijn of haar benoeming behandelt een staatsraad van de Afdeling bestuursrechtspraak geen hoger beroepen die zijn gericht tegen uitspraken die afkomstig zijn van de rechtbank waarin hij of zij laatstelijk werkzaam is geweest;
  2. een staatsraad die afkomstig is van een advocatenkantoor met een bestuursrechtpraktijk behandelt gedurende drie jaar na zijn of haar benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak geen zaken van dat kantoor. Hieronder wordt verstaan het gehele kantoor.
  3. een staatsraad die afkomstig is van een overheidsorganisatie, zoals een ministerie, provincie, gemeente, zbo, behandelt gedurende drie jaar na zijn of haar benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak geen zaken van die organisatie waarmee hij directe bemoeienis heeft gehad. Dat geldt voor (hoger)beroepen tegen besluiten genomen door bestuursorganen die onderdeel zijn van die organisatie, en voor (hoger)beroepen ingesteld door die organisatie dan wel die bestuursorganen.

Deze uitgangspunten zien op algemene betrokkenheid van staatsraden bij genoemde zaken. Daarnaast gelden er regels voor de behandeling van zaken waarbij een advocatenkantoor optreedt waaraan een kind of (voormalig) echtgenoot van hen is verbonden. Dit om iedere schijn te voorkomen dat een staatsraad van de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak doet in een zaak waar deze familieleden mogelijk bij betrokken zijn (geweest).

  • Staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak behandelen géén zaken waarin een zoon, dochter of (voormalig) echtgenoot optreedt of waarbij een zoon, dochter of (voormalig) echtgenoot inhoudelijk betrokken is (geweest).
  • Zij behandelen géén zaken van een advocatenkantoor waar een zoon, dochter of (voormalig) echtgenoot partner is en deze dus een financieel belang kan hebben bij de afloop van de zaak.
  • Zij behandelen géén zaken van het advocatenkantoor van een zoon, dochter of (voormalig) echtgenoot wanneer dit een klein of middelgroot kantoor is, dat wil zeggen een kantoor met maximaal 20 personen.
  • Zij behandelen geen zaken van een advocatenkantoor waarvan een zoon, dochter of (voormalig) echtgenoot bij de bestuursrechtsectie werkt.

Formele verschoning

Zodra de naam of de namen van de staatsraad respectievelijk de staatsraden van de zittingskamer aan partijen bekend zijn gemaakt is de mogelijkheid van informele verschoning gepasseerd. Daarna is in geval van bedoelde feiten en of omstandigheden een formeel verzoek om verschoning door het lid zelf vereist. Op een verschoningsverzoek volgt een beslissing van de verschoningskamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. De verschoningsuitspraken worden gepubliceerd op de website van de Raad van State en op www.rechtspraak.nl.

Toelichting bij regel 5. Omgaan met vertrouwelijke informatie

Artikel 16 Wet RvS bepaalt dat de vice-president, de leden, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst geheimhouding in acht nemen, voor zover:

  1. de aard van de aangelegenheid daartoe noopt;
  2. Onze Minister wie het aangaat dit nodig acht, of
  3. de meerderheid van degenen die aan de beraadslaging deelnemen daartoe besluit.

Voor de Afdeling bestuursrechtspraak geeft artikel 44 Wet RvS daarop een aanvulling. Daarin staat dat het staatsraden van de Afdeling bestuursrechtspraak en de ambtenaren die bij de Afdeling bestuursrechtspraak werken verboden is:

  1. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie wordt gevorderd;
  2. de gevoelens te openbaren die in raadkamer zijn geuit, en
  3. over een voor hen aanhangige zaak of over een zaak die naar zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden, voor hen aanhangig zal worden, op enigerlei bijzondere wijze in contact te treden met partijen, gemachtigden of degene die een partij bijstaat.

Voor de geheimhouding van de informatie die in het ambt is verkregen, zijn de wettelijke regels afdoende. Het hebben van bepaalde belangen vormt op zichzelf beschouwd geen probleem. Het gaat erom dat de betrokkenen prudent en integer omgaan met deze belangen. Deze spelregel bepaalt dat de verkregen vertrouwelijke informatie niet voor persoonlijke belangen mag worden gebruikt.

Toelichting bij regel 6. Dienstreizen

Bij dienstreizen hebben staatsraden recht op reis- en verblijfkosten op de voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk. Voor het binnenland betekent dit in beginsel reizen met openbaar vervoer eerste klas. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld in verband met bereikbaarheid, is dienstvervoer mogelijk.

Voor buitenlandse dienstreizen geldt bij vliegen een vergoeding van reis- en verblijfkosten waarbij tot een vliegtijd van zes uur economyclass wordt gereisd en vanaf zes uur businessclass kan worden gereisd. Voor de verblijfkosten wordt de tarievenlijst buitenlandse dienstreizen gehanteerd. Voor hotelkosten die boven het normbedrag uitkomen, moet vooraf toestemming aan de secretaris van de Raad van State worden gevraagd.

Onder bepaalde voorwaarden is het toegestaan om een dienstreis om privéredenen te verlengen en daar verlof aan te koppelen:

  • Het is incidenteel, voor maximaal 72 uur en alleen voor de plaats van bestemming.
  • De verlenging vindt aan het begin of aan het einde van de dienstreis plaats.
  • Er is vooraf schriftelijk toestemming gevraagd en verkregen van de secretaris van de Raad van State.
  • Alle kosten van de verlenging van de dienstreis zijn voor eigen rekening.

Toelichting bij regel 7. Externe uitingen en gebruik van sociale media

Staatsraden hebben net als iedere burger recht op uitoefening van vrijheid van meningsuiting, geloof, vereniging en vergadering. Zij moeten zich echter in de uitoefening van hun grondrechten altijd zodanig gedragen dat zij geen schade toebrengen aan hun eigen functioneren of aan het functioneren van het instituut of de rechtspraak.

Bij externe uitingen, waaronder het gebruik van sociale media, moeten staatsraden zich bewust zijn dat hun bijdragen kunnen worden gezien als uitingen van de Raad. Bij opmerkingen over de inhoud van het werk wordt steeds de algemene lijn van de Raad in het oog gehouden.

Zij dragen naar buiten toe dezelfde boodschap uit over de hoofdlijnen van het beleid, zoals over de eenheid van de Raad en zijn beide Afdelingen. Zij onthouden zich van commentaar op adviezen van de Afdeling advisering en uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak.

Toelichting bij regel 8. Giften en geschenken

Uitgangspunt is dat staatsraden geen geld aannemen bij wijze van geschenk en in beginsel geen giften aannemen, omdat die van invloed zouden kunnen zijn op een onafhankelijke oordeelsvorming in hun werk. ‘In beginsel’, omdat het soms als onbeleefd kan worden ervaren als giften worden geweigerd, zoals een relatiegeschenk van buitenlandse delegaties.

Bij geschenken die worden ontvangen vanwege een optreden als een vertegenwoordiger van de Raad van State, zoals een lezing, geldt dat op geld waardeerbare geschenken, zoals boeken en cadeaubonnen of een fles wijn, tot en met € 50 mogen worden behouden. Geschenken met een bedrag hoger dan € 50 worden in beginsel niet aanvaard. Alle geschenken worden gemeld aan de afdeling Interne- en Externe Betrekkingen, die deze opneemt in het geschenkenregister van de Raad van State.

‘In hun functie’ betekent dat geschenken die zij in het kader van toegestane nevenfuncties of -activiteiten ontvangen, niet onder deze regel vallen.