Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak 2020


De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op grond van artikel 30a, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State de Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak vastgesteld. Deze regeling geldt vanaf 3 mei 2019. Door te klikken op het artikelnummer kom je in het register met namen van de staatsraden. Het register toont in welke hoedanigheid de staatsraden kunnen optreden en welke type zaken aan hen kunnen worden toebedeeld.

Artikel 1 Omgevingskamer

De Omgevingskamer is belast met de behandeling van zaken op het gebied van het omgevingsrecht.

Artikel 2 Vreemdelingenkamer

De Vreemdelingenkamer is belast met de behandeling van zaken op het gebied van vreemdelingenrecht.

Artikel 3 Algemene kamer

De Algemene kamer is onder meer belast met de behandeling van zaken op het gebied van onderwijs, subsidie, toeslagen, schade en openbaarheid van documenten.

Artikel 4 Samenstelling Omgevingskamer, Vreemdelingenkamer en Algemene kamer

  1. Elke kamer heeft een kamervoorzitter en plaatsvervangende kamervoorzitters.
  2. Elke kamer bestaat uit een aantal units die worden voorgezeten door een unitvoorzitter (die ook plaatsvervangend kamervoorzitter is).
  3. Elke kamer bestaat uit vaste leden en plaatsvervangende leden.
  4. Leden van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn in beginsel lid van meer dan één kamer.

Artikel 5 Geheimhoudingskamer

Verzoeken om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht worden behandeld door de geheimhoudingskamer.

Artikel 6 Wrakingskamer

Verzoeken om wraking worden behandeld door een meervoudige wrakingskamer.

Artikel 7 Verschoningskamer

Verzoeken om verschoning worden behandeld door een meervoudige verschoningskamer.

Artikel 8 In behandeling nemen van zaken

  1. Een meervoudige kamer neemt de zaken in behandeling die bij de Afdeling bestuursrechtspraak aanhangig worden gemaakt, tenzij bij wet anders is bepaald.
  2. Elke unit heeft een vooronderzoekskamer met een vaste samenstelling, geleid door de voorzitter van die unit. Deze kamer verricht het vooronderzoek. De vaste vooronderzoekskamer kan het vooronderzoek overdragen aan een andere vooronderzoekskamer. Bij het sluiten van het vooronderzoek beslist de (vaste) vooronderzoekskamer dat een enkelvoudige, meervoudige of grote kamer de zaak verder behandelt.
  3. Een vooronderzoekskamer kan, in afwijking van het tweede lid, derde volzin, van dit artikel, bepalen dat al tijdens het vooronderzoek een aanhangige zaak ter verdere behandeling wordt verwezen naar een enkelvoudige of grote kamer.

Artikel 9 Lid van de enkelvoudige en voorzitter van de meervoudige kamer

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wijst leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aan voor de behandeling van zaken als lid van een enkelvoudige kamer of voorzitter van een meervoudige kamer.

Artikel 10 Verzoeken om voorlopige voorziening

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wijst leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aan die verzoeken om een voorlopige voorziening behandelen.

Artikel 11 Vereenvoudigde behandeling en verzet

  1. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wijst leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aan die zaken behandelen die met toepassing van artikel 8:54 en 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht worden afgedaan.
  2. Een zaak waarin verzet is gedaan tegen een uitspraak op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt behandeld door leden die de uitspraak waartegen verzet is gedaan, niet hebben gedaan.

Artikel 12 Herziening van uitspraken

Een verzoek om herziening van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt behandeld door een kamer waarvan het lid of de leden de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, niet hebben gedaan. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan in bijzondere gevallen hiervan afwijken.

Artikel 13 Bijzondere gevallen

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan in bijzondere gevallen andere leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aanwijzen voor de behandeling van een zaak dan bedoeld in de artikelen 1 tot en met 12.

Artikel 14 Toedeling van zaken

  1. Bij de toedeling van de zaken wordt, behoudens voor zover uit de wet anders voortvloeit, rekening gehouden met in ieder geval de volgende factoren:
    - de mate van expertise, ervaring, beschikbaarheid en inzetbaarheid van de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak;
    - de korte wettelijke afdoeningstermijnen die voor sommige zaken gelden;
    - de evenwichtige samenstelling van de behandelend kamer;
    - de eerdere betrokkenheid bij een zaak;
    - de juridisch-inhoudelijke of maatschappelijke complexiteit van een zaak;
    - de noodzaak van clustering van gelijksoortige zaken;
    - het bevorderen van rechtseenheid tussen de hoogste rechterlijke colleges;
    - de volgorde van binnenkomst.
  2. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak deelt, namens de Afdeling bestuursrechtspraak, de zaken toe na overleg met de kamervoorzitters of hun plaatsvervangers. Individuele leden van de Afdeling bestuursrechtspraak hebben geen invloed op de toedeling van individuele zaken.

Artikel 15 Niet-toedeling

Indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn of lijken te zijn waardoor op voorhand moet worden geoordeeld dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden indien een bepaalde zaak aan een bepaald lid van de Afdeling bestuursrechtspraak zou worden toegedeeld, vindt deze toedeling niet plaats.

Artikel 16 Register

  1. Op de website van de Raad van State zijn in een register de namen vermeld van de leden die de kamers bemensen die in de artikelen 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 worden genoemd.
  2. In het register staan de namen vermeld van de leden die zijn aangewezen voor de behandeling van zaken die in de artikelen 9, 10, 11 en 12 worden genoemd.

Artikel 17 Bekendmaking namen leden van de Afdeling bestuursrechtspraak

  1. De namen van de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aan wie de behandeling van een zaak op een zitting is opgedragen, worden minimaal een week voorafgaand aan de dag van behandeling van de zaak op een zitting bekendgemaakt op de website van de Raad van State. De namen worden verder bekendgemaakt door de zittingsagenda die bij de ingang van de zittingszalen aanwezig is.
  2. Het eerste lid wordt niet toegepast indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
  3. Na de bekendmaking vindt geen wijziging daarvan plaats anders dan om reden van wraking, verschoning of een gewichtige reden van verhindering (zoals ziekte).
  4. Indien een bij een zaak betrokken partij van mening is dat die zaak niet aan een lid van de Afdeling bestuursrechtspraak had mogen worden toebedeeld, kan zij een klacht indienen. Indien deze klacht is ingegeven door de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid door deze toedeling schade zou kunnen lijden, kan zij verzoeken dat dat lid het initiatief neemt om zich aan de behandeling van de zaak te onttrekken (verschoning), dan wel een wrakingsverzoek jegens dat lid indienen.

Artikel 18 Bekendmaking, inwerkingtreding en citeertitel

  1. Deze Regeling wordt in de Staatscourant geplaatst.
  2. Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
  3. Zij wordt aangehaald als: Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2020.
  4. De Re­ge­ling toedeling za­ken Af­de­ling be­stuurs­recht­spraak van 1 mei 2019 vervalt op de dag als bedoeld in het tweede lid.

Deze Regeling is vastgesteld door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op grond van artikel 30a, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State op 20 november 2019.

Toelichting

Algemeen

Met de Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2020 (de Regeling) wordt inzichtelijk gemaakt hoe de zaaktoedeling plaatsvindt bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De Regeling komt daarmee tegemoet aan de eis dat een rechtsprekend college inzicht moet bieden in de toedeling van zaken aan rechters. Die toedeling moet zoveel mogelijk transparant zijn. De toedeling van zaken wordt genormeerd door internationale standaarden met betrekking tot de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Met name artikel 6 van het EVRM en de jurisprudentie daarover van het EHRM zijn in dit opzicht kaderstellend (zie noot 1). Op die toedeling mag geen invloed worden uitgeoefend van buitenaf, bijvoorbeeld door de politiek of het bestuur of door partijen en hun gemachtigden. Met de voorkeur van een partij om een bepaalde staatsraad aan zijn zaak toebedeeld te krijgen wordt dus geen rekening gehouden. Maar ook van binnenuit mag de toedeling van zaken niet worden beïnvloed; daarom hebben individuele staatsraden geen invloed op de toedeling van zaken.

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat de zaken die bij de Afdeling bestuursrechtspraak aanhangig worden gemaakt worden behandeld door een enkelvoudige, meervoudige of grote kamer. Daarin is echter niet geregeld op welke wijze de toedeling van zaken aan deze kamers – en daarmee aan individuele rechters (staatsraden) – tot stand komt. Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak zelf regels opgesteld. Uit het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM volgt niet dat de Afdeling bestuursrechtspraak zaken alleen op volgorde van binnenkomst of aselect mag toedelen. De Afdeling bestuursrechtspraak kiest uit het oogpunt van kwaliteit voor een systeem van ‘maatwerk’- toedeling en niet voor aselecte toedeling. Dit hangt samen met de grote verscheidenheid aan zaken en de benodigde en de voorhanden deskundigheid en ervaring. De Regeling is een combinatie van een zaakverdelings- en een zaaktoedelingsreglement.

De Regeling moet worden gelezen in samenhang met het register dat op de website van de Raad van State is gepubliceerd. Het register bevat informatie over de inrichting en samenstelling van de Afdeling bestuursrechtspraak. Hiermee wordt inzichtelijk in welke hoedanigheid staatsraden kunnen optreden en welk type zaken aan hen kunnen worden toebedeeld. Op de website is van alle staatsraden ook een korte omschrijving van hun loopbaan en huidige nevenfunctie(s) gepubliceerd, zodat partijen zich een beeld kunnen vormen van de (expertise en achtergrond van de) staatsraden die hun zaak behandelen. De verstrekte informatie maakt het mogelijk een verzoek tot verschoning te doen of wraking, als de toedeling van een zaak aan een staatsraad of staatsraden aanleiding is om de rechterlijke onpartijdigheid in twijfel te trekken.

Samenstelling kamers en units

In de Regeling wordt het begrip 'kamer' op twee verschillende wijzen gebruikt. Ten eerste wordt onder 'kamer' verstaan de enkelvoudige of meervoudige kamer. Een enkelvoudige kamer bestaat uit één staatsraad (unusrechtspraak). De meervoudige kamer wordt bemenst door drie staatsraden. De grote kamer bestaat uit vijf staatsraden en wordt ingezet om redenen van rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Welke staatsraden lid kunnen zijn van een enkelvoudige of meervoudige kamer komt hierna aan de orde.
Ten tweede wordt met 'kamer' bedoeld een organisatorisch samenwerkingsverband. De Afdeling is onderverdeeld in de Omgevingskamer (artikel 1), de Vreemdelingenkamer (artikel 2) en de Algemene kamer (artikel 3). De soorten zaken die deze kamers behandelen zijn in de eerste drie artikelen van de Regeling nader omschreven. Daarnaast zijn er kamers voor specifieke taken: de geheimhoudingskamer (artikel 5), de wrakingskamer (artikel 6) en de verschoningskamer (artikel 7).

Uit artikel 4 volgt dat iedere kamer is onderverdeeld in units waaraan bepaalde soorten zaken worden toebedeeld. Die wijze van toedeling draagt bij aan de opbouw van specialistische kennis bij de staatsraden en de juridische ondersteuning. Zo worden bijvoorbeeld in unit A2 van de Algemene kamer de toeslagzaken en planschadezaken behandeld. Iedere unit kent een voorzitter die tevens plaatsvervangend kamervoorzitter is. De leiding van iedere kamer bestaat uit de kamervoorzitter en de unitvoorzitters. Elke kamer bestaat uit vaste leden en plaatsvervangende leden. Deze leden zijn in beginsel lid van meer dan één kamer. In het register staat welke staatsraden (leden) in welke kamer(s) werkzaam zijn.

Meervoudig en enkelvoudige kamer

Artikel 8 van de Regeling bepaalt dat een aanhangig gemaakte zaak in beginsel door een meervoudige kamer in behandeling wordt genomen. Dit is het geval in de Omgevingskamer, de Algemene kamer en de unit van de Vreemdelingenkamer waarin onder meer zaken op grond van de Wet arbeid vreemdelingen worden behandeld. Voor de overige units van de Vreemdelingenkamer geldt op grond van artikel 83c, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 dat in beginsel een enkelvoudige kamer een zaak in behandeling neemt.

Vooronderzoekskamer en behandelend kamer

Het onderzoek in een zaak bestaat doorgaans uit twee fasen: vooronderzoek en onderzoek ter zitting. Als daar reden voor is kan van het onderzoek ter zitting worden afgezien. Het vooronderzoek is bij de Afdeling bestuursrechtspraak in handen van de vooronderzoekskamer: de Omgevingskamer en de Algemene kamer hebben een meervoudige vooronderzoekskamer, de Vreemdelingenkamer een enkelvoudige vooronderzoekskamer. De vooronderzoekskamer verricht tot het sluiten van het vooronderzoek alle rechterlijke bevoegdheden, waaronder procesbeslissingen zoals het wel of niet verlengen van termijnen, het beslissen op verzoeken om in het vooronderzoek getuigen te horen of om een deskundige te schakelen. Deze beslissingen kunnen de inhoud van het partijengeschil raken. De vooronderzoekskamer verwijst na sluiten van het vooronderzoek de zaak door naar een kamer (enkelvoudige kamer, meervoudige kamer of grote kamer) die de zaak inhoudelijk verder behandelt en daarin uitspraak doet. De behandelende kamer kan de zaak doorverwijzen indien zij oordeelt dat een andere samenstelling meer geschikt is. Een enkelvoudige kamer kan doorverwijzen naar een meervoudige kamer en andersom. De meervoudige kamer kan een zaak verwijzen naar een grote kamer, indien haar dit met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling geraden voorkomt (artikel 8:10a, lid 4 Awb).  Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding.

Wie doet welke soort zaken?

De artikelen 9 en 10 regelen de aanwijzing van staatsraden die kunnen fungeren als lid van de enkelvoudige kamer, voorzitter van de meervoudige kamer, of als voorzieningenrechter. Bij die aanwijzing wordt het criterium van 'rechterlijke ervaring' gehanteerd.

Onderscheid moet worden gemaakt tussen zaken die met of zonder zitting worden afgedaan. Voor zittingszaken geldt dat eerst een rooster wordt vastgesteld waarop per kamer zittingen (enkelvoudige kamer, meervoudige kamer en voorlopige voorzieningen) zijn ingedeeld. Dit gebeurt op initiatief van de directie Bestuursrechtspraak, waarbij wordt betrokken de hoeveelheid zittingsrijpe zaken en hun ouderdom. Aan dat rooster worden enerzijds zaken toebedeeld en anderzijds staatsraden en griffiers. Bij de toedeling van staatsraden worden de criteria van artikel 14 in acht genomen. Ook de zaken die zonder onderzoek ter zitting worden afgedaan worden op vergelijkbare wijze aan staatsraden toebedeeld.

Vereenvoudigde afdoening en verzet

Artikel 11 regelt de samenstelling van de kamers die belast zijn met de vereenvoudigde behandeling en het verzet. Omdat het overgrote deel van de vreemdelingenzaken zonder onderzoek ter zitting wordt afgedaan, zijn in het register voor deze kamer alle leden van de Vreemdelingenkamer opgenomen. In de Omgevingskamer en de Algemene kamer is een deel van de leden aangewezen voor de vereenvoudigde behandeling van zaken en verzet.

Herziening van uitspraken

Artikel 12 regelt de samenstelling van de kamers die belast zijn met de afdoening van verzoeken om herziening. Het is een keuze of bij de afhandeling van herzieningsverzoeken wel of niet moeten worden betrokken de staatsraden die verantwoordelijk zijn voor de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. De Afdeling bestuursrechtspraak hecht er aan dat op het herzieningsverzoek wordt beslist door andere staatsraden. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld bij zeer complexe zaken. Dan kan het vanwege de gewenste continuïteit en dossierkennis wenselijk zijn dat tenminste één van de staatsraden uit de zittingscombinatie die de uitspraak heeft gedaan waarvan herziening wordt gevraagd, wordt betrokken bij de beslissing op het herzieningsverzoek.

Bijzondere gevallen

Artikel 13 regelt dat in bijzondere gevallen de voorzitter van de Afdeling een ander lid kan aanwijzen om een zaak te behandelen. Dit kan zich voordoen bijvoorbeeld bij ziekmeldingen of bij logistieke problemen (denk aan uitval van treinen) waardoor een staatsraad buiten staat is een zaak op zitting te behandelen.

Toedeling van zaken

Artikel 14 regelt dat de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak zaken aan individuele staatsraden toedeelt. De voorzitter heeft aan de kamervoorzitters en unitvoorzitters zijn bevoegdheid gemandateerd om binnen hun kamer bodemzaken, voorlopige-voorzieningszaken, verzetszaken en herzieningszaken toe te delen aan staatsraden. De voorzitter kan te allen tijde besluiten zelf een zaak toe te delen.  De Afdeling bestuursrechtspraak kiest uit het oogpunt van kwaliteit en beschikbaarheid voor om toedeling van zaken op maat.

De toedeling gebeurt met inachtneming van de volgende factoren:

- Beschikbaarheid en inzetbaarheid. Zaken kunnen alleen worden toebedeeld aan staatsraden die beschikbaar zijn. Bij de toedeling wordt rekening gehouden met verlof, deeltijdaanstellingen, thuiswerkdagen, cursussen, etc. Onder inzetbaarheid wordt verstaan dat de betrokken staatsraad is aangewezen om de betreffende (soort) zaak te doen.
- Wettelijke termijnen. Voor sommige zaken gelden korte wettelijke afdoeningstermijnen, zoals bij Kieswetzaken en zaken op grond van de Crisis- en herstelwet en de Vreemdelingenwet 2000. Die zaken krijgen voorrang bij de toedeling.
- Evenwichtige samenstelling. De behandelend kamer moet evenwichtig zijn samengesteld. Denk bijvoorbeeld aan zaken waarbij naast de aanwezige expertise van een staatsraad op het terrein van het Nederlandse bestuursrecht ook kennis van het recht van de Europese Unie bij een andere staatsraad van belang is. Ook de senioriteit en mate van ervaring spelen een rol bij het samenstellen van de behandelend zittingskamer.
- Eerdere betrokkenheid. Eerdere betrokkenheid bij de zaak kan een rol spelen bij de samenstelling van de kamer. Dit criterium kan twee kanten op werken. Zo is de eerdere betrokkenheid van een staatsraad bij een uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening waarbij een rechtsmatigheidsoordeel is gegeven, in beginsel reden om de hoofdzaak niet aan deze staatsraad toe te delen. Aan de andere kant is die eerdere betrokkenheid bij toepassing van de judiciële lus reden om de zaak aan de staatsraad of staatsraden toe te delen die de eerdere uitspraak heeft of hebben gedaan. Dit uit oogpunt van kennis van de zaak, continuïteit en efficiency.  
- Deskundigheid. Bij de toedeling van bijvoorbeeld (plan)schadezaken is kennis van overheidsaansprakelijkheid een criterium. Bij de samenstelling van de zittingskamer wordt daarmee rekening gehouden.
- Complexiteit. Zaken kunnen (juridisch) inhoudelijk complex zijn, maar ook procedureel complex. Daarbij kan worden gedacht aan de toetsing van veel gecoördineerde besluiten, de aanwezigheid van veel partijen met deels parallelle en deels tegengestelde belangen, de noodzaak op zitting deskundigen te horen, meerdaagse zittingen, etc. Dan is van belang dat de zittingskamer wordt voorgezeten door een staatsraad met de nodige rechterlijke ervaring.
- Maatschappelijke complexiteit en mediagevoeligheid. In zaken waarin deze factoren spelen, is van belang dat in de zittingskamer de benodigde ervaring aanwezig is.
- Clustering. Uit oogpunt van een efficiënte en tijdige afhandeling kan het aangewezen zijn gelijksoortige en vervolgzaken geclusterd te behandelen. Zo worden bijvoorbeeld zaken over de Wet openbaarheid van bestuur, windmolenparken en statushouders – zo mogelijk – geclusterd behandeld. Onder gelijksoortige zaken wordt verstaan, zaken waarin hetzelfde of vergelijkbare feiten aan de orde zijn of een zelfde rechtsvraag. Uit oogpunt van consistente en gelijke behandeling, coördinatie en efficiency verdient het de voorkeur dergelijke zaken aan een beperkt aantal staatsraden toe te delen. Onder vervolgzaken worden verstaan die zaken waarin dezelfde partijen en samenhangende feiten en/of belangen aan de orde zijn. Als een nieuwe (hoger) beroepszaak inhoudelijke samenhangt met of het vervolg is op een eerder afgedane zaak dan wordt de nieuwe zaak – zo mogelijk – aan dezelfde staatsraad of staatsraden toegedeeld.  
- Rechtseenheid. Ter bevordering van de rechtseenheid tussen de hoogste bestuursrechters kan het wenselijk zijn een zaak toe te delen aan een zittingskamer samengesteld uit “eigen” staatsraden en staatsraden in buitengewone dienst, die hun hoofdfunctie vervullen bij een van de andere gerechten. Dit gebeurt o.a. bij de toedeling van zaken aan de grote kamer.
- Volgorde van binnenkomst. De hierboven genoemde factoren kunnen reden zijn om zaken toe te delen in afwijking van het uitgangspunt dat zaken in beginsel worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst of vanaf het moment dat zij geschikt zijn bevonden om op zitting te worden behandeld.

Onpartijdigheid

In artikel 15 is geregeld dat staatsraden geen zaken krijgen toebedeeld indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn of lijken te zijn waardoor op voorhand moet worden geoordeeld dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De Afdeling bestuursrechtspraak hanteert hierbij de volgende uitgangspunten:

a. gedurende het eerste jaar na zijn of haar benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak behandelt een staatsraad geen hoger beroepen die zijn gericht tegen uitspraken die afkomstig zijn van de rechtbank waarin hij of zij laatstelijk werkzaam is geweest;
b. een staatsraad die afkomstig is van een advocatenkantoor met een bestuursrechtpraktijk behandelt gedurende drie jaar na zijn of haar benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak geen zaken van dat kantoor. Onder kantoor wordt verstaan: de gehele firma.
c. een staatsraad die afkomstig is uit de overheidsorganisatie, zoals een ministerie, provincie, gemeente, z.b.o., behandelt gedurende drie jaar na zijn of haar benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak geen zaken van die organisatie. Dat geldt zowel (hoger) beroepen tegen besluiten genomen door bestuursorganen die onderdeel zijn van die organisatie, en (hoger) beroepen ingesteld door die organisatie dan wel die bestuursorganen. Deze uitgangspunten zien op algemene betrokkenheid van staatsraden bij genoemde zaken. Daarnaast wordt van elke staatsraad verwacht dat hij of zij alert is op een bijzondere betrokkenheid bij een zaak of een daarin betrokken partij. Als de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden moet de betrokken staatsraad dat kenbaar maken, waarna wordt beoordeeld of toedeling aan een andere staatsraad is aangewezen. Zie ook artikel 17, lid 3 van de Regeling.

Het register

Artikel 16 regelt het register. In het register wordt vermeld:

- welke staatsraden lid zijn van de Afdeling bestuursrechtspraak;
- per staatsraad, in welke kamer(s) hij of zij werkzaam is;
- per kamer, welke staatsraden in die kamer werkzaam zijn als lid of plaatsvervangend lid;
- welke staatsraden kamer- of unitvoorzitter zijn;
- welke staatsraden lid kunnen zijn van een enkelvoudige of meervoudige kamer, dan wel voorzitter van een meervoudige kamer, en welke staatsraden verzoeken om een voorlopige voorziening behandelen;
- welke staatsraden zijn aangewezen om zaken vereenvoudigd te behandelen en verzetszaken te doen.

Bekendmaking namen

Artikel 17 regelt de bekendmaking van de namen van de staatsraad of staatsraden die zijn aangewezen om een zaak af te doen. In het eerste lid is bepaald dat bij zaken die op zitting worden behandeld minimaal een week voorafgaand aan die zitting de namen van de staatsraden die de zaak behandelen worden gepubliceerd op de website. Bij zaken waarbij geen onderzoek ter zitting plaatsvindt kan nog niet op vergelijkbare wijze worden gewerkt. Het is wel de intentie dat in de toekomst te gaan doen. Dat moment is afhankelijk van de voortgang van de digitalisering van de rechtspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Het tweede lid regelt de uitzondering op de hoofdregel van het eerste lid. In bijzondere omstandigheden kan de vereiste spoed zich verzetten tegen voorafgaande bekendmaking of is voorafgaande bekendmaking met minimaal een week niet mogelijk. Dit kan zich voordoen in geval van een ziekmelding op de dag van de zitting of daags daarvoor, dan wel bij logistieke problemen zoals treinstoringen waardoor een staatsraad buiten staat is tijdig voor de zitting aanwezig te zijn. In dat geval wordt de naam van de behandelend staatsraad of staatsraden uiterlijk bij aanvang van de zitting bekendgemaakt.

Uit (de jurisprudentie over) artikel 6 EVRM volgt dat een rechter aan wie een zaak is toegedeeld, niet mag worden vervangen, tenzij dit gemotiveerd gebeurt en op basis van legitieme redenen. Om deze reden vindt na de bekendmaking van de behandelend kamer vervanging alleen plaats bij wraking, verschoning of andere gewichtige reden van verhindering. Onder gewichtige redenen van verhindering vallen in ieder geval ziekte, overlijden van naasten en begrafenissen/uitvaarten. Dit is geregeld in het derde lid.

Het vierde lid ziet op de mogelijkheid een klacht in te dienen over de toepassing van deze Regeling.  Op klachten is de 'Klachtenregeling Afdeling bestuursrechtspraak' van toepassing. Het tijdstip van de klacht en het onderwerp van de klacht zijn van belang voor de wijze van afhandeling van de klacht. Indien de klacht is ingegeven door de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid door deze toedeling schade zou kunnen ondervinden en de zaak is nog niet afgedaan, dan kan die partij de behandelend staatsraad verzoeken het initiatief te nemen om zich te laten vervangen (verschonen). Als de betrokken staatsraad daartoe aanleiding ziet, kan hij of zij een verschoningsverzoek indienen. Op dat verzoek wordt beslist met een uitspraak van de verschoningskamer. Als het verzoek wordt toegewezen dan wordt de zaak aan een andere staatsraad toegedeeld. Wordt het verzoek afgewezen dan kan de betrokken partij een wrakingsverzoek doen, waarna het verzoek om wraking wordt behandeld door de wrakingskamer. Verzoeken om verschoning of wraking worden behandeld met inachtneming van de op de website gepubliceerde 'Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013’. Als de klacht wordt ingediend nadat de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak heeft gedaan, kan de klacht niet meer leiden tot vervanging van een staatsraad. Wel kan een gegronde klacht reden zijn de wijze van toedeling van zaken aan te passen.

Bekendmaking, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 18 regelt de bekendmaking van deze Regeling, de publicatie en inwerkingtreding, en de citeertitel. De inhoud van deze bepaling spreekt voor zich en behoeft daarom geen toelichting.

[1] In het bijzonder valt hierbij te denken aan:
EHRM 25 november 1996, nr. 28899/95 (Stieringer/Duitsland),
EHRM 9 maart 1999, nr. 32813/96 (ontvankelijkheidsbeslissing) (Lindner/Duitsland).
EHRM 5 oktober 2010, EHRC 2011, 3, m.nt. E. Mak (DMD Group/Slowakije) en EHRM 12 januari 2016, nr. 57774/13 (Miracle Europe Kft t. Hongarije).