Wijziging van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen, met Bijlagen; New York, 5 augustus 1999 (Trb.1999, 176), met toelichtende nota.


Volledige tekst

Wijziging van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen, met Bijlagen; New York, 5 augustus 1999 (Trb.1999, 176), met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 8 december 1999, no.99.005849, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen, met Bijlagen; New York, 5 augustus 1999 (Trb.1999, 176), met toelichtende nota.

Het voorstel betreft een wijziging van het op 4 juni 1954 te New York tot standgekomen Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen (Trb.1956, 110) (hierna: het verdrag). Daarbij wordt bepaald dat douanerechten over een tijdelijk ingevoerd wegvoertuig niet verschuldigd worden door de houder indien het wegvoertuig wordt ontvreemd dan wel teloor gaat terwijl het door de overheid in beslag is genomen. Deze wijziging geeft de Raad van State van het Koninkrijk op zich geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Kanttekeningen dienen echter geplaatst te worden bij de procedure en bij Europeesrechtelijke aspecten.

1. Op 30 november 1998 is het voorstel tot wijziging van het verdrag ingediend, dat op 5 februari 1999 ter kennis van alle verdragsluitende staten is gebracht. Gedurende zes maanden waren deze staten in de gelegenheid om bezwaar te maken tegen het voorstel. De wijziging van het verdrag is op grond van artikel 42, tweede lid, van het verdrag op 5 augustus 1999 aanvaard, en op grond van artikel 42, derde lid, van het verdrag op 5 november 1999 in werking getreden. Aangezien namens het Koninkrijk der Nederlanden geen bezwaar is gemaakt, noch tegen het voorstel noch tegen de wijziging van het verdrag, geldt deze inwerkingtreding ook voor het Koninkrijk.
De Raad merkt op, dat door de inwerkingtreding van de wijziging van het verdrag de goedkeuringsprocedure volkenrechtelijk zonder betekenis is. Door de geschetste gang van zaken is aan de Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen en die van Aruba de gelegenheid onthouden zich over de aanvaarding van de wijziging te uiten voordat deze op een het Koninkrijk bindende wijze in werking is getreden. In de toelichtende nota is geen reden aangegeven die dit rechtvaardigt.
De Raad adviseert in de toelichtende nota nader op de gevolgde procedure in te gaan.

2. De in werking getreden wijziging heeft betrekking op invoerrechten, welke materie voor Nederland uitputtend is geregeld in het communautaire douanerecht. De exclusieve bevoegdheid van de Europese Gemeenschap op het terrein van het douanerecht brengt mee dat het sluiten van verdragen op dit terrein door lidstaten alleen mogelijk is met toestemming van de gemeenschap. Dit laat uiteraard onverlet dat toetreding van de Nederlandse Antillen en Aruba
tot de wijziging van het verdrag buiten dit kader plaatsvindt.
De Raad adviseert in de toelichtende nota op de Europeesrechtelijke aspecten in te gaan.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde wijziging van het Douaneverdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk



Nader rapport (reactie op het advies) van 17 april 2000


1. De toelichtende nota is op het punt van de procedure aangevuld.

2. In de toelichtende nota is ingegaan op de Europeesrechtelijke aspecten.

Ik moge mede namens de Staatssecretaris van Financiën verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de verdragswijziging vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken