Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding).


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding).

Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2000, no.00.005504, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding).

Dit wetsvoorstel bevat een wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voorgezet onderwijs. De wijzigingen strekken ertoe een definitieve regeling te treffen ten aanzien van leraren-in-opleiding (lio’s) in de genoemde onderwijswetten, aangezien de nu in deze wetten opgenomen, tijdelijke, bepalingen inzake lio’s op 1 augustus 2001 vervallen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen.

1. Voor de lio’s is een basis gelegd in de Wet van 2 juli 1997.(zie noot 1) Die wet bevat tijdelijke bepalingen inzake de lio’s. Inmiddels is dit in het basisonderwijs vormgegeven experiment van duaal leren geëvalueerd. In de memorie van toelichting wordt over de uitkomst van de eind 1998 verschenen evaluatie slechts opgemerkt dat het lio-schap succesvol is gebleken. Nu wordt voorgesteld de lio definitief te regelen, acht de Raad het gewenst dat in de memorie van toelichting meer uitgebreid wordt ingegaan op de redenen om het lio-experiment een vervolg te geven. In dat verband verdient ook de opmerking in de toelichting dat dualisering wordt gezien als één van de instrumenten bij de omslag die de lerarenopleidingen moeten maken naar een meer vraaggestuurde werkwijze(zie noot 2), nadere toelichting. Tegen die achtergrond adviseert het college, mede gelet op aanwijzing 212 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de doelstellingen die met dit wetsvoorstel worden nagestreefd duidelijk uiteen te zetten.

2. In de verschillende wetten is als uitgangspunt neergelegd dat een duale student ten minste 126 studiepunten moet hebben behaald(zie noot 3) om als lio te mogen worden aangenomen. Tevens wordt echter de mogelijkheid geboden om ten aanzien van studenten die nog niet over 126 studiepunten beschikken van deze eis af te wijken "indien door de desbetreffende hogeschool wordt verklaard dat de student beschikt over met 126 studiepunten vergelijkbare en tevens voor het dienstverband relevante kennis, inzicht en vaardigheden".
De Raad wijst er in dit verband op dat met deze uitzonderingsmogelijkheid de objectieve criteria worden ingewisseld voor criteria, die moeilijk toetsbaar zijn, onderling in belangrijke mate kunnen verschillen en in de praktijk tot conflicten aanleiding kunnen geven. Daarom adviseert het college in de voorgestelde regeling slechts de objectieve criteria van de studiepunten te hanteren. Indien dit advies niet wordt opgevolgd dient in ieder geval ook voor deze uitzonderingssituatie een minimum aantal studiepunten te worden opgenomen dat is vereist om als lio te mogen worden aangenomen. Dat minimum zou naar het oordeel van de Raad niet onder de 84 punten mogen liggen, het equivalent van twee jaar voltijdse studie.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 22 januari 2001


1. De memorie van toelichting is uitgebreid met de door de Raad gewenste passages.

2. Het rigide hanteren van de minimumeis van 126 studiepunten kan studeerbaarheidsproblemen veroorzaken als een student nog maar een gering aantal studiepunten van de 126 punten verwijderd is. Indien het één of een paar vakken betreft die niet direct relevant zijn voor de uitoefening van het lio-schap, bijvoorbeeld statistiek, kan de student naar het oordeel van de lerarenopleiding wel voldoende voorbereid zijn op de intrede in het onderwijs.
De lerarenopleiding kan dit verklaren ten overstaan van het bevoegd gezag van een school die deze student vervolgens als lio in dienst kan nemen.
Ik acht het niet voorstelbaar dat een lerarenopleiding en het bevoegd gezag van een school akkoord zouden gaan met een voorbereidend traject van slechts 84 studiepunten, zoals de Raad voorstelt. In het wetsvoorstel is thans, naar aanleiding van de opmerking van de Raad, een ondergrens van 105 studiepunten (het equivalent van tweeëneenhalf jaar voltijdse studie) opgenomen.
Hiermee is naar mijn mening een voldoende helder criterium omschreven voor een kwalitatieve waarborg van de lio. De kwaliteit van de lio is daarnaast gewaarborgd door het oordeel van de lerarenopleiding en de eindbeslissing van het bevoegd gezag van een school tot het al dan niet in dienst nemen van de lio.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen



(1) Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voorgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake afwijking van de bevoegdheidseisen ten behoeve van leraren-in-opleiding (Stb.321).
(2) Paragraaf 1.1, tweede tekstblok, vijfde alinea, van de toelichting.
(3) Het equivalent van drie jaar voltijdse studie.