Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake voorwaarden en maatregelen met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van remigratie, nadere regels over een terugkeerregeling en wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet (Uitvoeringsbesluit Remigratiewet).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting inzake voorwaarden en maatregelen met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van remigratie, nadere regels over een terugkeerregeling en wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet (Uitvoeringsbesluit Remigratiewet).

Bij Kabinetsmissive van 24 december 1999, no.99.006387, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, inzake voorwaarden en maatregelen met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van remigratie, nadere regels over een terugkeerregeling en wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet (Uitvoeringsbesluit Remigratiewet).

Het voorgestelde Uitvoeringsbesluit Remigratiewet regelt de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de basis- en remigratievoorzieningen, het geeft nadere regels over de terugkeer naar Nederland en het regelt in welke gevallen de basis- en remigratievoorzieningen worden beëindigd, geschorst of teruggevorderd. In die gevallen waarin voortzetting van de huidige beleidslijn met betrekking tot een bepaald onderwerp wenselijk is, is bij de opstelling van het ontwerpbesluit zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen in de Basisremigratiesubsidieregeling 1985 en de Remigratieregeling 1985.
De Raad van State kan zich vinden in het ontwerpbesluit, maar plaatst een kanttekening bij het gebruik van de term ouderlijk gezag.

1. Naar aanleiding van het voorgestelde artikel 2, derde lid, stelt de Raad voorop dat iedere minderjarige onder gezag staat, hetzij ouderlijk gezag hetzij voogdij (artikel 1:245 van het Burgerlijk Wetboek). Ontbreekt dit gezag dan wordt daarin door de rechter voorzien op verzoek van de Raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie. Degene die het gezag heeft moet toestemming geven voor wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige. De Raad beseft dat zich problemen kunnen voordoen wanneer pleegouders willen remigreren en de ouder of voogd van het pleegkind niet in Nederland woont, doch die problemen kunnen niet worden ontlopen door genoegen te nemen met de toestemming van, zoals de ontworpen tekst schrijft, degene die in Nederland feitelijk het ouderlijk gezag over het pleegkind uitoefent. Nog daargelaten dat de term feitelijk ouderlijk gezag niet iets anders kan betekenen dan degene die feitelijk het kind verzorgt en opvoedt en dat het veelal de pleegouder zou zijn die zichzelf toestemming zou moeten geven om het kind mee te laten remigreren, kan toepassing van de voorgestelde regeling in de hand werken dat een minderjarige opzettelijk aan het wettig over hem gesteld gezag wordt onttrokken.(zie noot 1) De Raad adviseert, het voorgestelde derde lid van artikel 2 te doen eindigen met de woorden "... degene die de ouderlijke macht of voogdij uitoefent over het pleegkind".

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-president van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 februari 2000, no.W04.99.0621/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In artikel 1 het begrip "ouderlijke macht", vervangen door: ouderlijk gezag.
- In artikel 2, tweede lid, de woorden "met wie de remigrant" vervangen door: van wie de remigrant.
- De in artikel 6 gehanteerde delegatieterminologie in overeenstemming brengen met aanwijzing 30 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).
- In artikel 11, tweede lid, de zinsnede "en legt de remigrant (...) een afschrift van de in het derde lid bedoelde bijlage over (...).", vervangen door: alsmede een afschrift van de in het derde lid bedoelde bijlage over (...).
- In artikel 12, vierde lid, de eerste term "voorzieningen", vervangen door: basisvoorzieningen.
- Artikel 13, derde lid, en artikel 15, derde lid, redigeren conform aanwijzing 131a Ar.
- In artikel 13, vierde lid, "deze wet" vervangen door: de wet.
- In artikel 14, eerste lid, de woorden "gegronde vermoeden" vervangen door: redelijke vermoeden.
- In artikel 15, eerste lid, de zinsnede "als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid", vervangen door: als bedoeld in artikel 13, eerste of tweede lid.
- In artikel 17, onderdeel A, de zinsnede "een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen", gelet op aanwijzing 340a Ar, vervangen door: een verordening van de Raad van de Europese Unie.
- In artikel 18, aanhef, de zinsnede "11 november 1989", vervangen door: 11 december 1989.
- De hoofdstukken 5 en 6 kunnen worden samengevoegd tot één nieuw hoofdstuk 5, getiteld "Overgangs- en slotbepalingen" (aanwijzing 235 Ar).



Nader rapport (reactie op het advies) van 8 maart 2000


De opmerking van de Raad van State over het ouderlijk gezag in relatie tot het pleegkind is overgenomen. Hiertoe is het derde lid, van artikel 2 aangepast.

De redactionele kanttekeningen van de Raad van State zijn verwerkt met uitzondering van de twee volgende.
Artikel 13, derde lid, en artikel 15, derde lid, redigeren conform aanwijzing 131a Ar.
Het betreft in casu het redigeren van een hardheidsclausule. In de genoemde artikelen is een formulering van een hardheidsclausule opgenomen die in diverse sociale zekerheidsregelgeving voorkomt. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: artikel 29a, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 17a, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet en artikel 34, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet. In het algemeen deel van de toelichting is gesteld dat voor het in hoofdstuk 4 neergelegde systeem met betrekking tot het beëindigen, schorsen of terugvorderen van de basis- en de remigratievoorzieningen zoveel mogelijk is aangesloten bij het systeem van de Wet van 25 april 1996 tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten en maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid), Stb. 1996, 248. Gelet hierop is het wenselijk dat ook voor wat betreft het redigeren van een hardheidsclausule wordt aangesloten bij de formulering zoals in diverse sociale zekerheidsregelgeving is opgenomen.

Gegronde vermoeden in artikel 14, eerste lid, vervangen door: redelijke vermoeden.
Ook bij deze formulering is het wenselijk aan te sluiten bij de terminologie die wordt gebruikt in sociale zekerheidsregelgeving. Als voorbeeld kan worden genoemd: artikel 19 van de Algemene Kinderbijslagwet.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de algemene maatregel van bestuur en de nota van toelichting nog op enige punten aan te passen.
Het betreft in de eerste plaats het toevoegen aan artikel 2, tweede lid, en aan de toelichting bij artikel 2, tweede lid, van de term ‘geregistreerde partner’. In dit tweede lid is als voorwaarde voor het recht op de basis- en de remigratievoorzieningen opgenomen dat beide echtgenoten, die niet duurzaam gescheiden leven, achter de remigratie staan en daartoe zullen overgaan. In verband met de rechtsgelijkheid ligt het voor de hand deze voorwaarde ook te stellen aan geregistreerde partners.
Voorts betreft het een redactionele aanpassing in artikel 6. De meervoudsvorm categorieën in dit artikel is gewijzigd in de enkelvoudvorm categorie.
Verder is de verwijzing naar artikel 3 in artikel 13, eerste lid, onderdeel c, gewijzigd in een verwijzing naar artikel 3, derde en vierde lid. Laatstgenoemde verwijzing geeft duidelijker aan dat het gaat om het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting zoals neergelegd in het derde en vierde lid van artikel 3: het onverwijld zenden van schriftelijke bewijsstukken van het naturalisatieverzoek van de remigrant aan de SVB en het eenmaal per jaar door de remigrant informeren van de SVB over de voortgang van de behandeling van zijn naturalisatieverzoek.
Tot slot is aan artikel 13, eerste lid, een onderdeel d toegevoegd. Dit onderdeel biedt de SVB de mogelijkheid een besluit tot toekenning van de basis- dan wel van de remigratievoorzieningen te wijzigen of in te trekken indien een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de wet heeft nagelaten al het geen te doen wat in redelijkheid mogelijk is, om de nationaliteit van het bestemmingsland met bekwame spoed te verkrijgen.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid



(1) In dit verband verwijst de Raad naar artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht.