Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en andere besluiten in verband met onder meer de overgang van het personeel van de Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en andere besluiten in verband met onder meer de overgang van het personeel van de Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2000, no.00.004873, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en andere besluiten in verband met onder meer de overgang van het personeel van de Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe enkele rechtspositionele regelingen van de politie te wijzigen in verband met onder meer de overgang van het personeel van de Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV (ITO) naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen.

1. In de nota van toelichting wordt opgemerkt dat van de gelegenheid gebruik is gemaakt in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het Besluit bezoldiging politie (Bbp) de definitiebepaling van de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken van de politie uit te breiden. Naast de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 1993 (PolW), vallen nu tevens de ambtenaar, werkzaam bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie alsmede de ambtenaar, werkzaam bij ITO onder het begrip "ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken van de politie". Hiermee wordt voorkomen dat in verschillende bepalingen in het Barp en het Bbp, die betrekking hebben op alle drie de categorieën ambtenaren, lange opsommingen worden opgenomen.

De Raad meent dat deze opzet uit wetssystematisch oogpunt geen aanbeveling verdient. Ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, zijn ambtenaren van politie in de zin van artikel 3, eerste lid, PolW. De in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 2 en 3, Barp en Bbp genoemde ambtenaren zijn, zoals uit de opzet van die onderdelen ook volgt, evenwel geen ambtenaar van politie.(zie noot 1) Nu voorkomen dient te worden dat de wet en de onderliggende algemene maatregelen van bestuur qua begrippen van elkaar verschillen, adviseert de Raad, mede gelet op aanwijzing 55 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar), de beoogde uitbreiding niet door te voeren, maar te bepalen dat de categorieën ambtenaren bedoeld in de voorgelegde onderdelen 2 en 3 van artikel 1, eerste lid, onderdeel d, Barp en Bbp, voor de toepassing van die regelingen worden gelijkgesteld met ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, PolW.

2. De Raad stelt vast dat zowel het Barp als het Bbp de afgelopen jaren herhaaldelijk en substantieel zijn gewijzigd. Nu het ontwerpbesluit ook de strekking heeft gebleken omissies te herstellen, adviseert het college van de gelegenheid gebruik te maken om in het licht van aanwijzing 246 Ar de integrale tekst van het Barp en het Bbp in de gewijzigde vorm te publiceren.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 september 2000, no.W04.00.0391/I, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- De verwijzing in het voorgestelde artikel 35, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie(zie noot 2) naar "een bond, vereniging of centrale als bedoeld in artikel 21, zesde lid, 22, zesde lid, 22a, zesde lid en 22b, zesde lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994" wijzigen, aangezien in die bepalingen geen bonden, verenigingen of centrales worden genoemd.



Nader rapport (reactie op het advies) van 4 december 2000


1. De voorgestelde wijziging van de definitiebepaling opgenomen in de artikelen 1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het Besluit bezoldiging politie (Bbp) is overeenkomstig de opmerking van de Raad aangepast. Dientengevolge is de nota van toelichting eveneens aangepast.

2. Naar aanleiding van het advies tot publicatie in de gewijzigde vorm van de integrale tekst van het Barp en het Bbp is, onder vernummering van artikel VIII tot artikel IX, een nieuw artikel VIII opgenomen.

3. De redactionele kanttekening van de Raad is verwerkt.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in artikel I, onderdeel I, de voorgestelde wijziging in artikel 35, tweede lid, van het Barp in technische zin aan te passen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties



(1) Het zijn ambtenaren op wie de rechtspositieregelingen ex artikel 50 POLW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard (artikel 53d van die wet en artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet)
(2) Artikel I, onderdeel I, van het ontwerpbesluit.