Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, met toelichtende nota.


Volledige tekst

Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 26 mei 2000, no.00.003382, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, met toelichtende nota.

Met het Verdrag inzake de Europese groep van luchtmachten; Londen, 6 juli 1998, zoals gewijzigd bij Protocol van 16 juni 1999, (hierna: het verdrag) wordt beoogd de operationele capaciteit van de luchtmachten van de European Air Group (EAG) te verbeteren. Aanvankelijk bestond het samenwerkingsverband alleen tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Zij hebben het verdrag door middel van een Protocol aangepast en een aantal staten verzocht toe te treden.
De toelichtende nota laat een aantal vragen onbeantwoord welke hierna aan de orde zullen worden gesteld.

1. Het verdrag gold in eerste instantie slechts tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Na aanpassing van het verdrag door middel van een Protocol hebben deze landen Italië en recentelijk ook Nederland, België, Duitsland en Spanje gevraagd toe te treden. De doelstelling van de EAG is het verbeteren van de operationele capaciteit van de betrokken luchtmachten om operaties uit te voeren bij het nastreven van gemeenschappelijke belangen.(zie noot 1) De EAG draagt onder andere bij aan de defensiesamenwerking in Europa en versterkt tevens de Europese bijdrage aan de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO).

a. Met termen als "gemeenschappelijke belangen" en "defensiesamenwerking" wordt onvoldoende duidelijk gemaakt welke functie de EAG heeft of waaruit de taak van de EAG bestaat. Daarbij zou de relatie toegelicht moeten worden tot het veel grotere NAVO-verband, in het bijzonder ook in het licht van de artikelen 1, tweede lid, en 2 van het verdrag.

b. Daarnaast zou in de toelichtende nota aandacht moeten worden besteed aan de keuze van de genoemde landen, waarbij ingegaan zou moeten worden op de vraag waarom juist deze landen zijn gevraagd toe te treden en niet ook andere Europese NAVO-leden.

De Raad van State adviseert de toelichtende nota op voornoemde punten aan te vullen.

2a. In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt militair personeel genoemd. In de toelichtende nota wordt niet ingegaan op de definitie van deze term. Het is daarom onduidelijk of het gaat om militairen in de zin van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931. Omdat in het verdrag, net als in voornoemde wet, verschillende arbeidsrechtelijke onderwerpen worden geregeld, zoals de regeling van de tandarts- en ziektekosten, en deze van invloed zijn op de rechtspositie van de betrokkenen, dient hierover in de toelichtende nota duidelijkheid te worden geschapen.

b. Hetzelfde geldt voor het burgerpersoneel genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, dat bij de EAG betrokken is. De afbakening en rechtspositie van deze groep zouden eveneens duidelijk dienen te worden gemaakt in de toelichtende nota.

c. In artikel 6, tweede lid, staan de afhankelijke personen ("dependants") vermeld waaronder vallen de "spouse" en kinderen. De Engelse term "spouse" staat voor wettige echtgenoot of echtgenote. In het Nederlands recht wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de relatie van de militair en diens partner. Door slechts te verwijzen naar de "spouse" als typering voor de term "afhankelijke", wordt gesuggereerd dat andere familierechtelijke relaties die erkend zijn in het Nederlands recht, niet onder dit begrip geschaard kunnen worden. Om hierover duidelijkheid te hebben dient in de toelichtende nota hierop te worden ingegaan.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 26 september 2000


1a. Gelet op het advies van de Raad van State is paragraaf 2 (De EAG) aangepast.

1b. Zoals door de Raad is geadviseerd, is aan het eind van paragraaf 1 (Inleiding) een alinea toegevoegd.

2a, 2b, 2c. Aan het advies van de Raad is gevolg gegeven; de eerste alinea van paragraaf 3 (Het Verdrag) is uitgebreid.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Defensie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken



(1) Toelichtende nota, 2. De EAG.