Wijziging van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, aangenomen op de derde vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden te Genève op 22 september 1995; Genève, 22 september 1995 (Trb. 1996, 81), met toelichtende nota.


Volledige tekst

Wijziging van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, aangenomen op de derde vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden te Genève op 22 september 1995; Genève, 22 september 1995 (Trb. 1996, 81), met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 4 februari 2000, no. 00.000524, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, aangenomen op de derde vergadering van de Conferentie der Partijen, gehouden te Genève op 22 september 1995; Genève, 22 september 1995 (Trb. 1996, 81), met toelichtende nota.

In de toelichtende nota wordt uiteengezet dat de wijziging reeds is geïmplementeerd door Europese regelgeving. De vraag rijst welk belang nu nog is gemoeid met goedkeuring door Nederland van deze wijziging.
De Raad van State van het Koninkrijk adviseert aan dit punt aandacht te besteden in de toelichtende nota.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde wijziging van het Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk



Nader rapport (reactie op het advies) van 7 juni 2000


Naar aanleiding van de vraag van de Raad naar het belang van de goedkeuring naast de implementatie door Europese regelgeving zij allereerst opgemerkt, dat bekrachtiging van een verdrag en implementatie ervan niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het komt vaker voor dat Nederland op grond van bestaande regelgeving - met een nationale of een Europese herkomst - reeds voldoet aan verplichtingen die voortvloeien uit een verdrag dat later dan die regelgeving tot stand is gekomen. In deze gevallen kan er een algemeen belang zijn bij de bekrachtiging.
Dit geldt te meer bij wijzigingen van verdragen, waarbij het Koninkrijk reeds partij is. In het onderhavige geval dient, op grond van artikel 17, derde lid, van het Verdrag van Bazel, er naar te worden gestreefd wijzigingen van het verdrag bij consensus te aanvaarden. In het geval van de onderhavige wijziging is dat ook gebeurd. Voor de inwerkingtreding van de wijziging is de bekrachtiging van de wijziging vereist door drie vierde van de partijen die de wijziging hebben aanvaard. Indien het Koninkrijk de wijziging niet zou bekrachtigen, zal dat worden opgevat als een wijziging van het standpunt dat bij de aanvaarding van de wijziging van het verdrag werd ingenomen. Bovendien wordt de inwerkingtreding van de wijziging bemoeilijkt indien het Koninkrijk de wijziging niet zou bekrachtigen. Uit de bekrachtiging als zodanig blijkt het belang dat het Koninkrijk hecht aan de inwerkingtreding van het in dit wijzigingsverdrag opgenomen exportverbod.

Ik moge U mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken