Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Huisvestingsbesluit (afstemming op de Huursubsidiewet).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Huisvestingsbesluit (afstemming op de Huursubsidiewet).

Bij Kabinetsmissive van 26 juni 2000, no.00.003830, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Besluit beheer sociale-huursector en het Huisvestingsbesluit (afstemming op de Huursubsidiewet).

Het ontwerpbesluit strekt ertoe de huur-, inkomens- en huishoudensbegrippen c.q. -bedragen in het Besluit beheer sociale huur-sector (BBSH) en het Huisvestingsbesluit te harmoniseren met de begrippen en bedragen zoals gedefinieerd in de Huursubsidiewet (HSW).
Daarnaast is voorzien in een verbetering van de afstemming van het Huisvestingsbesluit op de Huisvestingswet op het punt van het toewijzen van woonruimte met een lage prijs. Daarbij zal rekening worden gehouden met andere omstandigheden dan alleen het inkomen.
De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen over onder meer de gebruikte begrippen, de gevolgen voor de huursubsidie en het overgangsrecht.

1. Afstemming op de HSW

a. Uit de toelichting wordt niet duidelijk in hoeverre de afstemming op de HSW kan leiden tot een toenemend beroep op huursubsidie. In paragraaf 1.1, onder ad a, wordt opgemerkt dat de (huidige) verschillen er in grensgevallen toe kunnen leiden dat een huishouden qua (gezamenlijk) inkomen wel tot de primaire doelgroep van het Huisvestingsbesluit en het BBSH behoort, maar niet tot de doelgroep van de HSW.
Het vorenstaande zou de indruk kunnen wekken dat gelijkschakeling van begrippen kan leiden tot een groter beslag op huursubsidiegelden.
De toelichting behoeft op dit punt verduidelijking.

b. De harmonisatie heeft eveneens betrekking op het gehanteerde inkomensbegrip. De keuze voor het in de HSW gebruikte "rekeninkomen" heeft onder meer tot gevolg dat er vergeleken met de geldende regeling wijzigingen komen in de vrijstelling van inkomens van inwonende kinderen en in de vaststelling van het inkomen dat in het buitenland is verdiend.
De toelichting volstaat met het signaleren van deze verschillen. De Raad adviseert in te gaan op de eventuele gevolgen voor de betrokken categorie woningzoekenden.

2. Artikel 13 BBSH
Ingevolge het nieuwe eerste lid van artikel 13 wordt voor de bepaling van het inkomen van de woningzoekenden uitgegaan van het rekeninkomen, bedoeld in artikel 3 HSW, dat zodanig moet zijn dat zij een beroep kunnen doen op bijdragen op voet van de HSW. Volgens de toelichting betekent dit dat voor de bepaling van het inkomen wordt gekeken naar inkomensgrenzen die in artikel 14 HSW zijn opgenomen.
Het gebruik van het begrip "bijdragen" doet de vraag rijzen of hier uitsluitend bedoeld is de huursubsidie, zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel e, HSW of ook de bijzondere bijdrage in de huurlasten bedoeld in artikel 26b van die wet (de zogenaamde vangnetregeling). In laatstgenoemd geval is het rekeninkomen 20 procent hoger dan het actueel inkomen, hetgeen voor de huurder zal leiden tot een lager huursubsidiebedrag.
De toelichting dient in dit opzicht te worden verduidelijkt.
Duidelijkheid terzake is bovendien nodig met het oog op de in het derde lid geboden mogelijkheid rekening te houden met het meest recente inkomen van de woningzoekende.
Het is niet duidelijk wat hiermee wordt bedoeld. Door het schrappen van de definitie van het begrip inkomen is een lacune ontstaan waarin moet worden voorzien, temeer omdat in deze materie ook nog het begrip "actueel inkomen" voorkomt (artikel 26a, eerste lid, onder a, HSW).
Eenzelfde gebrek kleeft ook aan artikel 8, derde lid, van het Huisvestingsbesluit.
Een duidelijke definitie van het begrip acht de Raad nodig.

3. Overgangsrecht

a. Ingevolge artikel III, eerste lid, heeft de gemeente tot 1 januari 2001 de tijd om haar huisvestingsverordening aan te passen. In de toelichting op dit artikel wordt opgemerkt dat de gemeenten tot zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit de gelegenheid krijgen hun verordening aan te passen. In artikel IV is voorzien in inwerkingtreding op de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst. Gelet daarop zijn er geen zes maanden meer tussen de inwerkingtreding en 1 januari 2001. De vraag rijst of de datum van 1 juli 2001 als uiterste datum voor aanpassing van de huisvestingsverordening niet meer voor de hand zou liggen; daarmee zou ook worden aangesloten op de systematiek van de HSW, die immers uitgaat van de datum van 1 juli.
De Raad beveelt aan het ontwerpbesluit aan te passen.

b. Voorts worden, ingevolge het tweede lid van artikel III, aanvragen om een huisvestingsvergunning, waarop op het moment van aanpassing van de huisvestingsverordening nog niet is beslist, behandeld overeenkomstig de verordening zoals deze luidde voor de aanpassing.
In de toelichting wordt deze keuze gemotiveerd door te wijzen op uitvoeringstechnische overwegingen. De vraag rijst of dit argument van voldoende gewicht is.

Nu de nieuwe regeling in het belang is van woningzoekenden, die, gelet op de uitbreiding van de voorraad, eerder in aanmerking kunnen komen voor een voor hen passende woonruimte, vereist artikel III, tweede lid, een draagkrachtiger motivering. De Raad adviseert de nota van toelichting aan te vullen.

4. Bijlage
In de bijlage, waarin een nieuw aanhangsel E is opgenomen, wordt aangesloten bij de begrippen uit de HSW. Door uitsluitend het opnemen van begrippen als kwaliteitskortingsgrens HSW, inkomensgrens HSW, laagste en hoogste aftoppingsgrens HSW, eenpersoons, meerpersoons, worden deze begrippen echter nog geen onderdeel van het BBSH, dat immers op de Woningwet is gebaseerd. Deze begrippen zullen van een omschrijving moeten worden voorzien.

5. Nota van toelichting

a. In het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 2, is de bredere strekking van de beoordelingscriteria voor het toewijzen van woonruimte neergelegd. In het algemene gedeelte van de toelichting dat hierop betrekking heeft wordt opgemerkt dat behalve persoonlijke omstandigheden ook criteria in verband met leefbaarheid en een gedifferentieerde wijkopbouw bij een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte een rol spelen.
Wat het belang van beide criteria ook moge zijn voor het huisvestingsbeleid, het lijkt niet goed mogelijk deze bij de vergunningverlening te hanteren. Daarbij moet het naar de mening van het college immers gaan om een directe relatie tussen de categorie woningzoekenden en hun persoonlijke omstandigheden enerzijds en de voor deze categorie meest geschikte woonruimte anderzijds. Leefbaarheid en gedifferentieerde wijkopbouw hebben een dergelijke directe relatie niet.
De Raad geeft in overweging bedoelde passage in de toelichting te schrappen.

b. De wijziging in artikel 8 van het Huisvestingsbesluit, ten gevolge waarvan niet langer sprake is van "huurprijs", maar van "rekenhuur" leidt ertoe dat afgeweken wordt van het in de Huisvestingswet gebezigde begrip huurprijs. Dit heeft gevolgen voor artikel 26, tweede lid, van de Huisvestingswet, waar nog sprake is van huurprijs. Aangezien artikel 26 betrekking heeft op de categorie woningzoekenden op wie het Huisvestingsbesluit van toepassing is, rijst de vraag of niet voorzien zou moeten worden in aanpassing van eveneens de Huisvestingswet.

De Raad beveelt aan in de toelichting hierop nader in te gaan.

c. Ingevolge artikel 4, derde lid, van de Huisvestingswet is het Huisvestingsbesluit van overeenkomstige toepassing bij het in gebruik geven van woonruimten waarop een convenant tussen een gemeente en een eigenaar van één of meer woonruimten betrekking heeft. Het ontwerpbesluit kan derhalve ook consequenties hebben voor dergelijke overeenkomsten. De Raad adviseert in de toelichting aan dit onderwerp aandacht te besteden

6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 4 augustus 2000, no.W08.00.0241/V, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In artikel II, onderdeel C, in artikel 8, eerste lid, "huisvestingsverordening" wijzigen in: verordening (artikel 1, onder b, van het Huisvestingsbesluit).
- In artikel III, tweede lid, "artikel 5 van de Huisvestingswet" wijzigen in: artikel 7 van de Huisvestingswet.



Nader rapport (reactie op het advies) van 29 november 2000


1a. Het gelijkschakelen van de onderhavige begrippen en bedragen met de Huursubsidiewet neemt bij de betrokken huishoudens en verhuurders de verwarring weg over wie er nu op welk moment volgens welke wet tot de doelgroep van beleid behoort. De doelgroep van beleid is met onderhavige wijziging nu zowel voor de toepassing van de Huursubsidiewet als voor het toewijzen van woonruimte in het kader van de Huisvestingswet en het Besluit beheer sociale-huursector op identieke wijze beschreven.
Hetzelfde geldt voor de grenzen van de huur beneden welke nog huursubsidie kan worden verkregen, dan wel binnen welke woningzoekenden die tot de doelgroep van beleid behoren zoveel mogelijk bij voorrang gehuisvest dienen te worden.
De verruiming van de voor de doelgroep bereikbare voorraad tot in de betaalbare voorraad zal niet leiden tot een groter beslag op huursubsidiegelden.
Deze wijziging formaliseert namelijk een systematiek die met de invoering van de Huursubsidiewet per 1 juli 1997 in de praktijk gebruikelijk is geworden.
Bovendien laat deze wijziging de in de Huursubsidiewet opgenomen instrumenten ter beheersing van de uitgavenontwikkeling (prestatienormeringsinstrumenten) ongemoeid.
De nota van toelichting is gezien het advies van de Raad van State overeenkomstig het bovenstaande aangepast.

1b. Wat betreft de vrijstelling van inkomens van inwonende kinderen merk ik op dat dit betekent dat aan woningzoekende huishoudens met veel verdienende kinderen niet meer met voorrang een woning met een lage huur kan worden toegewezen. In de praktijk komt dit echter nauwelijks voor, daar waar veelal pas wordt omgezien naar andere woonruimte als de verdienende kinderen het huis uit zijn.
Voorts zullen ook in het kader van de toepassing van het Huisvestingsbesluit en het Besluit beheer sociale-huursector de inkomsten genoten in het buitenland worden meegeteld. Hiermede wordt voorkomen dat woningzoekenden die in het buitenland hun inkomen (onbelast) verwerven worden bevoordeeld ten opzichte van woningzoekenden die uitsluitend in Nederland hun inkomsten verwerven.
Gezien het advies van de Raad van State heb ik de nota van toelichting dienovereenkomstig aangepast.

2. Zowel in de tekst van artikel 13, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector en artikel 8, tweede lid, van het Huisvestingsbesluit (artikel I, onderdelen A en C), als ook in de nota van toelichting heb ik thans expliciet aangegeven dat het betreft de huursubsidie in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Huursubsidiewet, dat wil zeggen de financiële bijdragen krachtens die wet, met uitzondering van artikel 26b van die wet, ter tegemoetkoming in de kosten van het huren van een woning. Dit betekent dat de zogenoemde vangnetregeling voor de toepassing van de genoemde besluiten niet relevant is.
Voorts adviseert de Raad concreet aan te geven wat wordt bedoeld met de in artikel 13, derde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector en artikel 8, derde lid, van het Huisvestingsbesluit voorkomende term "recent inkomen".
In de nota van toelichting heb ik thans aangegeven dat in voormelde artikelen bewust is gekozen voor het begrip "recent inkomen" en niet voor het begrip "actueel inkomen" (artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet). Immers, bij de Huursubsidiewet gaat het om de zittende huurder wiens inkomen tijdens het huursubsidietijdvak fors is gedaald, hetgeen kan leiden tot een bijzondere bijdrage in de huurlasten. Bij woonruimtetoewijzing gaat het om woningzoekenden die naar een andere woning wensen te verhuizen en wier huishoudenssamenstelling en/of gezamenlijk inkomen ten opzichte van het peiljaar drastisch en duurzaam is gewijzigd.
De nota van toelichting is in deze zin verduidelijkt. Ik acht het daarnaast niet nodig de term "recent inkomen" in de tekst van het besluit te definiëren.

3a. Overeenkomstig het advies van de Raad is artikel III, eerste lid, aangepast. Dit impliceert dat een gemeente die een verordening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Huisvestingsbesluit, zoals dat artikel voor de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit luidde, heeft vastgesteld, deze verordening uiterlijk 1 juli 2001 moet hebben aangepast overeenkomstig artikel 8 van het Huisvestingsbesluit, zoals dat artikel ingevolge dit besluit is komen te luiden.
De nota van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

3b. Naar aanleiding van dit ontwerpbesluit kan de gemeente besluiten om de voorheen geldende verordening grondig te herzien. In dit kader kunnen de begrippen "subcategorieën van woningzoekenden" en "subkernvoorraden" nader worden bezien. Naar aanleiding van het advies van de Raad, om een draagkrachtiger motivering te geven betreffende het "afdoen van oude gevallen volgens het oude recht", is de nota van toelichting dienaangaande aangevuld.
Daarin is opgenomen dat deze systematiek wordt gevolgd vanuit het oogpunt van gemeentelijk beleid, uitvoeringstechniek en het beginsel van rechtsgelijkheid.

4. Overeenkomstig het advies van de Raad zijn de begrippen die zijn gebaseerd op de Huursubsidiewet in de bijlage nader gedefinieerd.

5a. Overeenkomstig het advies van de Raad is de betreffende passage in de toelichting geschrapt.

5b. Ik ben niet voornemens om de term "huurprijs" in artikel 26, tweede lid, van de Huisvestingswet naar aanleiding van het advies van de Raad te wijzigen in "rekenhuur". In dat lid is expliciet aangesloten bij het begrippenkader van de Huurprijzenwet woonruimte. Het betrokken artikel heeft voorts betrekking op situaties waarin de betrokken woonruimte vruchteloos is aangeboden aan de doelgroep (overeenkomstig het Huisvestingsbesluit als door dit besluit gewijzigd). Het artikel heeft dan ook geen zodanige relatie met de doelgroep dat aanpassing ervan nodig zou zijn.

5c. Het ontwerpbesluit en met name de wijziging van het Huisvestingsbesluit kan ook consequenties hebben voor eventueel tussen gemeenten en een eigenaar van een of meer woonruimten afgesloten convenanten. De Raad adviseert in de toelichting aan dit onderwerp aandacht te besteden, hetgeen is geschied.

6. De door de Raad in overweging gegeven redactionele kanttekeningen zijn overgenomen, behoudens de hierna volgende opmerkingen:

De term "huisvestingsverordening" is gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Huisvestingswet. Die definitie geldt ook voor het Huisvestingsbesluit, zodat ik niet voornemens ben om "huisvestingsverordening" te wijzigen in "verordening ".

Wel heb ik in dit verband artikel III op een aantal punten aangepast. Voor de definiëring van de term "verordening" wordt thans in plaats van de verwijzing naar artikel 8, eerste lid, van het Huisvestingsbesluit, zoals dat artikel laatstelijk voor de inwerkingtreding van dit besluit luidde, verwezen naar artikel 2 van de Huisvestingswet.

7. Voorts zijn het ontwerpbesluit en de nota van toelichting op de volgende punten gewijzigd:

- Artikel IV komt als volgt te luiden: Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgend, op die waarop twee maanden zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. Hiermede wordt bewerkstelligd dat dit besluit zo snel mogelijk in werking treedt.
- Tenslotte is de nota van toelichting op enkele punten redactioneel gewijzigd.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer