Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van richtlijn nr.97/68/EG en van richtlijn nr.2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van richtlijn nr.97/68/EG en van richtlijn nr.2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines).

Bij Kabinetsmissive van 19 september 2000, no.00.005221, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende uitvoering van richtlijn nr.97/68/EG en van richtlijn nr.2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines).

In het ontwerpbesluit worden twee richtlijnen geïmplementeerd: richtlijn nr.97/68/EG van 16 december 1997 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L 59) en richtlijn nr.2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers (PbEG L 84) (hierna: de richtlijnen).
Het ontwerpbesluit voorziet in typegoedkeuringen en emissiegrenswaarden.
De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het ontwerpbesluit, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen van wetgevingstechnische aard.

1. Op grond van het derde lid van de artikelen 5, 6 en 7 is de minister bevoegd nadere regels te stellen. Blijkens de nota van toelichting biedt artikel 13 van de Wet inzake de luchtverontreiniging de grondslag voor deze bevoegdheid. Dat artikel biedt evenwel slechts de mogelijkheid tot het stellen van regels bij algemene maatregel van bestuur. De Raad adviseert de genoemde artikelonderdelen in dit licht te heroverwegen.

2. Artikel 9 geeft de minister de bevoegdheid aan de keuringsinstantie aanwijzingen van algemene aard te geven omtrent de uitoefening van de aan de keuringsinstantie opgedragen taken. Indien als keuringsinstantie de Dienst Wegverkeer wordt aangewezen, worden de aanwijzingen gegeven door de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de minister. Blijkens paragraaf 1, Algemeen, van de nota van toelichting, is het de bedoeling de Dienst Wegverkeer aan te wijzen als keuringsinstantie. De Raad adviseert het aanwijzen van de Dienst Wegverkeer in het ontwerpbesluit op te nemen.

3. Blijkens de artikelsgewijze toelichting (artikel 1) is voor de definities zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de richtlijnen. In dit verband wordt erop gewezen dat - in navolging van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging motoren voor mobiele machines, dat met het ontwerpbesluit wordt ingetrokken - het begrip fabrikant tevens de importeur omvat. De Raad vraagt zich af of de uitleg in de toelichting wel overeenstemt met de definitie van fabrikant in artikel 2 van richtlijn 97/68/EG. Immers in de regel zal de importeur niet betrokken zijn bij (enige fase van) de bouw van de motor. De verhouding tot de richtlijn dient alsnog te worden toegelicht. Zo nodig dient de verwijzing naar de importeur te vervallen.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 16 januari 2001


1. Anders dan de Raad meent, biedt artikel 13 van de Wet inzake de luchtverontreiniging een grondslag voor de bevoegdheid om nadere regels te stellen bij ministeriële regeling.
Zoals aangegeven in mijn nader rapport van 10 april 2000, nr. MJZ2000042053, dateert artikel 13 van vóór de herziening van de Grondwet in 1983 en past het dus niet in de in het kader van die herziening gebezigde terminologische systematiek, waarin subdelegatie alleen mogelijk is bij de formulering "bij of krachtens algemene maatregel van bestuur". Nu artikel 13, tweede lid, onder d, van de Wet inzake de luchtverontreiniging verder bepaalt dat tot de regelen in de zin van artikel 13, eerste lid, regelen kunnen behoren over keuringen, verricht aan de hand van de bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur daartoe vastgestelde voorschriften, moet worden aangenomen dat het niet in de bedoeling heeft gelegen subdelegatie uit te sluiten (zie hierover ook de toelichting op aanwijzing 28 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). In dit verband kan nog worden gewezen op een vergelijkbare subdelegatie op grond van de artikelen 8 - 13 van de Wet bodembescherming (zie het nader rapport over Regelen inzake de bescherming van de bodem (Wet bodembescherming, kamerstukken II 1980/1981, 16 529, nrs. A-C, blz. 59). Voor het heroverwegen van de in het advies genoemde artikelonderdelen bestaat dan ook geen aanleiding.

2. Van het dwingend aanwijzen van de RDW in het ontwerpbesluit is afgezien teneinde niet in strijd te komen met concurrentiebepalingen. Er kan immers ook een andere in aanmerking komende keuringsinstantie worden aangewezen. Gesteld dat er een andere keuringsinstantie moet worden aangewezen, dan is het eenvoudiger en sneller dit bij ministeriële regeling te doen dan bij algemene maatregel van bestuur. Bovendien bevordert het de duidelijkheid als de aanwijzing van de keuringsinstantie in dezelfde regeling gebeurt als het vastleggen van de aan die instantie opgedragen taken. Deze opmerking geeft dan ook evenmin aanleiding het ontwerpbesluit te wijzigen.

3. Deze opmerking van de Raad van State heeft aanleiding gegeven de nota van toelichting aan te passen in die zin, dat de zin dat onder het begrip fabrikant ook de importeur moet worden begrepen, is geschrapt.

Tot slot heb ik - los van het advies van de Raad van State - nog aanleiding gezien de transponeringstabel in de nota van toelichting te wijzigen.

Ik moge U hierbij in overeenstemming met mijn ambtgenoten van Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer