Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen.

Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 1999, no.99.004870, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting, houdende wijziging van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer, het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen.

Het ontwerpbesluit behelst de wijziging van de regeling van subsidies aan decentrale overheden die verband houden met de bestrijding van geluidhinder van wegen spoorverkeer, alsmede van industrieterreinen aan de gevel van bestaande woningen. Belangrijke wijzigingen zijn de mogelijkheid om met de realisering van geluidwerende voorzieningen te beginnen alvorens de subsidie is verleend en het verlenen van subsidie aan lagere overheden voor het onttrekken aan de bestemming van een of meer woningen of geluidgevoelige gebouwen als saneringsmaatregel.
Daarnaast wordt een drietal geluidssaneringsbesluiten gewijzigd, waaronder het verlaten van de grens voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor woningen vanwege verkeerslawaai van 70 dB(A). Het ontwerpbesluit geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van beleidsmatige en wetstechnische aard.

1. Over het verlaten van de 70 dB(A)-grens voor de bepaling van de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege verkeerslawaai (het in artikel II voorgestelde artikel 7, tweede lid, van het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998), merkt de Raad op dat in de memorie van toelichting bij het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet geluidhinder nog werd uitgegaan van een maximum van 75 dB(A)(zie noot 1). Het niet opnemen van die nadere grens behoeft tegen die achtergrond in ieder geval al nadere motivering.
Daar komt nog bij dat de mogelijkheid van subsidiëren van onttrekken aan de bestemming, welke mogelijkheid blijkens de toelichting op artikel I, onderdeel N, is bedoeld voor de meest ernstige gevallen, is beperkt tot het maximum van f. 163.800,-- voor geluidhinder van wegverkeer. Voor deze vorm van saneren bij spoorweglawaai, waar geen verruiming in dB(A)-grenzen plaatsvindt, geldt f. 130.000,--. Deze subsidiebeperking valt moeilijk te rijmen met de mogelijkheid de maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege verkeerslawaai te verruimen. De vraag rijst of de betrokken bewoners door toepassing van dit samenstel van regels, als dat niet ook al het geval is in situaties beneden de 70 dB(A)-grens, niet in een situatie worden gebracht, waarin zij ten opzichte van andere burgers in onevenredige mate met geluidhinder worden geconfronteerd, zonder dat enig zicht bestaat op een oplossing, in de vorm van geluidwerende maatregelen dan wel financiële regeling.
Ook de subsidiebedragen in de onderdelen 3 en 4 van de bijlage bij artikel I, onderdeel N, voor het onttrekken aan de bestemming behoeven in ieder geval nadere motivering. Ondanks de in de toelichting op dit artikelonderdeel gemotiveerde benadering is er altijd nog een schoksgewijze overgang van subsidiebedragen per gekozen paar dB(A)-waarden. In het bijzonder geldt dit voor de overgang van de subsidiebedragen voor saneringssituaties bij 69 en 70 dB(A) naar die bij 71 dB(A) en hoger (bij verkeerswegen) en van de bedragen voor saneringssituaties bij 72 en 73 dB(A) naar die bij 74 dB(A) en hoger (bij spoorwegen).
De Raad adviseert het ontwerpbesluit op vorengenoemde punten nader te bezien.

2. Ingevolge het nieuwe derde lid van artikel 8b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer (artikel I, onderdeel B) kunnen maatregelen ook in aanmerking voor subsidie komen wanneer die in uitvoering zijn genomen voordat op de aanvraag door de minister is beschikt. Als voorwaarde wordt daaraan gesteld dat de minister vooraf heeft toegestemd (beter kan worden geschreven: ingestemd) in de uitvoering van die maatregelen. In de toelichting op dit artikelonderdeel wordt aan het slot uiteengezet dat de minister slechts in bijzondere gevallen tot die instemming zal overgaan. Mede gelet op aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving ware dat in het ontwerpbesluit zelve tot uitdrukking te brengen.

3. In verband met de vernummering bij de Wet van 9 november 1998 tot wijziging van de Wet geluidhinder (Stb.660) van het vierde lid van artikel 90 van de Wet geluidhinder in vijfde lid, zal artikel I van het ontwerpbesluit moeten worden aangevuld met een wijziging van artikel 8d waarin naar het thans geldende vierde lid van genoemd wetsartikel wordt verwezen.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-president van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 24 januari 2000, no.W08.99.0525/V, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In het in het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer toe te voegen artikel 8b, derde lid, (artikel I, onderdeel B), "toegestemd" vervangen door: ingestemd.
- In het in het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer toe te voegen artikel 10h (artikel I, onderdeel G) uitdrukkelijk vermelden dat het daarin om woningen van de A-lijst gaat.
- De tabellen in de onderdelen 3 en 4 van Bijlage A en de toelichting op artikel I, onderdeel N duidelijker op elkaar afstemmen waar het gaat om de duiding van de lagere dB(A)-waarde waarvoor een gelijk subsidiebedrag kan worden verstrekt als voor de dB(A)-waarde, die als uitgangspunt geldt.
- Het criterium van de maximaal toelaatbare kosten voor onttrekken aan de woonbestemming in artikel II afstemmen op de grens die in bijlage A, aan de bijdrage voor de subsidie voor dat doel wordt gesteld, te weten f. 163.800,--.
- In de laatste zin van de toelichting op artikel I, onderdeel B, "De instemming is echter geen garantie" vervangen door: De instemming is dus geen garantie.
- Aan het slot van de toelichting op artikel I, onderdelen F en G, ook de in artikel 10h, derde en vierde lid, geregelde uitzondering op de hoofdregel vermelden.



Nader rapport (reactie op het advies) van 3 mei 2000


1. De opmerkingen van de Raad hebben geleid tot de volgende aanpassingen. In de nota van toelichting wordt aangegeven waarom geen uitvoering is gegeven aan de in de memorie van toelichting bij het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet geluidhinder aangegeven grens van 75 dB(A) als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai. Voorts zijn de subsidiebedragen voor het onttrekken aan de bestemming met betrekking tot wegverkeerslawaai en spoorweglawaai gelijk getrokken. Ook zijn de subsidiebedragen in de toelichting nader gemotiveerd.

2. Met betrekking tot de opmerking van de Raad dat het beter is in het nieuwe derde lid van artikel 8b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer te spreken van "instemmen" in plaats van "toestemmen" merk ik het volgende op. In kamerstukken TK 1996/97, 25 280, nr. 3, blz. 62 (MvT op de Aanpassing van bijzondere wetten aan de derde tranche van de Awb) staat dat er in de praktijk sprake kan zijn van een handeling van een bestuursorgaan die geen besluit is en wel is onderworpen aan de goedkeuring van een bestuursorgaan. In een dergelijk geval is het wenselijk het begrip "goedkeuring" te vervangen door het begrip "toestemming" of "instemming". De keuze voor het begrip "toestemming" of "instemming" berust op taalkundige motieven.
Het begrip "toestemmen" is gebruikt om duidelijker weer te geven dat het gaat om een soort goedkeuring van het alvast in uitvoering nemen van de saneringsmaatregelen. Het begrip "instemmen" zou de suggestie kunnen wekken dat instemming van de minister met het in uitvoering nemen van de saneringsmaatregelen betekent dat de minister ook de subsidie-aanvraag positief beoordeelt. Dit is niet het geval. Om die reden is gekozen voor het begrip "toestemmen". Overigens is de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel B, wel aangepast in die zin dat het gebruik van het begrip "instemmen" wordt vermeden.
Voorts merkt de Raad op dat het wenselijk is in het ontwerpbesluit zelf tot uitdrukking te brengen dat de minister alleen in bijzondere gevallen tot bovenbedoelde instemming zal overgaan. Deze opmerking van de Raad heeft geleid tot de toevoeging van een vierde lid aan de wijzigingen in artikel 8b van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer. In dit vierde lid wordt bepaald dat de minister alleen kan toestemmen in het in uitvoering nemen van maatregelen, indien het naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid zeer wenselijk is deze maatregelen in uitvoering te nemen. De toelichting is met de gewijzigde tekst van het ontwerpbesluit in overeenstemming gebracht.

3. De opmerking van de Raad heeft tot de door de Raad bedoelde aanvulling van het ontwerpbesluit geleid.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt, met uitzondering van de volgende redactionele kanttekeningen. Gezien hetgeen is vermeld onder punt 2 is het niet wenselijk het begrip "toestemmen" te vervangen door: instemmen. De redactionele kanttekening achter het eerste gedachtestreepje is dus niet verwerkt.
Met betrekking tot de redactionele kanttekening achter het tweede gedachtestreepje het volgende. Het bepaalde in het toe te voegen artikel 10h van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer zou niet alleen moeten gelden voor woningen op de A-lijst, maar ook voor woningen op de Raillijst (artikel 14, tweede lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer). Om die reden is in het ontwerpbesluit artikel 14, derde lid, van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer in die zin gewijzigd dat artikel 10h van overeenkomstige toepassing wordt verklaard voor woningen op de Raillijst. Tenslotte heeft de redactionele kanttekening achter het laatste gedachtestreepje geleid tot heroverweging van het bepaalde in het derde en vierde lid van het toe te voegen artikel 10h van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer. Het bepaalde in het derde en vierde lid heeft geen toegevoegde waarde, aangezien de aanspraak op een subsidie van f500,- vervalt als de in artikel 10h bedoelde informatie niet voor 1 februari is toegezonden. Er is derhalve de voorkeur aan gegeven deze leden te laten vervallen. Er is dus geen sprake meer van een uitzondering op de hoofdregel.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer



(1) Kamerstukken II 1997/98, 25 905, nr.3, onderdeel E.