Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit inkomstenkorting startende zelfstandigen WW).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit inkomstenkorting startende zelfstandigen WW).

Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2000, no.00.005668, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130a van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit inkomstenkorting startende zelfstandigen WW).

Het ontwerpbesluit is een invulling van de mogelijkheid die artikel 130a van de Werkloosheidswet (WW) biedt om te experimenteren met een verlaagde WW-uitkering. Het betreft de WW-uitkering in het eerste halfjaar dat werkloze werknemers een bedrijf uit gaan oefenen of zelfstandig een beroep gaan beoefenen. Op die WW-uitkering wordt 70% van de inkomsten die in dat eerste halfjaar zijn behaald in mindering gebracht. De duur van een dergelijk experiment is in artikel 130a WW, gemaximeerd op vier jaar. Artikel 130a biedt de mogelijkheid van een verlenging met twee jaar na afloop van het experiment bij afzonderlijke maatregel van bestuur. De vormgeving van het experiment geeft de Raad van State aanleiding tot de volgende opmerking.

1. Met het besluit wordt aan nader aangeduide groepen werkloze werknemers met een WW-uitkering de gelegenheid geboden om een bedrijf te starten of als zelfstandige te gaan werken terwijl gedurende het eerste halfjaar een WW-uitkering wordt verstrekt nadat deze is verminderd met 70% van de eventueel behaalde inkomsten. Het besluit vervalt vier jaar na inwerkingtreding. Degenen die minder dan een halfjaar voor het einde van de vierjaarstermijn mee gaan doen aan het experiment, hebben niet bij voorbaat uitzicht op doorbetaling gedurende een halfjaar van die WW-uitkering. De doorbetalingstermijn eindigt voordat een halfjaar is verstreken op het moment waarop het besluit komt te vervallen. In de toelichting is aangegeven dat, mocht dat nodig zijn, het experiment kan worden voortgezet gedurende maximaal 2 jaar totdat een eventuele structurele regeling is getroffen.(zie noot 1)
De Raad constateert dat alleen degenen die eerder dan een halfjaar voor afloop van het experiment hun deelname aan het experiment starten, verzekerd zijn van een belangrijke voorwaarde waarvan het experiment de resultaten wil toetsen, namelijk de halfjaarsperiode waarin de met 70% van de behaalde inkomsten verlaagde WW-uitkering wordt verstrekt. Alleen op deze groep kan de evaluatie betrekking hebben. Voor degenen die minder dan een halfjaar voor het einde van de
experimenteerperiode van vier jaar deel gaan nemen aan het experiment is het vol kunnen maken van de halfjaarstermijn met de aldus verlaagde WW-uitkering onzeker, want afhankelijk van het feit of een structurele regeling zal worden getrof
fen. Immers alleen als een structurele regeling getroffen gaat worden, is een verlenging van het experiment mogelijk op grond van artikel 130a WW. Het college adviseert daarom de mogelijkheid tot aanmelding voor het experiment te beperken tot drieëneenhalf jaar.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 3 november 2000, no.W12.00.0465/IV, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Ontwerpbesluit.
- Artikel 4, onder c, eenvoudiger als volgt redigeren: "c. de werkzaamheden aanvangen voor de afloop van het kwartaal dat direct volgt op het kwartaal waarin het aantal uitkeringsgerechtigden op wie de aanhef toepassing vindt de duizend heeft bereikt.".
- Gelet op het in artikel 4, onder c, vermelde aantal van 1000 bij het experiment te betrekken uitkeringsgerechtigden voorzien in het geval dat dit aantal niet wordt bereikt binnen de termijn die voor het experiment moet worden gehanteerd.
- Bij handhaving van de mogelijkheid de periode van verstrekking van de met behaalde inkomsten verlaagde WW-uitkering ook minder dan een halfjaar voor het einde van de werkingsduur van het besluit te laten beginnen, in artikel 4 tot uiting brengen dat die periode zich niet verder uitstrekt dan het einde van de wettelijke experimenteerperiode van vier jaar.



Nader rapport (reactie op het advies) van 1 december 2000


De door de Raad gemaakte inhoudelijke opmerking is in het besluit verwerkt. Hierbij zij opgemerkt dat, aangezien niet het moment van aanmelding maar het moment van het starten van de werkzaamheden als zelfstandige in dit kader het relevante moment is, het bereik van de regeling in het gewijzigde ontwerp wordt beperkt tot degenen die binnen drie en een half jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een aanvang maken met de werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of de zelfstandige uitoefening van een beroep. De nota van toelichting is naar aanleiding hiervan aangepast.

De redactionele kanttekeningen zijn eveneens verwerkt met uitzondering van de tweede kanttekening. De termijn die voor het experiment wordt gehanteerd is de maximale termijn die in artikel 130a, eerste lid, van de Werkloosheidswet (WW) voor het experiment wordt gegeven. Er is dus geen mogelijkheid het experiment voort te zetten enkel vanwege de omstandigheid dat het aantal van 1000 deelnemers niet wordt bereikt binnen die termijn. Overigens is het niet aannemelijk dat dat aantal niet kan worden bereikt, gelet op de omstandigheid dat jaarlijks ongeveer 3000 WW-uitkeringen worden beëindigd als gevolg van het gaan verrichten van werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



(1) Nota van toelichting, onder "Looptijd experiment".