Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Destructiebesluit 1996 (sluitend maken van het identificatie- en registratiesysteem en tot het oprichten van paardencrematoria).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Destructiebesluit 1996 (sluitend maken van het identificatie- en registratiesysteem en tot het oprichten van paardencrematoria).

Bij Kabinetsmissive van 25 september 2000, no.00.005321, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Destructiebesluit 1996 (sluitend maken van het identificatie- en registratiesysteem en tot het oprichten van paardencrematoria).

Het ontwerpbesluit strekt tot invoering van een register waarin de identificatiecode voor runderen wordt aangetekend. Daarnaast worden regels gegeven voor de inrichting en de werkwijze van paardencrematoria, alsmede het ophalen, het vervoer en het opslaan van dode paarden.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen.

1. Ingevolge artikel 13, derde lid, van de Destructiewet kan bij algemene maatregel van bestuur worden voorzien in regels omtrent de inrichting van crematoria voor dode paarden, alsmede het ophalen en vervoeren van dode paarden. In het voorgestelde artikel 30, vierde lid, van het Destructiebesluit 1996(zie noot 1) worden de artikelen 14 en 15, eerste, tweede en derde lid, van het Destructiebesluit 1996 met betrekking tot de werkwijze van bedrijven van overeenkomstige toepassing verklaard op de werkwijze van een crematorium voor dode paarden.(zie noot 2) In de paragraaf over de werkwijze wordt in artikel 16 wel het ophalen en vervoeren naar het daar bedoelde bedrijf geregeld, maar dit artikel wordt niet van overeenkomstige toepassing verklaard. In het aan artikel 30 toegevoegde zevende lid wordt voorts artikel 17, eerste lid, van het Destructiebesluit 1996, welk artikel eveneens is opgenomen in de paragraaf over de werkwijze en dat ziet op het bewaren van het in dat artikel bedoelde materiaal, van toepassing verklaard op het opslaan van dode paarden.
Uit de toelichting bij de nota van wijziging waarbij de bepaling over de regelgeving bij algemene maatregel van bestuur aan artikel 13, derde lid, van de Destructiewet is toegevoegd, kan worden opgemaakt dat het de bedoeling is dat ook regels kunnen worden gegeven omtrent de werkwijze (waaronder het opslaan).(zie noot 3)
De tekst van artikel 13, derde lid, biedt naar het oordeel van de Raad echter geen grondslag voor het bij algemene maatregel van bestuur geven van bepalingen over de werkwijze in ruimere zin dan het ophalen en vervoeren bedoeld in artikel 16 van het Destructiebesluit 1996. Ook het in de aanhef genoemde eerste lid van artikel 9 van de Destructiewet, waarin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regelen kunnen worden gesteld met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van onder meer verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal, kan geen grondslag vormen. Dode paarden vormen ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Destructiewet wel hoog-risico-materiaal, maar paardencrematoria kunnen op grond van de definitiebepaling in artikel 1 van de wet niet worden beschouwd als verwerkingsbedrijven voor dit materiaal.
De Raad adviseert op grond van het vorenstaande de toelichting met betrekking tot de grondslag voor artikel 30, vierde en zevende lid, van het Destructiebesluit 1996 van een draagkrachtige motivering te voorzien, dan wel genoemde artikelleden te laten vervallen.

2. Het ontwerpbesluit is ingevolge richtlijn nr.98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204) genotificeerd aan de Europese Commissie. Tevens heeft melding plaatsgevonden aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech totstandgekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb.1994, 235). Nu de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten, alsmede die van de Wereldhandelsorganisatie nog niet beschikbaar zijn, gaat de Raad ervan uit dat het ontwerpbesluit nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie of van de lidstaten of van de Wereldhandelsorganisatie aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige aard, en dat de reacties van de Europese Commissie en de lidstaten, alsmede die van de Wereldhandelsorganisatie aan hem zullen worden toegezonden.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 6 juli 2001


1. In de notificatieprocedure zijn geen reacties ontvangen. Het ontwerpbesluit behoeft derhalve niet meer opnieuw te worden voorgelegd aan de Raad van State.

2. Overeenkomstig het advies van de Raad is artikel 9 uit de aanhef geschrapt en zijn de leden 4 en 7 van artikel 30 komen te vervallen.

3. Overigens is ervoor gekozen in artikel 29, tweede lid, niet meer te verwijzen naar de Verordening identificatie en registratie runderen 1998 van het Productschap voor Vee en Vlees maar naar het Besluit identificatie en registratie van dieren, welke is gebaseerd op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Op grond van deze maatregel is de eerder genoemde verordening van het Productschap gebaseerd.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volksgezondheid



(1) Artikel I, onderdeel C, van het ontwerpbesluit.
(2) Ingevolge artikel 14 dient de beheerder maatregelen te treffen ter wering van ongedierte en vogels. Artikel 15 geeft regels voor reiniging en ontsmetting.
(3) In de toelichting bij de nota wordt gesproken van inrichtingseisen die betrekking hebben op het tijdstip van ophalen, op het vervoeren en opslaan van dode paarden en op de inrichting en werkwijze van het paardencrematorium (kamerstukken II 1998/99, 26 357, nr.6).