Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met onder meer het vervallen van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten en de afschaffing van het maandgeld voor aspiranten.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met onder meer het vervallen van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten en de afschaffing van het maandgeld voor aspiranten.

Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2001, no.01.001224, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie, het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie in verband met onder meer het vervallen van de tijdelijke aanstelling voor surveillanten en de afschaffing van het maandgeld voor aspiranten.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe enkele maatregelen die zijn afgesproken in het arbeidsvoorwaardenakkoord voor de sector politie door te voeren in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van deze sector. De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarover de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. In artikel I, onderdelen A en B, van het ontwerpbesluit wordt aan artikel 3 respectievelijk artikel 4 van het Besluit algemene rechtspositie politie een lid toegevoegd, waarin aan de minister de bevoegdheid wordt toegekend een bepaalde, in deze artikelen genoemde termijn te verlengen. Blijkens de toelichting is het de bedoeling dat de minister in dit verband ook criteria vaststelt op basis waarvan deze termijn kan worden verlengd. Dit blijkt niet uit de tekst van de voorgestelde nieuwe artikelleden. De Raad adviseert de onderdelen A en B van artikel I in dit opzicht aan te passen.

2. De tekst van het overgangsrecht, zoals dat is neergelegd in artikel V van het ontwerpbesluit, sluit niet geheel aan bij de nota van toelichting. Dit wordt ook onderkend in de brief van 6 maart 2001 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de korpschefs (EA2001/U55462). Uit deze brief kan worden opgemaakt dat het overgangsrecht in de eerste plaats van toepassing is op de aspiranten in opleiding tot surveillant, die als zodanig zijn aangesteld voor 1 januari 2001 en op het tijdstip voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit ontwerpbesluit nog steeds als zodanig zijn aangesteld. Het overgangsrecht is ook van toepassing op surveillanten die op enig moment voor de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit in tijdelijke dienst zijn aangesteld. De Raad adviseert de tekst van het overgangsrecht en de toelichting daarop, met elkaar in overeenstemming te brengen. Om misverstanden te voorkomen, verdient het in ieder geval aanbeveling in artikel V, eerste en tweede lid, de zinsnede "zoals dat artikel luidde op 31 december 2000" telkens te vervangen door: zoals dat artikel luidde op het tijdstip voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 april 2001, no.W04.01.0130/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In de aanhef de verwijzing naar artikel 125, eerste lid, onderdeel i, Ambtenarenwet, laten vervallen, aangezien het ontwerpbesluit geen betrekking heeft op de regeling van de medezeggenschap.
- In het gehele ontwerpbesluit en in de te wijzigen algemene maatregelen van bestuur consequent de term "aspirant" in plaats van "adspirant" gebruiken.
- In artikel II, onderdeel C, "Bij regeling van Onze Minister ontvangt de aspirant een salaris" vervangen door: Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het salaris van de aspirant.
- Artikel II, onderdeel D, vervangen door: Artikel 5 komt als volgt te luiden: De ambtenaar ontvangt geen bezoldiging over de tijd gedurende welke hij opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten.
- In artikel V, derde lid, van het ontwerpbesluit, "De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak" vervangen door: De aspirant in opleiding tot surveillant van politie.
- In artikel VI, onderdeel b, van het ontwerpbesluit, "de aspirant" vervangen door: degene.
Voorts na "is aangesteld" toevoegen: als aspirant in opleiding tot surveillant van politie.



Nader rapport (reactie op het advies) van 25 juni 2001


De Raad van State geeft u in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met zijn advies rekening zal worden gehouden.

1. De onderdelen A en B van artikel I zijn aangepast aan de nota van toelichting.

2. De tekst van het overgangsrecht en de nota van toelichting zijn met elkaar in overeenstemming gebracht. Om misverstanden te voorkomen is overeenkomstig de aanbeveling de passage "zoals dat artikel luidde op 31 december 2000" vervangen.

3. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt, behoudens de kanttekening over het consequent hanteren van de term aspirant. Bij de op korte termijn plaatsvindende integrale tekstpublicatie van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit bezoldiging politie zal het woord adspirant worden aangepast aan de geldende spelling.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele storende verschrijvingen in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) te corrigeren. In verband met een kennelijk onjuiste wijziging van artikel 90 van het Barp bij het Besluit van 11 december 2000 (Stb. 559) zijn voor de helderheid het zesde en zevende lid van dat artikel volledig opgenomen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties