Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2001, no.01.003480, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Dit ontwerpbesluit strekt ertoe het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Besluit GBA) in het kader van de implementatie van de Europese privacyrichtlijn aan te passen.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt opmerkingen over de bepaling inzake de verstrekking van persoonsgegevens uit de basisadministratie voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. In het voorgestelde artikel 67, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit GBA wordt bepaald dat uit een basisadministratie en uit het vestigingsregister slechts gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden verstrekt voorzover het verzoek daartoe is gedaan door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een erkend onderzoeksbureau of een instelling bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Vervolgens wordt in artikel 67, eerste lid, voor deze drie (categorieën) instanties een uniforme regeling getroffen met voorwaarden voor de verstrekking van gegevens aan deze instanties.
De Raad wijst er in dit verband op dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) voor ieder van de drie genoemde (categorieën) instanties een afzonderlijke regime geldt:
- De instellingen voor onderwijs vallen onder het regime van artikel 99, derde lid, Wet GBA. De instellingen voor onderwijs behoren namelijk met de instellingen en voorzieningen voor gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening tot de zogenoemde bijzondere derden. Artikel 68c1 van het ontwerpbesluit bevat als uitwerking van artikel 99, derde lid, Wet GBA een opsomming van bijzondere derden. De instellingen voor onderwijs worden daar echter niet genoemd. De Raad adviseert, gelet op de systematiek van de Wet GBA, ook de instellingen bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op te nemen in artikel 68c1, met ook voor hen een regeling van de voorwaarden waaronder de verstrekking van gegevens mag plaatsvinden.
- Vervolgens wordt in artikel 109, eerste lid, van de Wet GBA bepaald dat een andere verstrekking van de in de basisadministratie opgenomen persoonsgegevens dan bedoeld in de afdelingen 1 en 2 van dat hoofdstuk van de wet (waarin dus onder meer al de gegevensverstrekking aan instellingen voor onderwijs is geregeld) slechts is toegestaan, voorzover deze plaatsvindt voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad en door de ontvanger van de persoonsgegevens de nodige voorzieningen zijn getroffen teneinde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden. Daarmee geldt voor de instanties die onder dit regime vallen een stringent toetsingskader. De in artikel 67 van het ontwerpbesluit opgenomen regeling is duidelijk toegesneden op deze categorie.
- Tenslotte wordt de verstrekking van gegevens aan het CBS geregeld in artikel 109, tweede lid, Wet GBA, echter zonder het toetsingskader zoals dat is opgenomen in het eerste lid. Bepaald wordt dat de verstrekking van gegevens aan het CBS wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, waarvoor een voordracht wordt gedaan in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken.

Gelet op de hiervoor uiteengezette systematiek van de Wet GBA adviseert het college deze onderscheidingen in de Wet GBA in het ontwerpbesluit te volgen en artikel 67 van het ontwerpbesluit te wijzigen in die zin dat het slechts betrekking heeft op erkende onderzoeksbureaus. Zoals hiervoor al aangegeven, verdient het aanbeveling de instellingen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder te brengen in artikel 68c1. Tenslotte verdient het aanbeveling de verstrekking aan het CBS te regelen in een afzonderlijk artikel van dit ontwerpbesluit.

2. In artikel 67, eerste lid, onder a, wordt onder meer gesproken van een erkend onderzoeksbureau. Noch de Wet GBA, noch het Besluit GBA bevatten echter een bepaling die regelt hoe de erkenning plaatsvindt. De toelichting bevat een algemene verwijzing naar het soort bureaus waaraan wordt gedacht. Deze verwijzing is echter onvoldoende specifiek; bovendien mag de toelichting niet worden gebruikt voor het stellen van nadere regels (vergelijk aanwijzing 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Dit betekent dat moet zijn voorzien in de wijze van erkenning. De Raad adviseert om daartoe het ontwerpbesluit aan te vullen.

3. Artikel 109, tweede lid, Wet GBA bepaalt dat de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur waarin de verstrekking wordt geregeld van gegevens aan het CBS, wordt gedaan door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken. Uit de aanhef van het ontwerpbesluit blijkt echter niet dat de Minister van Economische Zaken mede betrokken is geweest bij de totstandkoming van het ontwerpbesluit. Aangezien het ontwerpbesluit ook betrekking heeft op de verstrekking van gegevens aan het CBS adviseert de Raad die medebetrokkenheid alsnog in het ontwerpbesluit tot uitdrukking te brengen.

4. Voorgesteld wordt aan artikel 68e van het Besluit GBA een zin toe te voegen, waarin de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid krijgt bij het nemen van een autorisatiebesluit ten aanzien van de bijzondere derden te bepalen dat de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministratie op een in dat autorisatiebesluit beschreven alternatieve wijze plaatsvindt.
De Raad acht de grondslag van het ontwerpbesluit op dat punt niet toereikend. De grondslag voor het regelen van de wijzen van systematische verstrekking van gegevens aan buitengemeentelijke afnemers is namelijk gelegen in artikel 91 van de Wet GBA. In de aanhef van het ontwerpbesluit wordt dat artikel echter niet vermeld.
De Raad adviseert daarom de grondslag van het ontwerpbesluit te verbreden door in de aanhef van het ontwerpbesluit artikel 91 toe te voegen aan de artikelen waarop het ontwerpbesluit is gebaseerd.

5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 3 augustus 2001, no.W03.01.0330/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In het opschrift, met inachtneming van aanwijzing 107 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, een materiële aanduiding van het onderwerp van de regeling opnemen.
- In de aanhef artikel 2 laten vervallen, aangezien dat artikel geen bevoegdheid tot regelgeving bevat.
- Een aantal artikelonderdelen, die niet samenhangen met de onderwerpsgewijze toelichting, alsnog afzonderlijk toelichten (bijvoorbeeld artikel I, onderdelen AW, AX, BA).



Nader rapport (reactie op het advies) van 15 augustus 2001


1. In het voorgestelde artikel 67 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Besluit GBA) wordt een uniforme regeling getroffen met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens uit de basisadministratie voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een erkend onderzoeksbureau of een instelling bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De Raad, van mening zijnde dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) voor ieder van de drie genoemde (categoriën) instanties een afzonderlijk regime geldt, adviseert deze in de Wet GBA neergelegde systematiek in het ontwerpbesluit te volgen en artikel 67 van het ontwerpbesluit te wijzigen in die zin, dat het slechts betrekking heeft op erkende onderzoeksbureau's.
De in de Wet GBA’veronderstelde systematiek is, waar het gaat om de verstrekking van gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, een andere dan waar de Raad kennelijk van uitgaat. Doorslaggevend voor de systematiek van de gegevensverstrekking uit de basisadministraties is het doel waarvoor deze verstrekking plaatsvindt. De verstrekking ingevolge artikel 109 van de Wet GBA dient te worden onderscheiden van de verstrekking ingevolge artikel 88 van de Wet GBA aan afnemers, zijnde bestuursorganen met een publiekrechtelijke taak, of de verstrekking ingevolge artikel 99 aan bijzondere derden, die een publiek of bijzonder maatschappelijk belang dienen. De primaire doelstelling van de GBA is instellingen met een publiekrechtelijke of anderszins publieke dan wel maatschappelijke taak van gegevens te voorzien, teneinde hen in staat te stellen met behulp van deze gegevens hun werkzaamheden ten aanzien van individuele burgers te kunnen uitvoeren. Van een dergelijke, op de individuele burger gerichte, taakuitvoering is echter geen sprake bij historisch, statistisch of (zuiver) wetenschappelijk onderzoek. Op dit onderscheid is in onderdeel 2.2 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit nader ingegaan bij de uiteenzetting over de criteria voor het aanwijzen van instellingen en voorzieningen voor onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, waaraan ingevolge artikel 99, derde lid, van de Wet GBA gegevens kunnen worden verstrekt.

Het voorgaande betekent dat de instellingen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, niet onder de werkingssfeer van artikel 99, derde lid, van de Wet GBA behoren. Dit leidt ertoe dat het advies van de Raad om deze instellingen onder te brengen in artikel 68c1 van het Besluit GBA, dat een uitwerking bevat van artikel 99, derde lid, van de Wet GBA, niet wordt gevolgd.

De Raad merkt terecht op, dat de verstrekking van gegevens aan het CBS wordt geregeld in artikel 109, tweede lid, van de Wet GBA, zonder het toetsingskader zoals dat is opgenomen in het eerste lid. Naar de mening van de Raad verdient het dan ook aanbeveling de verstrekking van het CBS te regelen in een afzonderlijk artikel van dit ontwerpbesluit. Dit advies van de Raad is overgenomen, in die zin dat de bestaande regeling in artikel 67 met betrekking tot de verstrekking van gegevens aan het CBS onveranderd is overgenomen in een nieuw vierde lid van het gewijzigde artikel 67, terwijl de verwijzing naar het CBS in artikel 67, eerste lid, onder a van het ontwerpbesluit is komen te vervallen.
Daarmee wordt materieel bereikt, dat de verstrekking van gegevens aan het CBS in een afzonderlijke bepaling wordt geregeld. In verband hiermee is tevens artikel II van het ontwerpbesluit vervallen en zijn de artikelen III, IV en V vernummerd tot de artikelen II, III en IV.

2. De suggestie van de Raad om ten behoeve van de duidelijkheid, met betrekking tot het begrip "erkend onderzoeksbureau", in artikel 67, eerste lid, onder a, van het ontwerp-Besluit een bepaling op te nemen, die voorziet in de wijze van erkenning van een dergelijk onderzoeksbureau, geeft aanleiding tot het schrappen het woord "erkend". Daarbij wordt er van uitgegaan dat de in artikel 67 opgenomen voorwaarden, waaronder verstrekking van gegevens dient plaats te vinden, voldoende waarborg vormen om misbruik daarvan door onbetrouwbare onderzoeksbureau's te voorkomen.

3. Zoals hierboven vermeld, is de bestaande regeling met betrekking tot de verstrekking van gegevens aan het CBS ongewijzigd overgenomen in het nieuwe artikel 67, vierde lid. Dit betekent dat het ontwerpbesluit geen verandering teweegbrengt in de wijze waarop deze verstrekking plaatsvindt, hetgeen betrokkenheid van de Minister van Economische Zaken bij de totstandkoming van het ontwerpbesluit overbodig maakt.

4. De Raad acht de grondslag van het ontwerpbesluit niet toereikend voor wat betreft het voorstel om aan artikel 68e een zin toe te voegen, waarin de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid krijgt bij het nemen van een autorisatiebesluit ten aanzien van de bijzondere derden te bepalen dat de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministratie op een in dat autorisatiebesluit beschreven alternatieve wijze plaatsvindt. De Raad is van mening dat deze grondsiag is gelegen in artikel 91 van de Wet GBA en adviseert dit artikel toe te voegen aan de artikelen waarop het ontwerpbesluit is gebaseerd.

Het advies van de Raad is niet overgenomen. Artikel 91 biedt slechts de wettelijke grondslag voor het regelen van de wijzen van systematische Verstrekking van gegevens aan buitengemeentelijke afnemers en niet aan bijzondere derden. De grondslag voor de regeling van de wijzen van verstrekking aan bijzondere derden is geregeld in artikel 99, eerste tot en met vierde lid, waarin telkens de mogelijkheid wordt geopend om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een regeling te treffen omtrent de systematische verstrekking van gegevens. Deze delegatiebepaling omvat ook de mogelijkheid om de wijze van verstrekking nader te bepalen. Op grond van artikel 99, eerste tot en met vierde lid, bepaalt artikel 68e van het Besluit GBA reeds dat de systematische verstrekking van gegevens uit de basisadministraties slechts plaatsvindt op de wijzen die op grond van artikel 12, tweede lid, zijn beschreven in de systeembeschrijving. In het ontwerpbesluit wordt thans voorgesteld hieraan de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe te voegen. Overigens zal ter onderscheiding van de geautomatiseerde verstrekking van gegevens op zogenaamde alternatieve media ingevolge de systeembeschrijving, het woord "alternatieve" worden vervangen door "andere".

5. De suggesties die de Raad in zijn redactionele kanttekeningen heeft gedaan, zijn overgenomen.

6. Bij deze gelegenheid zijn in het ontwerpbesluit enkele nadere technische wijzigingen met betrekking tot de artikelen 67, eerste lid, onder a, artikel 68c1 en artikel 68e van het Besluit GBA aangebracht en toegelicht. Tevens is het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige besluit vastgesteld op 1 september 2001.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid