Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in verband met de invoering van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen voor elektronisch geld.


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in verband met de invoering van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen voor elektronisch geld.

Bij Kabinetsmissive van 7 september 2001, no.01.004209, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 in verband met de invoering van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen voor elektronisch geld.

Het wetsvoorstel strekt tot de implementatie van de richtlijn elektronisch geld(zie noot 1) in de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992) en biedt een op instellingen voor elektronisch geld toegesneden systeem van bedrijfseconomisch toezicht, dat gebaseerd is op de bestaande regelgeving voor het bedrijfseconomisch toezicht op traditionele kredietinstellingen. Daarbij wordt de komst van gespecialiseerde instellingen voor elektronisch geld in het oog gehouden, alsook het consumentenvertrouwen in dit betaalmiddel.

In artikel 85b, tweede lid, wordt bepaald dat een kredietinstelling op verzoek van een houder van elektronisch geld het elektronisch geld omwisselt door middel van uitbetaling in munten of bankbiljetten of door storting op een rekening. Daarbij mogen uitsluitend de voor de omwisseling noodzakelijke kosten worden berekend. In het derde lid wordt bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de omwisseling, bedoeld in het tweede lid.
In de Wtk 1992 is de regelgevende bevoegdheid in het algemeen rechtstreeks toegekend aan de toezichthouder, in casu De Nederlandsche Bank.(zie noot 2) De Raad adviseert toe te lichten waarom ten aanzien van de omwisseling van elektronisch geld een andere bevoegdheidstoekenning wordt voorgesteld.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 14 januari 2002


Het advies van de Raad is overgenomen en heeft aanleiding gegeven tot wijziging van de memorie van toelichting.

In het voorstel van wet zijn tevens enkele wijzigingen van technische aard aangebracht naar aanleiding van redactionele inconsistenties die aan het licht kwamen nadat het voorstel aan U was gestuurd ter advisering door de Raad van State. Zo heeft het voorstel om het huidige artikel 1, derde en vierde lid, te laten vervallen en een vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheid van het verbod van artikel 6, eerste lid, te introduceren tevens tot gevolg dat voor ondernemingen of instellingen die krachtens de artikelen 31, 32, 32a en 38 in Nederland een bijkantoor willen vestigen of hun diensten willen aanbieden een aparte rechtsgrond voor een vrijstellingsregeling of ontheffingsmogelijkheid moet worden geïntroduceerd. De toevoeging van een vierde en vijfde lid aan artikel 31, een derde en vierde lid aan de artikelen 32 en 38 en de toevoeging van een tweede lid aan het voorgestelde artikel 32a hangen hiermee samen. Deze wijzigingen hebben geleid tot aanpassing van de boete- en dwangsombepalingen.

Voorts is er bij de uitwerking van het voorgestelde artikel 85b voor gekozen nauwer aan te sluiten bij de systematiek van artikel 85a. hiertoe worden de artikelen 14, 15 en 85a van de Wet toezicht kredietwezen 1992 gewijzigd, en zijn vier leden toegevoegd aan het oorspronkelijk voorgestelde artikel 85b. Deze wijzigingen hebben tevens tot gevolg dat de boete- en dwangsombepalingen op dit punt zijn aangepast.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën



(1) Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (richtlijn elektronisch geld).
(2) Zie in het bijzonder de artikelen 20 en 21 Wtk 1992.