Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (nadere regels inzake splitsing).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (nadere regels inzake splitsing).

Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2001, no.01.003339, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Huisvestingsbesluit (nadere regels inzake splitsing).

Het ontwerpbesluit strekt ertoe het Huisvestingsbesluit aan te passen, zodat het mogelijk wordt bij het aanwijzen van woonruimte die in aanmerking kan komen voor splitsing onderscheid te maken naar delen van een gemeente afhankelijk van de lokale omstandigheden, en daarbij ook een begrenzing in tijd toe te passen. Met het oog hierop bevat het ontwerpbesluit een wijziging van artikel 12 van het Huisvestingsbesluit. De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt enkele opmerkingen die zouden moeten leiden tot aanpassing van de tekst.

1. In artikel I wordt voorgesteld artikel 12 van het Huisvestingsbesluit te wijzigen door onder meer aan het slot van het eerste lid, onder c, het woordje "en" te vervangen door "of". Ook de wijziging van het tweede lid komt neer op vervanging van het woordje "en" door "of". Daarmee wordt de oorspronkelijk cumulatieve opsomming van weigeringsgronden gewijzigd in een alternatieve. Dit heeft tot gevolg dat een splitsing reeds geweigerd zal kunnen worden indien slechts één van de genoemde weigeringsgronden van toepassing is.
Nu deze wijziging niet is toegelicht, kan de vraag worden gesteld of zij wel zo bedoeld is. In verband hiermee wijst de Raad op de nota van toelichting bij de artikelen 2 en 3 van het Besluit weigeringsgronden splitsingsverordening (Stb.1986, 482), dat strekte tot uitvoering van artikel 56, vierde lid, van de Woningwet, zoals deze wet was komen te luiden bij inwerkingtreding van de Wet op de woningsplitsing (Stb.1985, 575). Daaruit kan zijns inziens worden afgeleid dat de opsomming van de voorwaarden, genoemd in de onderdelen a tot en met d van artikel 2, eerste en tweede lid, van genoemd besluit cumulatief bedoeld was. Bovendien kan men zich afvragen of de in het voorgestelde nieuwe onderdeel d van het eerste lid bedoelde belangenafweging wel kan plaats hebben los van de daarvoor genoemde voorwaarden.
De Raad adviseert deze wijziging te heroverwegen, althans van een draagkrachtige motivering te voorzien als zij alsnog zou moeten worden gehandhaafd.

2. In artikel II van het ontwerpbesluit wordt bepaald dat het besluit in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van artikel 81 van de Huisvestingswet, op grond waarvan een algemene maatregel van bestuur niet eerder in werking treedt dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.
Voorts moet van plaatsing mededeling worden gedaan aan beide Kamers der Staten-Generaal.
De Raad adviseert artikel II in overeenstemming te brengen met artikel 81 van de Huisvestingswet.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 19 oktober 2001


1. Het ontwerpbesluit, zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies, brengt geen wijziging aan in het cumulatieve karakter van de opsomming van de weigeringsgronden van artikel 12, eerste en tweede lid.

2. Ingevolge artikel II van het ontwerpbesluit, als gewijzigd, vindt inwerkingtreding bij koninklijk besluit plaats, zodat de in artikel 81 van de Huisvestingswet voorgeschreven procedure van inwerkingtreding kan worden gevolgd.

3. In het ontwerpbesluit, zoals dat aan U is voorgelegd ten behoeve van advisering door de Raad van State, was tevens sprake van het vervallen van onderdeel d in artikel 12, tweede lid, van het Huisvestigingsbesluit. Hoewel de Raad over dit vervallen geen specifieke opmerking maakt, volgt uit de strekking van zijn advies dat het de voorkeur verdient dit onderdeel niet te laten vallen. Ingevolge het gewijzigde ontwerpbesluit komt dit onderdeel daarom niet meer te vervallen maar wordt dit op gelijke wijze gewijzigd als artikel 12, eerste lid, onder d, van het Huisvestingsbesluit.

4. Tenslotte is de nota van toelichting op enkele plaatsen redactioneel gewijzigd.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de daarbij gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer