Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen.


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen.

Bij Kabinetsmissive van 31 oktober 2001, no.01.005181, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen.

Het wetsvoorstel wijzigt de Overgangswet elektriciteitsproductiesector(zie noot 1) (hierna: de wet) in verband met de uitkomsten van het overleg dat met de Europese Commissie heeft plaatsgehad. In plaats van toeslag op elektriciteitstarieven wordt in compensatie van niet-marktconforme kosten voorzien door steun uit de algemene middelen. De Raad van State kan zich verenigen met de strekking van het voorstel, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen.

1. In het voorgestelde artikel 7, eerste lid, is ervoor gekozen de periode waarin de jaarlijks te verstrekken tegemoetkoming plaatsvindt bij ministeriële regeling te bepalen. Volgens de artikelsgewijze toelichting kan aldus snel en doeltreffend een ministeriële regeling voor de projecten die gelden na 31 december 2010 worden getroffen. Dat er onder de gegeven omstandigheden behoefte kan bestaan aan deze vorm van delegatie valt te begrijpen. De periode van tegemoetkoming betreft echter een wezenlijk element van de regeling. De continuïteit van en de rechtszekerheid voor de elektriciteitsproductiesector zijn mede in het geding. Derhalve meent de Raad dat het de voorkeur zou verdienen als de desbetreffende ministeriële regeling zou worden vervangen door een regeling in de wet zodra duidelijkheid bestaat over deze periode en de eventuele beperkingen terzake. De Raad adviseert dit artikelonderdeel in dit opzicht aan te vullen dan wel in de memorie van toelichting op betrekkelijk korte termijn in het vooruitzicht te stellen.

2. Het voorgestelde tweede lid van artikel 7 bepaalt dat titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is op het verstrekken van een tegemoetkoming krachtens deze wet. Volgens de artikelsgewijze toelichting is het niet ondenkbaar dat het verstrekken van een tegemoetkoming zou kunnen worden opgevat als het verstrekken van een subsidie als bedoeld in titel 4.2 Awb.
In dit verband wordt erop gewezen dat het van meet af aan in de bedoeling heeft gelegen de verstrekking van tegemoetkomingen alleen onder het regime van de wet te laten vallen. Teneinde hieromtrent elk misverstand te voorkomen, zo vervolgt de memorie van toelichting, is in artikel 7, tweede lid, de toepassing van titel 4.2 uitgesloten.
Op zichzelf is het toegestaan om bij bijzondere wet af te wijken van de hoofdregel in de Awb. Een en ander vergt wel een toereikende motivering. De motivering dat het van meet af aan in de bedoeling heeft gelegen de verstrekking van de tegemoetkomingen alleen onder het regime van de wet te laten vallen, acht de Raad niet toereikend. Dit artikelonderdeel dient dan ook alsnog van een draagkrachtige motivering te worden voorzien; anders zal het moeten worden geschrapt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 17 december 2001


1. Met de Raad ben ik van mening dat het wenselijk is de elektriciteitsproductiesector zekerheid te bieden over de duur van de periode van tegemoetkoming van na 31 december 2010. Aan het voorgestelde artikel 8 heb ik dan ook een vijfde lid toegevoegd, inhoudende dat bij verlenging van de periode waarin een tegemoetkoming wordt verstrekt, rekening zal worden gehouden met - kort samengevat - de nog resterende looptijd van de overeenkomsten met betrekking tot stadsverwarming. Van het in deze fase bij wet duiden van een concreet tijdsbestek heb ik afgezien, aangezien zulks op bezwaren van de Europese Commissie zal stuiten, gelet op haar brief van 25 juli 2001, SG(2001)D/290565. De Commissie heeft in haar genoemde brief onder meer medegedeeld dat de tegemoetkomingsregeling die betrekking heeft op de periode van na 31 december 2010 bij haar ter goedkeuring dient te worden aangemeld. Met het oog daarop is in artikel 8, vijfde lid, een daarop betrekking hebbende zinsnede opgenomen. De toelichting heb ik in overeenstemming gebracht met deze gedeeltelijk herziene bepaling.

2. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State heb ik artikel 7, tweede lid, geschrapt alsmede de daarop betrekking hebbende toelichting.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken



(1) Stb.2000, 607.