Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de uitbreiding van de vormen van zorg waarop dat besluit van toepassing is.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de uitbreiding van de vormen van zorg waarop dat besluit van toepassing is.

Kabinetsmissive van 17 januari 2001, no.01.000192, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de uitbreiding van de vormen van zorg waarop dat besluit van toepassing is.

De aanpassing van het Zorgindicatiebesluit vindt plaats ter uniformering van de indicatiestelling in de sector van de verstandelijk en lichamelijke gehandicapten en aanverwante sectoren. Door de uitbreiding van de werking van artikel 2 van het Zorgindicatiebesluit, zal indicatiestelling voor de gehandicaptenzorg plaatsvinden door indicatieorganen als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1. De toelichting bij het ontwerpbesluit vermeldt dat een indicatiebesluit het karakter heeft van een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de cliënt de mogelijkheid heeft daartegen bezwaar te maken en beroep aan te tekenen.(zie noot 1) Het rechtskarakter van een indicatiebesluit is niet onomstreden. Bij de invoeging van artikel 9a AWBZ werd ervan uitgegaan dat het advies van een indicatieorgaan geen besluit was in de zin van artikel 1:3 Awb.(zie noot 2) Later, bij de opstelling van het Zorgindicatiebesluit dat gebaseerd is op artikel 9a AWBZ, was het uitgangspunt dat het oordeel van het indicatieorgaan wel een besluit was in de zin van artikel 1:3 Awb en dat tegen het indicatiebesluit een bezwaarschrift zou kunnen worden ingediend. De gedachtegang was dat een verzekerde slechts zorg ten laste van de AWBZ kon ontvangen, indien uit een beoordeling van het indicatieorgaan bleek dat hij op die zorg was aangewezen.(zie noot 3) In verband met dit rechtsgevolg werd de term besluit ook beter op zijn plaats geacht dan de term advies.(zie noot 4)
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 19 december 2000 beslist dat een besluit van een indicatieorgaan geen besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb.(zie noot 5) Hij is van mening dat een positief of negatief advies van een indicatieorgaan
niet kan worden aangemerkt als een beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, Awb. Het rechtscollege is van oordeel dat het enkele feit dat de wet aan de overlegging van een positief advies rechtsgevolg verbindt, onvoldoende is om te kunnen zeggen dat het indicatieorgaan door zijn advies de aanspraak van een verzekerde op zorg ingevolge de AWBZ bepaalt, beperkt of ontneemt en dusdoende een rechtshandeling verricht.
De hiervoor beschreven juridische onduidelijkheid wordt niet weggenomen door de enkele vermelding in de toelichting dat het indicatiebesluit een besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb. De Raad geeft in overweging de mogelijkheid van bezwaar en beroep te concentreren in één moment in de procedure van vaststelling van de zorgaanspraak. Voorts is de Raad van mening dat de artikelen 9a en 9b AWBZ en het Zorgindicatiebesluit zodanig moeten worden geredigeerd dat er geen onduidelijkheid meer kan bestaan over het rechtskarakter van het advies van een indicatieorgaan.

2. Door het ontwerpbesluit wordt een aantal bepalingen toegevoegd aan het Zorgindicatiebesluit. Eén van de bepalingen behelst de instelling van een landelijk werkende instelling die beschikt over specifieke deskundigheid op het gebied van de gehandicaptenzorg en welke instelling uitsluitend tot doel heeft om alle in Nederland werkzame indicatieorganen kosteloos te adviseren (artikel I, onderdeel F). Het is de bedoeling dat de instelling door middel van subsidies wordt gefinancierd die verstrekt zullen worden op basis van de Kaderwet Volksgezondheidssubsidies.(zie noot 6) De instelling wordt op aanvraag door de minister aangewezen. Wanneer de instelling haar taak niet naar behoren vervult of daarom zelf verzoekt, kan de minister de aanwijzing intrekken (artikel I, onderdeel F). Door het stellen van voorwaarden bij de subsidieverlening zal een goed functioneren worden gewaarborgd.(zie noot 7)
Uit het ontwerpbesluit en uit de nota van toelichting blijkt niet welke criteria zullen worden gehanteerd om te beoordelen of de instelling in de zin van artikel I, onderdeel F, haar taak naar behoren vervult. In de brief van de minister van 31 mei 2000 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal(zie noot 8) wordt op bladzijde 7 een opsomming gegeven van de taken die de instelling dient te gaan vervullen. Daarin worden onder andere genoemd de professionalisering en integratie van de indicatiestelling in de gehandicaptensector, het communicatiebeleid en de informatisering. In het ontwerpbesluit wordt geen melding gemaakt van deze taken. Om bij een eventuele intrekking van de erkenning duidelijkheid te hebben welke taken door de instelling niet naar behoren zijn vervuld, is de Raad van mening dat de taken van de instelling in het ontwerpbesluit moeten worden opgenomen.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 april 2001, no.W13.01.0032/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In artikel I, onderdeel B, de zinsnede "14, 15, onder a en b", vervangen door: 14, 15, aanhef en onder a en b.
- In artikel I, onderdeel D, de zinsnede "artikel 6, onder b", vervangen door: artikel 6, aanhef en onder b.



Nader rapport (reactie op het advies) van 17 mei 2001


1. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is aanleiding de kennelijk gerezen onduidelijkheid over de status van de indicatie op te heffen. Daartoe dient de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten te worden gewijzigd. Er is gekozen voor terugkeer naar de situatie dat het advies de status van besluit dient te hebben. In de nota van toelichting in onderdeel 2.1, onder d, wordt dit thans uiteengezet.

2. Anders dan de Raad stelt is in de brief van 31 mei 2001 geen sprake van een opsomming van taken die door de landelijk werkende instelling ten behoeve van de indicatieorganen als aangewezen instelling moeten worden uitgevoerd. De opsomming geeft aan waar de in de brief bedoelde instelling zich thans mee bezighoudt. De taak van de aan te wijzen instelling zal zijn dat zij de aanvragen voor een indicatiestelling in het kader van de gehandicaptenzorg voor de indicatieorganen kosteloos zal onderzoeken. Indien die taak niet naar behoren wordt vervuld, kan de aanwijzing worden ingetrokken. Kennelijk was de voorgestelde tekst onvoldoende helder. Dat is aanleiding de redactie van artikel 9a, tweede lid, aanhef en onder a zodanig te wijzigen dat over de taken geen misverstand meer kan bestaan.

3. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een onvolkomenheid in de toelichting op artikel I, onderdeel F aan te brengen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



(1) Nota van toelichting, 2. Beleidskader indicatiebesluit "nieuwe stijl", 2.1 Uitgangspunten, c. vraagsturing.
(2) Kamerstukken II 1995/96, 24 606, nr.6, p.20.
(3) Artikel 9b, eerste lid, AWBZ bepaalt namelijk dat verzekerden hun aanspraken op vormen van zorg eerst tot gelding kunnen brengen, indien zij een advies hebben overgelegd van het indicatieorgaan, waaruit blijkt dat zij op die zorg zijn aangewezen.
(4) Stb. 1997, 447, nota van toelichting, p. 14.
(5) CRvB, 19 december 2000, nr.99/4788 AWBZ.
(6) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, artikel I, F (artikel 9a).
(7) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, artikel I, F (artikel 9a).
(8) Brief van 31 mei 2000, kenmerk PBO/AWBZ/2076392.