Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep.


Volledige tekst

Voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep.

Bij Kabinetsmissive van 7 oktober 2002, no.02.004587, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, C.H.J. van Leeuwen, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep.

Het wijzigingsvoorstel strekt tot het vereenvoudigen van het financieringsstelsel waarmee de provinciebesturen de regionale omroeporganisaties bekostigen. De financiering van de regionale omroep zal voortaan alleen door het Provinciefonds plaatsvinden. De middelen die in de rijksbegroting zijn opgenomen, worden overgedragen aan het Provinciefonds. Aan die overdracht wordt de verplichting voor het provinciebestuur gekoppeld om ten minste één regionale omroepinstelling met radio- en TV-uitzendingen te bekostigen en een zendurentotaal voor beide media te garanderen dat minstens gelijk is aan het totaal van peiljaar 2001. Deze tweeledige zorgplicht houdt een medebewindstaak voor het provinciebestuur in.(zie noot 1) .
Met het voorstel van wet en de bijbehorende financieringswijziging wordt de betrokkenheid van het Rijk bij de regionale omroepen overgeheveld naar de provinciebesturen. In de aanbiedingsbrief bij het voorstel van wet wordt aan de Raad van State gevraagd bijzondere aandacht te besteden aan de hiervoor bedoelde medebewindstaak van het provinciebestuur.

1. Volgens de bestaande tekst van de Mediawet bestaat de medebewindstaak van de provinciebesturen daarin dat de vraag of een regionale omroep zendtijd krijgt toegewezen (door het Commissariaat voor de Media), afhangt van de bereidheid van het provinciebestuur de bekostiging daarvan voor haar rekening te nemen; de daarvoor benodigde middelen ontvangen de provincies deels via het provinciefonds, deels uit de mediabegroting. Thans wordt voorgesteld de provinciebesturen te verplichten de bekostiging van minstens één regionale omroep op zich te nemen - wat feitelijk geen gevolgen zal hebben - en de vergoeding geheel via het provinciefonds te laten lopen. Tegen deze wijziging ziet de Raad van State uit een oogpunt van medebewind geen bezwaar. De hier in de artikelen 43, derde lid, en 107 opgelegde taken lopen evenwel niet direct in de pas met meer traditionele medebewindstaken; het blijft echter gaan om de uitvoering van de wet, en de bekostiging van deze medebewindstaak is voldoende verzekerd, in overeenstemming met artikel 105, derde lid, van de Provinciewet (PW); ook is voldaan aan de overlegplicht van artikel 112 PW.

2. Het huidige artikel 107 van de Mediawet bevat de clausule dat de regionale omroepinstellingen een vergoeding krijgen die gelijk is aan het totaal van hun uitgaven die rechtstreeks met hun omroepactiviteiten verband houden, (…), "voorzover zij niet op andere wijze zijn gedekt". In het nieuwe artikel 107 komt deze laatste clausule niet meer voor. De Raad adviseert mede gelet op de mogelijkheid die artikel 43a van de wet biedt om reclameboodschappen te verzorgen, deze clausule te handhaven.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 16 december 2002, no.W05.02.0439/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Voorstel van wet
- Artikel I, onderdeel D, artikel 107, tweede lid, zodanig herformuleren dat duidelijk tot uitdrukking komt dat aan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden kunnen worden gesteld of voorschriften kunnen worden verbonden volgens het bepaalde bij of krachtens deze wet.
- In artikel II duidelijk laten uitkomen dat artikel II een eenmalig werkende regeling is die niet jaarlijks wordt herhaald.
- Artikel 111 van de Mediawet aanpassen aan de verlettering in artikel 28.

Memorie van toelichting
- Bij het in paragraaf 1 vermelde bedrag van 101,9 miljoen euro uiteenzetten, op grond van welke gegevens en op welke wijze dit is berekend.
- Bij het in paragraaf 2 vermelde bedrag van 29,8 miljoen euro voor de financiële matching ten behoeve van regionale televisie in 2002 uitleggen, waarom ook in 2002 nog een vervolg wordt gegeven op het als tijdelijk bedoelde instrument van financiële matching.
- Bij het in paragraaf 2 besproken verdelingsvoorstel waarmee het Interprovinciaal Overleg heeft ingestemd tevens vermelden hoe in de komende jaren de wijze van verdeling komt vast te staan, en hoe zal worden gehandeld indien niet of niet tijdig overeenstemming over die verdeling wordt bereikt.



Nader rapport (reactie op het advies) van 22 april 2003


1. Met genoegen neemt de regering kennis van het standpunt dat de Raad uit een oogpunt van medebewind geen bezwaar ziet tegen de wijziging van de Mediawet ten aanzien van de medebewindstaak van de provinciebesturen om zorg te dragen voor de bekostiging van het functioneren van ten minste één regionale omroepinstelling.

2. Het advies van de Raad om ten aanzien van de verplichting voor provinciebesturen tot vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden met het functioneren van de regionale omroepinstelling de clausule "voor zover zij niet op andere wijze zijn gedekt" te handhaven, is gevolgd. De regering merkt daarbij op dat deze clausule het minimale niveau van de zorgplicht benadrukt en dat opneming van deze clausule onverlet laat dat provinciebesturen, met in achtneming van de wettelijke zorgplicht van artikel 107, zelf invulling geven aan hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de bekostiging van regionale omroepinstellingen. De clausule vormt in dat licht voor provinciebesturen geen belemmering om tot een ruimer bekostigingsbeleid te komen.

3. Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen merkt de regering het volgende op.

Voorstel van wet
- Het voorstel van de Raad om in artikel I, onderdeel D, het tweede lid van artikel 107 zodanig te herformuleren dat tot uitdrukking komt dat aan de bekostiging, bedoeld in het eerste lid van artikel 107, voorwaarden kunnen worden gesteld of voorschriften kunnen worden verbonden volgens het bepaalde bij of krachtens deze wet (lees: Mediawet), is niet overgenomen. De Mediawet bevat geen bepalingen die zien op het stellen van voorwaarden aan de bekostiging van regionale publieke omroepen. Doel van het in het voorstel van wet opgenomen tweede lid, van artikel 107 Mediawet, is te voorkomen dat op grondslag van de bekostigingsrelatie provinciebesturen in de verleiding komen voorwaarden aan de bekostiging te stellen die in strijd zouden komen met de in de Mediawet vastgelegde waarborgen voor het onafhankelijk functioneren van de regionale publieke omroepinstellingen.
- Het voorstel van de Raad om in artikel II duidelijk te laten uitkomen dat artikel II een eenmalig werkende regeling is die niet jaarlijks wordt herhaald, is niet overgenomen. Het effect van artikel II is dat het minimumbedrag van de rijksomroepbijdrage, bedoeld in artikel 111, tweede lid, van de Mediawet, structureel verlaagd wordt. Het is weliswaar juist, zoals de Raad ook opmerkt, dat artikel II niet jaarlijks wordt herhaald, doch dat moet zo worden verstaan dat het minimumniveau van de rijksomroepbijdrage niet jaarlijks lager wordt bijgesteld. Echter, door in de tekst de term "eenmalig" op te nemen zou het misverstand kunnen ontstaan dat de verlaging slechts eenmalig effect heeft. De toelichting is verduidelijkt. Om wetstechnische redenen is bij nader inzien de verlaging van de rijksomroepbijdrage nu opgenomen in een nieuw zesde lid bij artikel 111 van de Mediawet. Daarbij is de bepaling dat de verlaging van de rijksomroepbijdrage naar tijdsgelang wordt toegepast als het voorstel van wet in de loop van een kalenderjaar in werking treedt, geschrapt. Vanwege uitvoeringstechnische en boekhoudkundige bezwaren is het niet wenselijk dat het wetsvoorstel in de loop van een kalenderjaar in werking treedt.
- De kanttekening van de Raad met betrekking tot artikel 111 is overgenomen.

Memorie van Toelichting
- Met betrekking tot het in paragraaf 1 genoemde bedrag van 101,9 miljoen euro zij het volgende opgemerkt. Het betreft hier, zoals aangegeven, het totale bedrag dat na aanvaarding van het onderhavige wetsvoorstel via het provinciefonds over de provincies wordt verdeeld. Dit bedrag is samengesteld uit de gelden vanuit de mediabegroting ten bedrage van 43,3 miljoen euro (begroting 2001), de structurele bijdrage aan het provinciefonds ter compensatie van het wegvallen van de heffing van de provinciale opslag ten bedrage van 51,7 miljoen euro (2000) en de structurele bijdrage uit de algemene middelen naar aanleiding van de amendementen Bakker ten bedrage van 6,9 miljoen euro (2001). Omdat het totale bedrag is opgebouwd uit componenten waarvan de grondslag is gelegen in verschillende jaren, en de indexeringssystematiek van het provinciefonds verhindert dat deze data op dezelfde grondslag zijn te herleiden, wordt in het wetsvoorstel afgezien van het opnemen van een totaalbedrag. In paragraaf 2, financiële aspecten, worden de afzonderlijke bedragen van een nadere toelichting voorzien.
- Gelet op de financiële situatie van de regionale omroepen heeft de regering gemeend ook aan de financiële matching een structureel karakter te geven. Dit is in de memorie van toelichting aangegeven.
- Het verdelingsvoorstel waarover overeenstemming is bereikt heeft een structureel karakter. Daarmee is de wijze van verdeling in beginsel langjarig bepaald. De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld.

4. Voorts is het voorstel van wet nog op de volgende onderdelen aangepast:
- In artikel I, onderdeel D, is de in het derde lid van artikel 107 opgenomen aanwijzingsbevoegdheid geschrapt. Nadere overweging heeft tot de conclusie geleid dat met het bestaande instrumentarium van de artikelen 197 en 198 van de Provinciewet het voldoen aan de medebewindstaak in het alleruiterste geval voldoende kan worden gewaarborgd.
- In het voorstel van wet zijn met het oog op de wijziging van artikel 28 van de Mediawet en de verlettering van de onderdelen van dat artikel technische afstemmingsbepalingen opgenomen met het oog op het bij koninklijke boodschap van 22 oktober 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet (het vervallen van de verspreidingsbeperking voor de programma’s van lokale en regionale omroepinstellingen, wijziging van de doorgifteplicht via omroepnetwerken van de programma's van lokale omroepinstellingen, alsmede wijziging van bepalingen inzake programmaraden) (Kamerstukken II 2002/03, 28 693, nrs. 1-2).

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen



(1) De medebewindstaak van het provinciebestuur wordt vermeld in het in artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 107 van de Mediawet.