Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie.


Volledige tekst

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie.

Bij Kabinetsmissive van 16 januari 2002, no.02.000242, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie.

Het wetsvoorstel voorziet in een aanvulling op de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het wetsvoorstel tot regeling van het conflictenrecht inzake adopties en de erkenning van buitenlandse adopties.(zie noot 1)
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een kanttekening bij de toelichting op het voorgestelde artikel 5b van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

1. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt niet uiteengezet of een door op de Nederlandse Antillen of Aruba wonende Nederlanders, in het buitenland geadopteerd kind ingevolge het voorgestelde artikel 5b het Nederlanderschap kan verkrijgen. Uit het feit dat het voorgestelde artikel 5b geen onderscheid maakt tussen in Nederland wonende Nederlandse adoptiefouders en op de Nederlandse Antillen of Aruba wonende Nederlandse adoptiefouders, zou kunnen worden afgeleid dat ook het door op de Nederlandse Antillen of Aruba wonende Nederlandse adoptiefouders geadopteerde kind op grond van het voorgestelde artikel 5b het Nederlanderschap kan verkrijgen.
Nu de Wet conflictenrecht adoptie alleen voor Nederland geldt en de Nederlandse Antillen en Aruba nog niet beschikken over een vergelijkbare regeling, rijst de vraag welke procedurele mogelijkheden - op de Nederlandse Antillen, Aruba, of (uitsluitend) in Nederland - openstaan voor de op de Nederlandse Antillen of Aruba wonende Nederlandse adoptiefouders en het door hen in het buitenland geadopteerde kind. In verband daarmee rijst eveneens de vraag of de Nederlandse Antillen en Aruba voornemens zijn op korte termijn (vergelijkbare) regelgeving tot stand te brengen.
De Raad adviseert om in de toelichting op deze vragen in te gaan.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk



Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 16 mei 2002, no.W03.02.0020/I/K, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In de considerans tot uitdrukking brengen dat het gaat om een aanvulling (in plaats van wijziging) van de bepalingen die betrekking hebben op de verkrijging van het Nederlanderschap.
- In het voorgestelde artikel II, artikel 5b, tweede lid, aanhef, "in overeenstemming met artikel 6 of 9 van de Wet conflictenrecht adoptie" vervangen door: in overeenstemming met artikel 9 van de Wet conflictenrecht adoptie.
- In het voorgestelde artikel II, artikel 5b, tweede lid, onder a, "artikel 5" vervangen door: artikel 6 of artikel 7.
- In het voorgestelde artikel II, artikel 5b, tweede lid, onder c, "zonder dat daartegen hoger beroep in cassatie is ingesteld", vervangen door: zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld.



Nader rapport (reactie op het advies) van 24 juni 2002


De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een kanttekening bij de toelichting op het voorgestelde artikel 5b van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

De Raad vestigt er de aandacht op dat het feit dat het voorgestelde artikel 5b geen onderscheid maakt tussen in Nederland wonende Nederlandse adoptiefouders en op de Nederlandse Antillen of Aruba wonende Nederlandse adoptiefouders, niet zonder meer meebrengt dat kinderen die worden geadopteerd door in de Nederlandse Antillen of Aruba wonende Nederlandse adoptiefouders het Nederlanderschap verkrijgen. De werking van artikel 5b kan als volgt nader worden toegelicht.
Het eerste lid van dat artikel ziet op de verkrijging van het Nederlanderschap door een kind dat bij een buitenlandse adoptie is geadopteerd, welke adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie.
Voor de erkenning van een adoptie op grond van het genoemde artikel 6 van het wetsvoorstel is het noodzakelijk dat de adoptanten, onderscheidenlijk het kind ten tijde van het verzoek en ten tijde van de adoptie-uitspraak hun gewone verblijfplaats in dezelfde vreemde staat dan wel in verschillende vreemde staten hadden. Het Nederlanderschap zal van rechtswege kunnen toekomen aan een aldus in het buitenland geadopteerd kind, ongeacht of het gezin na de adoptie in het buitenland blijft wonen dan wel zijn gewone verblijfplaats naar Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba verplaatst.

Artikel 7 van het wetsvoorstel conflictenrecht adoptie ziet uitsluitend op de verkrijging van het Nederlanderschap in geval van interlandelijke adoptie door adoptanten met gewone verblijfplaats in Nederland, waarbij de adoptie-uitspraak in het buitenland wordt verkregen. Artikel 7 vereist dat de adoptanten ten tijde van het verzoek en ten tijde van de adoptie-uitspraak hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Na de buitenlandse adoptie-uitspraak dient een uitspraak van de Nederlandse rechter houdende erkenning van de buitenlandse adoptie te worden verkregen. Wordt de adoptie erkend, dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap ongeacht of het gezin zich na de adoptie in het buitenland, in de Nederlandse Antillen of Aruba heeft gevestigd. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een procedure inzake erkenning van de adoptie wordt bepaald door artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De voorgestelde bepaling van artikel 5b, tweede lid, van de Rijkswet regelt de verkrijging van het Nederlanderschap in het geval bedoeld in artikel 9 van het wetsvoorstel conflictenrecht adoptie, waarin een in Nederland te erkennen "zwakke" buitenlandse adoptie door een uitspraak van de Nederlandse rechter wordt omgezet in een "sterke" adoptie naar Nederlands recht. Ook hiervoor geldt hetgeen hiervoor is uiteengezet voor de situatie waarin het adoptiefgezin na de adoptie elders gaat wonen. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een omzettingsprocedure wordt eveneens bepaald door het hiervoor genoemde artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De mogelijkheden voor op de Nederlandse Antillen of Aruba woonachtige personen om in Nederland procedures te voeren in verband met internationale adoptie zijn aan beperkingen gebonden, die inherent zijn aan de vereisten van de Wet conflictenrecht adoptie en aan de bepalingen ter zake van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De Nederlandse Antillen en Aruba beschikken niet over een wettelijke regeling van het conflictenrecht inzake adoptie. In het voorliggende voorstel van Rijkswet is dan ook geen regeling opgenomen voor de verkrijging van het Nederlanderschap door een kind dat is geadopteerd bij een buitenlandse adoptie die voor erkenning in aanmerking komt op de Nederlandse Antillen of Aruba. De totstandkoming van de Nederlandse wet conflictenrecht adoptie en de bijbehorende wijziging van de Rijkswet zou voor de Nederlandse Antillen en Aruba een aanleiding kunnen vormen om te overwegen zelf regelgeving op dit gebied tot stand te brengen.

De memorie van toelichting bij het voorstel van Rijkswet is overeenkomstig het voorgaande aangevuld.

De redactionele kanttekeningen zijn in acht genomen.

In artikel 5b, tweede lid, onder b is de termijn van twee maanden gewijzigd in een termijn van drie maanden, in overeenstemming met een inmiddels reeds in de Rijkswet aangebrachte wijziging in het kader van de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Verder is op verzoek van de regering van Aruba de inwerkingtredingsbepaling in dier voege gewijzigd dat het tijdstip van inwerkingtreding bij een afzonderlijk (rijks)-koninklijk besluit wordt bepaald. Beoogd wordt de rijkswet op hetzelfde tijdstip in werking te laten treden als de Wet conflictenrecht afstamming.

Daartoe gemachtigd door de rijksministerraad moge ik U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie



(1) Wet conflictenrecht adoptie; waarover de Raad van State op 17 april 2002 advies uitbracht zaak (no.W03.02.0018/I).