Goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.


Volledige tekst

Voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Bij Kabinetsmissive van 7 januari 2002, no.02.000023, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Het op 16 oktober 2001 te Brussel totstandgekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: het Protocol) voorziet in nieuwe opsporingsbevoegdheden tot het vorderen van financiële gegevens bij banken voor internationale rechtshulpverzoeken. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel, maar maakt een kanttekening over de voorlopige toepassing van het Protocol en over de gegeven motivering.

1. Volgens de toelichting zijn de huidige bevoegdheden (beslag op voorwerpen en het vergaren van gegevens) in het Wetboek van Strafvordering (WvSv) voor gegevensvergaring onvoldoende toegesneden op het vergaren van gegevens die nodig zijn voor strafvorderlijk onderzoek en daarom bieden zij geen toereikende basis voor de uitvoering van het Protocol. De Raad acht deze motivering ontoereikend nu niet precies wordt aangegeven in welk opzicht de verschillende huidige bevoegdheden in en buiten het WvSv (waaronder fiscale bevoegdheden) tekortschieten.
De Raad beveelt aan zulks alsnog te doen.

2. Volgens de toelichting zijn de lidstaten gehouden tot ratificatie van het Protocol voor het einde van het jaar 2002.(zie noot 1) Deze toelichting kan misverstand wekken. De lidstaten zijn, ingevolge artikel 34, tweede lid, onder d, van de Verdrag betreffende de Europese Unie, verplicht de grondwettelijke goedkeuringsprocedures te beginnen voor 1 juli 2002,(zie noot 2) maar het verdrag biedt geen basis voor een juridische verplichting om de procedure te voltooien voor een bepaald tijdstip. Het gaat blijkbaar om een toezegging van de regering zich
hiervoor in te spannen, die niet bindend is voor de beide kamers der Staten-Generaal. De toelichting dient te worden bijgesteld.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk



Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 12 maart 2002, no.W03.01.0703/I/K, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

- In het wetsvoorstel "Brussel" telkens vervangen door: Luxemburg.



Nader rapport (reactie op het advies) van 19 april 2002


1. De Raad beveelt aan nader te motiveren in welke opzichten de verschillende huidige bevoegdheden in en buiten het Wetboek van Strafvordering een onvoldoende basis bieden. Aan dit advies is als volgt gehoor gegeven.
De artikelen 1-3 van het Protocol houden in dat iedere lidstaat moet kunnen voldoen aan het verzoek van een andere lidstaat tot het verkrijgen van bepaalde gegevens over rekeningen, rekeningnummers en financiële transacties van een natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld. Voor de uitvoering van het protocol zijn bevoegdheden nodig tot het verkrijgen van gegevens van instellingen in de financiële sector. Het Wetboek van Strafvordering kent een bevoegdheid tot het vorderen van gegevens. Het betreft artikel 125i Sv. Dit artikel betreft de bevoegdheid van de rechter-commissaris te bevelen dat gegevens uit een geautomatiseerd werk worden verstrekt. Het bevel kan echter alleen betrekking hebben op beperkte categorieën gegevens. Het moet gaan om gegevens die door de verdachte zijn ingevoerd, voor hem zijn bestemd, tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of met betrekking tot welke het strafbare feit is gepleegd, dan wel om gegevens waarover de verdachte de beschikking heeft of die een beschrijving geven van handelingen die de verdachte met betrekking tot een geautomatiseerd werk heeft verricht. Deze categorieën zijn niet toereikend om uitvoering te kunnen geven aan het Protocol.
De bevoegdheden tot inbeslagneming in het Wetboek van Strafvordering hebben betrekking op de inbeslagneming van voorwerpen. Zij bieden geen basis te vorderen dat gegevens worden verstrekt. Een gegeven is namelijk geen voorwerp. Wel bieden de bevoegdheden de uitlevering te vorderen voor inbeslagneming vatbare voorwerpen een basis om de uitlevering te vorderen van fysieke dragers waarop gegevens zijn vastgelegd. De inbeslagneming van gegevensdragers kan echter al gauw disproportioneel zijn, wanneer dit ingrijpende gevolgen heeft voor de beslagene of wanneer daardoor meer gegevens worden verkregen dan die welke nodig zijn voor het opsporingsonderzoek. Deze bevoegdheden bevatten geen basis om van degene bij wie beslag gelegd wordt te vorderen dat hij een selectie of bewerking van gegevens print of op een diskette zet.
Ook andere bevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering zijn niet toereikend, omdat zij een beperkte reikwijdte hebben. Zij zijn beperkt tot de sector van de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten, dan wel betreffen uitsluitend het vorderen van gegevens in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek.
Buiten het Wetboek van Strafvordering zijn relevant de Wet economische delicten (WED) en de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR). Deze wetten hebben echter geen betrekking op het commune strafrecht. De daarin opgenomen bevoegdheden zijn daarom reeds niet toereikend voor de uitvoering van het protocol.
Naar aanleiding van het advies van Raad is de memorie van toelichting aangevuld.

2. Met de Raad wordt ingestemd dat het Verdrag betreffende de Europese Unie geen basis biedt voor een juridische verplichting om de goedkeuringsprocedure te voltooien voor een bepaald tijdstip. Naar aanleiding van het advies van de Raad is de memorie van toelichting aangepast.

3. De redactionele kanttekening van de Raad is overgenomen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt enige andere redactionele wijzigingen door te voeren.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden.

De Minister van Justitie



(1) Paragraaf 3 (Doel en inhoud van het Protocol) van de toelichting.
(2) Akte van de Raad van de Europese Unie van 16 oktober 2001, PbEG C 326.