Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (EG-richtlijn grote stookinstallaties), met nota van toelichting.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (EG-richtlijn grote stookinstallaties), met nota van toelichting.

Bij Kabinetsmissive van 2 november 2004, no.04.004114, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (EG-richtlijn grote stookinstallaties), met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties A (verder: BEES A), ter implementatie van Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (Pb EG L 309) (hierna: de Richtlijn). (zie noot 1) De Richtlijn heeft tot doel de negatieve milieueffecten terug te dringen, die worden veroorzaakt door stookinstallaties met een thermisch vermogen van 50 megawatt of meer. De Richtlijn stelt eisen aan de emissie van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stof.

De Raad van State maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de implementatie van de Richtlijn en enkele afzonderlijke bepalingen van het ontwerpbesluit. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Implementatie
Volgens de toelichting is de huidige tekst van het BEES A als uitgangspunt genomen.(zie noot 2) Daarbij wordt aangekondigd dat op termijn wordt bezien of het mogelijk is het BEES A te vereenvoudigen. Mede gelet op het streven van de regering naar transparantie en vereenvoudiging van regelgeving, alsmede naar deregulering, onderschrijft de Raad dit voornemen.
De Raad onderschrijft tevens het uitgangspunt dat, gelet op de verplichting tot implementatie van de Richtlijn, is besloten niet te wachten op deze vereenvoudiging. Bij implementatie worden in de implementatieregeling geen andere regels opgenomen dan voor de implementatie nodig zijn.(zie noot 3) Het ontwerpbesluit bevat echter meer dan alleen de implementatie van de Richtlijn en de in de nota van toelichting genoemde (ondergeschikte) onderwerpen.(zie noot 4) Dit geldt voor de nieuwe artikelen 6, tweede lid, en 7, vierde, vijfde en zesde lid, BEES A. In de toelichting ontbreekt deze signalering en wordt niet ingegaan op de noodzaak deze wijzigingen thans op te nemen.
Daarbij komt dat niet is uit te sluiten dat voor het nieuwe artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, BEES A de verplichting geldt deze bepaling aan de Commissie van de Europese Unie te melden, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.(zie noot 5) Het nader onderzoek en de eventuele melding zal enige tijd in beslag nemen. Gelet op de samenhang met en de voortgang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het beperken van de emissie van stikstofoxiden in de lucht bij grote inrichtingen),(zie noot 6) is het raadzaam de bepaling niet in het onderhavige ontwerpbesluit op te nemen.
De Raad adviseert de toelichting op het nieuwe artikel 6, tweede lid, BEES A aan te vullen en het nieuwe artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, BEES A te laten vervallen.

2. Meldingplicht
Het nieuwe artikel 6, tweede lid, BEES A introduceert de mogelijkheid voor degene die de inrichting drijft schriftelijk aan het bevoegd gezag mede te delen dat hij onder de in het eerste lid beschreven regeling wil vallen. De mededeling heeft tot gevolg dat een ander rechtsregime voor de installaties geldt (andere emissie-eisen en meetverplichtingen). Een reactie van het bevoegd gezag op de mededeling is niet voorgeschreven. Dit levert rechtsonzekerheid op voor de burger (direct- en derdebelanghebbenden)(zie noot 7) en kan problemen veroorzaken bij de handhaving, bijvoorbeeld wanneer de inrichtinghouder zich na de mededeling bedenkt en niet meer onder het regime van het eerste lid wil vallen.
De Raad meent dat de mededeling beter kan worden ingericht als een aanvraag (verzoek van een belanghebbende tot beschikkingverlening, artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht), mede gelet op de beoordelingsvrijheid van het bestuursorgaan en de capaciteit van de stookinstallaties. Dit sluit beter aan bij de aard van het ontwerpbesluit (artikel 8.44 van de Wet milieubeheer (Wm)) en het meldingsysteem van artikel 8.19, tweede lid, Wm. De Raad adviseert artikel 6, tweede lid, aldus aan te passen.

3. Storingen
Het nieuwe artikel 7 BEES A ziet op storingen in de bedrijfsvoering. Deze bepaling geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

a. Melding storing
De regeling van artikel 7 is algemeen geformuleerd (eerste lid) en geldt daarmee voor alle door het BEES A gereguleerde stookinstallaties en niet alleen voor de stookinstallaties met een thermisch vermogen van 50 megawatt of meer, waarop de Richtlijn ziet. Het zevende lid bepaalt echter dat de storingen binnen 48 uur moeten worden gemeld, bij "een stookinstallatie met een thermisch vermogen van 50 megawatt of meer". Het is onduidelijk waarom deze beperking is aangebracht. De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen of artikel 7, zevende lid, aan te passen.

b. Normadressaat
In artikel 7, zevende lid, ontbreekt een aanduiding van degene op wie de meldingsplicht rust. Dit bemoeilijkt de handhaving van deze verplichting. De Raad adviseert de bepaling op dit punt aan te vullen.

4. Wijzigingen
Artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn bepaalt de toepasselijke emissiegrenswaarden bij uitbreiding of wijziging van de stookinstallatie. Het nieuwe artikel 10a BEES A dient ter implementatie van deze richtlijnbepaling. Het ziet op de datum die in plaats treedt van de datum van vergunningverlening bij uitbreiding of wijziging van de stookinstallatie en geeft aanleiding tot twee opmerkingen.

a. Datum van vergunningverlening
De datum van vergunningverlening is voor de werking van de vergunning ex artikel 8.1 Wm niet beslissend, gelet op de regeling van inwerkingtreding in artikel 20.3 Wm.(zie noot 8) Daardoor is het onduidelijk op welk moment de emissie-eisen gaan gelden.

b. Uitbreiding en wijzigingen
Hoofdstuk 8 Wm kent drie typen wijzigingen van de (werking van de) inrichting: wijzigingen waarvoor een wijzigingsvergunning nodig is, wijzigingen die moeten worden gemeld op grond van artikel 8.19, tweede lid, en volgende, Wm en wijzigingen die onder de oprichtingsvergunning vallen (artikel 8.1 Wm).
— Het nieuwe artikel 10a BEES A gebruikt veelvuldig (equivalenten van) de termen "wijzigen" en "uitbreiden". De artikel 8.1 en 8.19, tweede lid, Wm behelzen de "verandering" van de (werking van de) inrichting.
— Onderdeel a van artikel 10a verwijst naar de wijzigingsvergunning en naar de situatie waarin "wijziging van de vergunning niet vereist is". Een verwijzing naar de verklaring omtrent de melding op grond van artikel 8.19, tweede lid, Wm ontbreekt. Dientengevolge is de relatie tussen het nieuwe artikel 10a BEES A en artikel 8.19, tweede lid, en volgende, Wm onduidelijk.
— De onderdelen b en c van artikel 10a, verwijzen onder meer naar de datum waarop voor de uitbreiding respectievelijk de verandering de vergunning zou moeten zijn gewijzigd. De toelichting geeft aan dat, indien geen wijzigingsvergunning is verleend, de datum geldt waarop dit had moeten gebeuren.(zie noot 9) Het is onduidelijk welke datum hiermee wordt bedoeld. Het lijkt te gaan om de feitelijke uitvoering van de uitbreiding respectievelijk de wijziging. In navolging van onderdeel a, kan in de onderdelen b en c eveneens worden verwezen naar de datum waarop de bedoelde veranderingen zijn uitgevoerd.
— Onderdeel c, bevat deels de letterlijke tekst van Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L257; de IPPC-richtlijn).(zie noot 10) De Raad vraagt zich af waarom niet is aangesloten bij artikel 8.1, eerste lid, onder b, Wm. In de toelichting wordt hierop evenmin ingegaan.

De Raad adviseert artikel 10a aan te passen en de toelichting aan te vullen.

5. Inwerkingtreding
Het reeds genoemde ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (artikel 13, derde lid) verwijst voor de continumeting van NOx-emissies naar het onderhavige ontwerpbesluit. Dientengevolge hangt de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten samen met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W08.04.0506/V met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Ontwerpbesluit
— Artikel I: in de voetnoot wordt niet verwezen naar de laatste wijziging van het Besluit. Dit betreft het besluit van 2 maart 2004, Stb. 97.
— Artikel I, onderdeel A: In artikel 1, onderdeel 1, "installatie" vervangen door: eenheid.
— Artikel I, onderdeel E: In artikel 7, eerste lid, van het ontwerpbesluit ontbreekt de mogelijkheid de inrichting in werking te houden met een weinig vervuilende brandstof. Deze mogelijkheid wordt wel geboden in artikel 7 van Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (Pb EG L 309) (hierna: de Richtlijn). Artikel 7, eerste lid, van het ontwerpbesluit dienovereenkomstig aanvullen.
— Artikel I, onderdeel M: In artikel 15, tweede lid, schrappen: "voorts".
— Artikel I, onderdeel N: In artikel 16, tweede lid, schrappen: "voorts".
— Artikel I, onderdeel O: In artikel 17, eerste lid, onder b, onder 20 , kan de zinsnede "zodra de branders op of na 1 mei 1998 worden vervangen" vervallen. De genoemde overgangsperiode is verlopen.
— Artikel I, onderdeel W: De vernummering leidt tot twee keer een elfde lid, deze vergissing herstellen in onderdeel 6 door "11" te vervangen door: 12.
— Artikel I, onderdeel Y: De nummering van de leden van artikel 30b verbeteren.
— Artikel I, onderdeel Z:
- Het nieuw toe te voegen lid wordt het tweede lid.
- Bij de tweede wijziging "derde lid" vervangen door: het derde lid.
- In het nieuwe lid wordt de aanhef gevolgd door slechtlopende zin, waarbij de aanduiding "a." ontbreekt. De aanhef en aanduiding verbeteren.
— Artikel I, onderdeel BB:
- De verwijzing in artikel 33, onderdeel 1, naar artikel 49, derde lid, verbeteren. Artikel 49 kent geen leden.
- In artikel 33, derde lid, "16, zesde lid," vervangen door : artikel 16, zesde lid.
— Artikel I, onderdeel KK: De voorgestelde wijzigingen 1 en 2 zijn onduidelijk. In het eerste lid van artikel 43a wordt tweemaal de zinsnede "zwaveldioxide, onderscheidenlijk stikstofoxide" vervangen. Deze aanduiding heeft derhalve geen onderscheidend vermogen. Het eerste en het tweede lid van artikel 43a geheel vervangen.
— Artikel I, onderdeel NN: De zinsnede "door het bevoegd gezag" vervangen door: de door het bevoegd gezag.

— Transponeringstabel: de transponeringstabel verwijst foutief naar:
a. Artikel 2, onderdeel b, onder 10e, van het ontwerpbesluit ter implementatie van artikel 2, zevende lid, onderdeel i, van de Richtlijn (offshore-platforms), dit moet zijn: artikel 2, onderdeel b, onder 9e, BEES A.
b. Artikel 9, eerste lid, van het ontwerpbesluit ter implementatie van artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn; deze bepaling wordt tevens geïmplementeerd in artikel 10a van het ontwerpbesluit.
c. Artikel 10a, tweede en derde lid, van het ontwerpbesluit, ter implementatie van artikel 10, eerste en tweede lid, van de Richtlijn (uitbreiding/wijziging); artikel 10a van het ontwerpbesluit kent geen leden, slechts onderdelen genummerd a tot en met c, de verwijzing moet daarom zijn: artikel 10a BEES A.

Nota van toelichting
— Op bladzijde 7, Hoofdstuk 3, zesde alinea, tweede zin "48-uursgemiddelde" vervangen door: De 48-uursgemiddelde.
— Op bladzijde 9, wordt onder het kopje "Mogelijkheden tot vermindering van administratieve lasten", onder romeinse I, gesteld: "er is geen andere optie dan het werken middels formele regelgeving." De aanduiding "formele regelgeving" wekt verwarring. Het is onduidelijk of wetgeving in formele zin wordt bedoeld of dat de aanduiding "formele" wordt gebezigd ter onderscheiding van een informele wijze van implementeren, bijvoorbeeld zelfregulering. De passage verduidelijken.
— Op bladzijde 11, laatste paragraaf, zijn de woorden "gesproken werd" in de omgekeerde volgorde geplaatst.
— Enkele malen "middels" vervangen door: door middel van, namelijk:
- op bladzijde 9, onder het kopje "Mogelijkheden tot vermindering van administratieve lasten", onder romeinse I;
- op bladzijde 12, paragraaf 6.2, vijfde alinea;
- Bladzijde 14, tweede alinea, laatste zin.
— In Onderdeel H, eerste zin, wordt verwezen naar "artikel 10a, derde lid,". Artikel 10a kent geen leden. De verwijzing naar het derde lid vervangen door: onderdeel c.



Nader rapport (reactie op het advies) van 14 februari 2005

De Raad van State maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de implementatie van de EG-richtlijn grote stookinstallaties en enkele afzonderlijke bepalingen van het ontwerpbesluit en geeft U in overweging een besluit te nemen, nadat met deze kanttekeningen rekening is gehouden.

Hieronder ga ik in op het advies van de Raad van State.

1. Het advies van de Raad om artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (hierna: BEES A) te laten vervallen, is niet overgenomen. Anders dan de Raad veronderstelt, is geen sprake van nieuwe bepalingen. De Raad wijst er terecht op dat deze bepalingen niet strekken ter implementatie van Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PbEG L 309) (hierna: de Richtlijn). Echter, de inhoud van artikel 7 BEES A (in de aan de Raad voorgelegde versie) wordt volledig gedekt door de huidige artikelen 7 en 8 BEES A. Laatstgenoemde artikelen
hebben een algemeen toepassingsbereik, waardoor ze betrekking hebben op zowel
stookinstallaties met een thermisch vermogen van minder dan 50 MW, die niet onder de Richtlijn vallen, als stookinstallaties met een thermisch vermogen van 50 MW of meer, die er wel onder vallen. Artikel 7 (in de aan de Raad voorgelegde versie) was een samenvoeging van de huidige artikelen 7 en 8, waarin de voorschriften van de Richtlijn betreffende storingen waren geïmplementeerd. Artikel 7 was hiermee op zich niet in strijd met de Richtlijn, maar omwille van de overzichtelijkheid en om een betere aansluiting op de voorschriften van de Richtlijn te bewerkstelligen, is artikel 7 naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad gesplitst in een artikel 7 (voor stookinstallaties met een thermisch vermogen van minder dan 50 MW) met daarin de oude voorschriften van het BEES A en een artikel 7a (voor stookinstallaties met een thermisch vermogen van 50 MW of meer) met daarin de voorschriften van de Richtlijn, waarbij tevens in het nieuwe artikel 7a nauwer aansluiting is gezocht bij de bewoordingen van de Richtlijn. Artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, BEES A (in de aan de Raad voorgelegde versie), die worden vervangen door het nieuwe artikel 7, is gehandhaafd omdat het slechts gaat om een hercodificatie die noodzakelijk is om de begrijpelijkheid te vergroten, zonder dat voor deze categorie (stookinstallaties met een thermisch vermogen van minder dan 50 MW) het voor storingen geldende regime inhoudelijk wordt gewijzigd.
Omdat het voor storingen geldende regime voor stookinstallaties met een thermisch vermogen van minder dan 50 MW geen inhoudelijke wijzigingen ondergaat, maar slechts wetstechnisch wordt aangepast, bestaat geen verplichting om het nieuwe artikel 7 BEES A te melden op grond van artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.(zie noot 11)

Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad is artikel 6, tweede lid, vereenvoudigd. De mogelijkheid voor degene die de inrichting drijft, schriftelijk aan het bevoegd gezag mede te delen dat hij onder de in het eerste lid beschreven regeling wil vallen - als gevolg waarvan een ander rechtsregime voor de installaties geldt (andere emissie-eisen en meetverplichtingen) - is geschrapt. Volstaan is met het schrappen van enkele niet door de Richtlijn toegestane uitzonderingen en het opnieuw indelen van artikel 6 om de leesbaarheid te vergroten. Hierdoor gaat de voorgestelde wijziging van artikel 6 niet verder dan voor implementatie van de Richtlijn nodig is.

2. Zoals onder punt 1 van dit nader rapport reeds is aangegeven, is de mededeling die in artikel 6, tweede lid, was opgenomen, geschrapt. De door de Raad bedoelde rechtsonzekerheid kan zich derhalve niet meer voordoen. Als gevolg van de aanpassing van artikel 6 behoeven de door de Raad onder punt 2 van het advies gemaakte opmerkingen geen afzonderlijke bespreking meer.

3.a. Het advies van de Raad om de toelichting op artikel 7a, vierde lid (artikel 7, zevende lid, in de aan de Raad voorgelegde versie), aan te vullen, is overgenomen. De
beperking tot stookinstallaties met een thermisch vermogen van 50 MW of meer is aangebracht om niet verder te gaan dan nodig is voor de implementatie van de Richtlijn. Ik verwijs in dit verband tevens naar het gestelde onder punt 1 van dit nader rapport.

3.b. Het advies van de Raad om artikel 7a, vierde lid (artikel 7, zevende lid, in de aan de Raad voorgelegde versie), aan te vullen, is niet overgenomen, omdat de noodzaak hiervoor ontbreekt. Anders dan de Raad veronderstelt, volgt uit het BEES A namelijk reeds op wie de betrokken meldingsplicht rust. Artikel 3 BEES A bepaalt dat degene die een inrichting drijft, waarin zich een stookinstallatie bevindt waarop dit besluit van toepassing is, er zorg voor draagt dat de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften worden nageleefd.

4.a. De Raad wijst er terecht op dat de datum van vergunningverlening voor de werking van de vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) niet beslissend is, gelet op de regeling van de inwerkingtreding in artikel 20.3 Wm. Echter, de Richtlijn baseert haar eisen wel op de datum van vergunningverlening. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de definities van ‘nieuwe installatie’ en ‘bestaande installatie’ in artikel 2, onder 10 en 11, van de Richtlijn. Ter implementatie van de Richtlijn moet daarom worden aangesloten bij deze formulering. Van onduidelijkheid over het tijdstip waarop de emissie-eisen gaan gelden, is hierdoor geen sprake.

4.b. Het advies van de Raad om artikel 10a aan te passen en de toelichting aan te vullen, is grotendeels overgenomen. Naar aanleiding van de specifieke opmerkingen van de Raad merk ik het volgende op. Waar dat omwille van de implementatie van de Richtlijn mogelijk is, is in de onderdelen a, b en c de term ‘veranderen’ gebruikt om aansluiting te krijgen bij artikel 8.1 Wm. In onderdeel a is een verwijzing opgenomen naar de verklaring omtrent de melding op grond van artikel 8.19, tweede lid, Wm. De suggestie van de Raad om de in de onderdelen b en c bedoelde datum nader aan te duiden door te verwijzen naar de feitelijke uitvoering van de veranderingen, is overgenomen. Hierbij zij aangetekend dat dit slechts een voorziening is voor uitzonderingsgevallen, omdat de veranderingen waar het hier om gaat, volgens richtlijn nr. 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257; de IPPC-richtlijn) tot wijziging van de vergunning nopen, tenzij in de oprichtingsvergunning al rekening is gehouden met de toekomstige verandering. De suggestie van de Raad om in onderdeel c terminologisch aan te sluiten bij artikel 8.1, eerste lid, onder b, Wm, is niet overgenomen omdat dit zou leiden tot een onjuiste implementatie van de Richtlijn. Artikel 8.1, eerste lid, onder b, Wm heeft betrekking op een breed scala van veranderingen van een inrichting, terwijl 10, tweede alinea, van de Richtlijn uitsluitend betrekking heeft op ‘belangrijke wijzigingen’ als bedoeld in artikel 2, tiende lid, onder b, van de IPPC-richtlijn. Volgens de Richtlijn geldt uitsluitend bij ‘belangrijke wijzigingen’ een andere datum als uitgangspunt voor de toepasselijke emissie-eisen. Om die reden is in onderdeel c terminologisch aangesloten bij de IPPC-richtlijn. De toelichting bij artikel 10a en paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting zijn op genoemde punten aangepast.
5. De door de Raad gesignaleerde samenhang met het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten krijgt gestalte doordat het onderhavige ontwerpbesluit tot wijziging van het BEES A naar verwachting eerder in werking zal treden dan het eerstgenoemde ontwerpbesluit. De inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten is voorzien met ingang van 1 juni 2005, zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten (handel in NOx-emissierechten) (Kamerstukken II 2004/05, 29 766, nr. 6, p. 22 en p. 24).

6. De redactionele kanttekeningen die de Raad met betrekking tot het ontwerpbesluit in overweging geeft, zijn overgenomen, met uitzondering van onderstaande kanttekeningen.
De in de zesde kanttekening aangehaalde zinsnede kan niet vervallen, omdat de in artikel 17, eerste lid, onder b, onder 20, van het BEES A bedoelde overgangsperiode - anders dan de Raad veronderstelt - nog niet is verlopen. Vervanging van de branders kan na 1 mei 1998, dus ook thans nog, plaatsvinden, in welk geval de in onderdeel 2 bedoelde emissie-eis geldt voor stookinstallaties als in dat onderdeel bedoeld. In alle overige gevallen geldt voor stookinstallaties, niet behorend tot een elektriciteits-productiebedrijf, de in onderdeel 1 opgenomen, soepeler emissie-eis. Het betreft onder andere installaties waar de branders voor de genoemde datum zijn vervangen.
De in de tiende kanttekening, eerste aandachtsstreepje, bedoelde verwijzing naar artikel III (artikel 49 BEES A in de aan de Raad voorgelegde versie) kan bij nader inzien in haar geheel vervallen. Doordat artikel III inhoudelijk is gewijzigd, is die bepaling niet langer relevant in het kader van artikel 33.
De onduidelijkheid in de voorgestelde wijzigingen 1 en 2 in artikel I, onderdeel JJ (onderdeel MM in de aan de Raad voorgelegde versie), waar de Raad in de elfde kanttekening op wijst, is weggenomen door de verwijzingen anders te formuleren en te verduidelijken. Bij nader inzien is het toch noodzakelijk om in artikel 43a, eerste en tweede lid, onderscheid te maken tussen de verschillende componenten die worden uitgeworpen, conform de huidige tekst van die bepaling.

De redactionele kanttekeningen met betrekking tot de transponeringstabel en de nota van toelichting zijn alle overgenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de volgende wijzigingen in het ontwerpbesluit aan te brengen.
a. De voorgestelde wijziging van artikel 35 BEES A (artikel I, onderdeel DD) is geschrapt. Aan deze wijziging bleek bij nader inzien geen behoefte te bestaan.
b. Aan artikel 41 BEES A is een derde lid toegevoegd, waarin de op grond van de Richtlijn verplichte meetfrequentie in geval van gasturbines en gasturbine-installaties is opgenomen. Verzuimd was deze wijziging in een eerder stadium in het ontwerpbesluit op te nemen.
c. De inhoud van artikel I, onderdeel NN (in de aan de Raad voorgelegde versie) is verplaatst naar het nieuwe artikel III, omdat het een bepaling van overgangsrechtelijke aard betreft. In het nieuwe artikel III is tevens rekening gehouden met de splitsing van artikel 7 in de nieuwe artikelen 7 en 7a BEES A.

Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het ontwerpbesluit en de toelichting op een aantal punten technisch en redactioneel te verduidelijken en waar nodig te actualiseren.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer



(1) PbEG L 309. Deze richtlijn vervangt richtlijn 88/609/EEG, PbEG L 336.
(2) Nota van toelichting, hoofdstuk 1, bladzijde 2.
(3) Aanwijzing 337 van de Aanwijzingen voor de regelgeving..
(4) Nota van toelichting, hoofdstuk 1, bladzijde 2.
(5) Richtlijn nr.98/34/EG Europees Parlement en de Raad van Europese Unie van 22 juni 1998, PbEG L204, zoals gewijzigd bij richtlijn nr.98/48/EG van 20 juli 1998, PbEG L 217.
(6) No.W08.04.0507/V.
(7) Een vergelijkbaar probleem doet zich voor bij de melding ex artikel 8.41 van de Wet milieubeheer (Wm), behorende bij de artikel 8.40 Wm-algemene maatregelen van bestuur, en heeft zich voorgedaan bij de melding ex artikel 8.19, tweede lid, Wm.
(8) Met uitzondering van artikel 20.5 Wm.
(9) Nota van toelichting, bladzijde 6.
(10) Richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, PbEG L 257.
(11)Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 (PbEG L204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).