Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten).

Bij Kabinetsmissive van 27 februari 2003, no.03.000910, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende uitvoering van artikel 9, vierde lid, van de Tabakswet (Besluit tabaksautomaten).

Dit ontwerpbesluit regelt een geclausuleerd verbod op verstrekking van tabaks¬producten via tabaksautomaten. Dit verbod houdt in dat zo'n verstrekking verboden is, tenzij de tabaksautomaat vergrendeld is en alleen ontgrendeld kan worden met een bankchipkaart, type ISO 7816 (hierna: bankchipkaart), die een code bevat om aan te geven dat de houder van de bankchipkaart 16 jaar of ouder is.
De Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen over Europeesrechtelijke mededingingsaspecten en het vrije verkeer van goederen en diensten, over overeenstemming met de Tabakswet en de handhaving van het ontwerpbesluit.
Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee nader dient te worden overwogen.

1. Inleiding
Vanaf 1 januari 2003 mogen op grond van de gewijzigde Tabakswet(zie noot 1) geen tabaksproducten meer worden verkocht aan personen jonger dan 16 jaar, ook niet via tabaksautomaten. Als dit toch gebeurt overtreedt de exploitant van de tabaksautomaat artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet. Op dit moment kunnen exploitanten zelf bepalen hoe zij de leeftijdsgrens naleven.(zie noot 2) Met het ontwerpbesluit wordt de wijze van leeftijdsbepaling dwingend voorgeschreven.
Naar aanleiding van het laatste algemeen overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dit onderwerp(zie noot 3), zal de Raad uitgebreid aandacht besteden aan de mededingingsrechtelijke aspecten van het ontwerpbesluit. Het nationale mededingingsrecht, dat uitsluitend ziet op het gedrag van ondernemingen, biedt in deze kwestie geen aanknopingspunten. Het ontwerpbesluit ziet immers op een besluit van de overheid. Het Europese mededingingsrecht stelt eisen aan regels en gedragingen van de overheid. Daarom zal de Raad het ontwerpbesluit toetsen aan het Europese mededingingsrecht. In deze toets staat het uitsluitend toestaan van het bankchipkaartsysteem als leeftijdsverificatiesysteem centraal.

2. Het ontwerpbesluit in het licht van de Europese regelgeving
Artikel 1, eerste lid, van het ontwerpbesluit verbiedt de verkoop van tabaksproducten via tabaksautomaten. Artikel 1, tweede lid, bepaalt dat dit verbod niet geldt als een tabaksautomaat standaard vergrendeld is en alleen ontgrendeld kan worden door middel van een bankchipkaart van het type ISO 7816, die een code bevat dat de houder 16 jaar of ouder is. Artikel 1, derde lid, bepaalt dat de automaat de gegevens verifieert aan de hand van cryptografische technieken. De toelichting op dit artikel legt uit hoe het door de Landelijke Belangenvereniging Tabaksdistributeurs Nederland (LBT-Nederland) en British American Tobacco the Netherlands B.V. (BAT) ontwikkelde systeem (AgeKey) werkt, maar voegt daaraan toe: "Het is heel goed mogelijk dat ook andere systemen worden ontwikkeld die voldoen aan de eisen die in dit besluit worden gesteld. Het spreekt vanzelf dat dergelijke systemen bestaansrecht hebben naast het systeem zoals dat door LBT-Nederland en BAT is ontwikkeld."(zie noot 4)
Onderzocht wordt of de eisen die aan de tabaksautomaten worden gesteld verenigbaar zijn met het Europese recht, en dan in het bijzonder de mededingingsregels en het vrije verkeer van goederen en diensten.

3. Mededingingsaspecten
a. In het kader van het Europese mededingingsaspect zijn artikel 86 juncto artikel 82 van het EG-Verdrag van belang. Volgens artikel 82 van het EG-Verdrag is het onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden, voorzover de handel tussen lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, dat ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie is het criterium voor een machtspositie de afwezigheid van effectieve concurrentie.(zie noot 5) Om te bepalen of een onderneming deze positie inneemt, dient in de eerste plaats de relevante markt te worden bepaald. De relevante markt is te onderscheiden in een geografische markt en een productenmarkt. De eerste is het gebied waarbinnen de betrokken onderneming haar activiteiten ontplooit. Nederland vormt als middelgrote lidstaat een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt en kan daardoor worden aangemerkt als relevante geografische markt. Volgens vaste rechtspraak is, voor de toepassing van artikel 82 van het EG-Verdrag, de productenmarkt de markt van alle producten die door hun eigenschappen bijzonder geschikt zijn om in een constante behoefte te voorzien, en die slechts in geringe mate door andere producten kunnen worden vervangen.(zie noot 6) De tabaksautomatenbranche vormt in dit kader een aparte productenmarkt.
Vervolgens moet worden nagegaan of de onderneming in de relevante markt een machtspositie bezit, waardoor effectieve concurrentie niet mogelijk is. Het bestaan van een aanzienlijk marktaandeel is op zichzelf al voldoende bewijs voor het bestaan van zo’n machtspositie.(zie noot 7) Op een dergelijke onderneming rust een bijzondere verantwoordelijkheid om niet door haar gedrag inbreuk te maken op een daadwerkelijke en onvervalste mededinging op de gemeenschappelijke markt.(zie noot 8)
Het bestaan van een dergelijke machtspositie is als zodanig niet in strijd met de EG-mededingingsregels.(zie noot 9) Volgens artikel 86, eerste lid, van het EG-Verdrag mogen lidstaten met betrekking tot ondernemingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten worden verleend geen maatregelen nemen die in strijd zijn met het Verdrag, en in het bijzonder de artikelen 10 en 81 tot en met 89. Het verlenen van een uitsluitend recht aan een onderneming, waardoor een machtspositie voor die onderneming wordt gecreëerd, levert geen strijd op met het Europese mededingingsrecht. Een lidstaat handelt wel in strijd met artikel 86, eerste lid, juncto artikel 82 van het EG-Verdrag, wanneer de betrokken onderneming door de enkele uitoefening van de haar toegekende uitsluitende of bijzondere rechten misbruik van haar machtspositie maakt, of indien deze rechten een situatie kunnen creëren waarin de onderneming tot een dergelijk misbruik wordt gebracht.(zie noot 10)

b. Tegen deze achtergrond kan gesteld worden dat LBT-Nederland een machtspositie op de tabaksautomatenmarkt in Nederland heeft, aangezien de bij de Vereniging aangesloten distributeurs ongeveer 85% van de tabaksautomaten exploiteren in Nederland. De voorgestelde maatregel kan worden gezien als de verlening van een uitsluitend recht, omdat het voorgestelde leeftijdsontgrendelingssysteem is gebaseerd op een door één onderneming ontwikkeld systeem, waarvan zij eigenaar is. Het vergroten van de machtspositie van LBT-Nederland door deze maatregel levert op zichzelf geen strijd op met het Europese mededingingsrecht. Hiervan is wel sprake als er als gevolg van de voorgestelde maatregel een situatie kan ontstaan waarin LBT-Nederland tot misbruik van haar machtspositie wordt gebracht.
Van machtsmisbruik door LBT-Nederland is sprake indien blijkt dat het bankchipkaartsysteem, dat zij in handen heeft, onontbeerlijk is voor de verkoop van tabaksproducten via tabaksautomaten door concurrenten in die zin dat er geen reëel of potentieel alternatief bestaat en haar eventuele weigering van toegang tot het systeem tegen een passende vergoeding kan leiden tot het uitsluiten van elke mededinging op de tabaksautomatenmarkt zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat.(zie noot 11) Of toegang tot het bankchipkaartsysteem onontbeerlijk is, hangt af van:
1. het voorhanden zijn van alternatieven om sigaretten te distribueren, dan wel
2. het kunnen opzetten van een eigen systeem om tabaksproducten te kunnen leveren, waarbij gekeken dient te worden naar eventuele technische, reglementaire of economische hindernissen.(zie noot 12)

Ad 1. Het ontwerpbesluit richt zich op de verkoop van sigaretten via tabaksautomaten. Deze verkoop wordt verboden, tenzij het verstrekken geschiedt volgens de in het besluit genoemde eisen van leeftijdsverificatie. Een alternatief systeem van leeftijdsverificatie bij verkoop uit tabaksautomaten is niet mogelijk. Het is weliswaar mogelijk om tabaksproducten op andere wijze, bijvoorbeeld via winkels, te verstrekken, maar dit is geen alternatief voor de automatenbranche.

Ad 2. De voorwaarde in dit ontwerpbesluit is techniekonafhankelijk bedoeld, in die zin dat het iedere onderneming vrijstaat om een systeem te ontwikkelen voor ontgrendeling van automaten, mits daarbij maar gebruik wordt gemaakt van een bankchipkaart type ISO 7816 en codeverificatie geschiedt aan de hand van cryptografische technieken. Deze norm is vastgesteld naar aanleiding van een reeds bestaand systeem (AgeKey) dat is ontwikkeld door één marktpartij, namelijk LBT-Nederland. Om concurrentie mogelijk te maken, dient naast de theoretische ook de praktische mogelijkheid te bestaan een eigen systeem te ontwikkelen. Hiertoe is bijvoorbeeld van belang dat de voorgeschreven techniek vrij beschikbaar is en de ontwikkeling van een soortgelijk systeem niet stuit op bijvoorbeeld octrooirechten. Het bestaande eigen systeem van ontgrendeling op afstand is op grond van het ontwerpbesluit niet toegestaan.
Het bestaan of ontwikkelen van een reëel of potentieel alternatief voor het reeds bestaande bankchipkaartsysteem van LBT-Nederland door concurrenten kan op grond van het vorenstaande niet zonder meer worden aangenomen.
Het gevolg van het uitsluitend toestaan van het bankchipkaartsysteem, zoals voorgesteld, is dat de concurrenten gedwongen worden in het bezit te komen van het bankchipkaartsysteem, dat geëxploiteerd wordt door een machtige onderneming. Hierdoor creëert de overheid een situatie waarin LBT-Nederland tot misbruik kan worden gebracht, hetgeen strijd oplevert met artikel 86, eerste lid, juncto artikel 82 van het EG-Verdrag.

Concluderend kan gesteld worden dat de overheid met de voorgestelde regeling aan één onderneming een machtspositie verleent, waardoor die onderneming tot misbruik van haar machtspositie kan worden gebracht. Op grond van artikel 86 van het EG-Verdrag moeten lidstaten zich onthouden van het treffen van maatregelen die de mededinging in gevaar brengen. Dit kan volgens de Raad in dit geval worden bereikt door te garanderen dat de voorgeschreven techniek vrij beschikbaar is, of door alternatieve leeftijdsverificatiesystemen toe te staan.
De Raad is van mening dat door het uitsluitend toelaten van het bankchipkaartsysteem de voorgestelde maatregel in strijd is met artikel 86, eerste lid, juncto artikel 82 van het EG-Verdrag.

4. Vrijheid van verkeer van goederen en diensten
Een aspect van het vrije verkeer van goederen is geregeld in artikel 28 van het EG-Verdrag, dat kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten verbiedt. Artikel 30 van het EG-Verdrag staat hierop uitzonderingen toe op grond van bescherming van (onder andere) de gezondheid van personen, voorzover dit niet leidt tot willekeurige discriminatie noch tot een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Tevens kan een inbreuk op het vrije verkeer van goederen worden gerechtvaardigd door de door het Hof van Justitie ontwikkelde "rule of reason".
De voorgestelde maatregel is te beschouwen als een maatregel van gelijke werking zonder onderscheid. Het voorschrijven van één bepaald systeem met betrekking tot tabaksautomaten is namelijk een voorschrift voor het in de handel brengen van tabaksautomaten, dat zonder onderscheid op nationale en ingevoerde automaten van toepassing is. De maatregel is dus een handelsbelemmerende maatregel als bedoeld in artikel 28 van het EG-Verdrag. De voorgestelde maatregel zou evenwel kunnen worden gerechtvaardigd door de bescherming van de gezondheid van personen, mits aan de eis van proportionaliteit is voldaan. Dit betekent dat de maatregel geschikt moet zijn om het legitieme doel te bereiken (noodzakelijkheid) en dat de maatregel geen verdergaande belemmeringen voor het vrije verkeer oplegt dan strikt noodzakelijk voor het bereiken van dat doel (evenredigheid). Het is niet evident dat aan beide vereisten is voldaan bij de (exclusieve) keuze voor een ontgrendelingssysteem met een bankchipkaart.
Wat betreft de noodzaak kan de geschiktheid van de voorgestelde maatregel worden betwijfeld, aangezien het niet uitgesloten is dat personen onder de 16 jaar (gemakkelijk) in het bezit kunnen komen van een bankchipkaart waarop een code is aangebracht die aangeeft dat de houder van de kaart 16 jaar of ouder is (zie punt 2). Daarnaast is het direct controleren van de leeftijd van de klant, zoals bijvoorbeeld via ontgrendeling op afstand, meer geschikt om het doel te bereiken (zie punten 2 en 3).
De eis van evenredigheid vereist dat gekeken wordt naar en gekozen wordt voor alternatieven die het vrije verkeer van goederen zo min mogelijk belemmeren. Naar de mening van het college zijn minder belemmerende alternatieven mogelijk, zoals directe leeftijdscontrole van de koper, waarbij geen vergaande aanpassing aan de automaten nodig is.

Wat betreft het vrije verkeer van diensten merkt de Raad het volgende op. Het leveren van tabaksproducten via automaten aan personen boven de 16 jaar, die niet (kunnen) beschikken over een bankchipkaart, zoals toeristen, wordt belemmerd. Onder andere hierdoor is de voorgestelde maatregel volgens de Raad strijdig met het vrije verkeer van diensten, zoals vastgelegd in artikel 50 van het EG-Verdrag. Het vrije verkeer van diensten kan slechts worden beperkt indien de regeling die daaraan ten grondslag ligt, wordt gerechtvaardigd door legitieme doelen en proportioneel is.(zie noot 13) De voorgestelde maatregel dient weliswaar een legitiem doel, maar de proportionaliteit ervan kan in twijfel worden getrokken. Er zijn alternatieven mogelijk die minder belemmerend zijn. Ten aanzien van dit punt heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgemerkt dat toeristen voor het kopen van tabaksproducten niet afhankelijk zijn van automaten.(zie noot 14) De Raad wijst er echter op dat in dat geval moet vaststaan dat alternatieven even toegankelijk zijn, en dat is niet het geval omdat bijvoorbeeld winkels niet op dezelfde tijden open zijn als discotheken en cafés.

In verband met de vrijheid van verkeer van goederen en diensten concludeert de Raad dat de voorgestelde maatregel weliswaar een gerechtvaardigd doel dient, namelijk de bescherming van gezondheid van personen, maar dat aan de eis van proportionaliteit niet zonder meer is voldaan. Het risico bestaat dat het voorgestelde middel (verplichte ontgrendeling van tabaksautomaten met een bankchipkaart) niet noodzakelijk en proportioneel wordt bevonden om het doel te bereiken, omdat niet uitgesloten is dat er ook andere, minder belemmerende, maar wel doelmatige en meer proportionele alternatieven bestaan. Naar de mening van de Raad kan dit risico worden vermeden door andere leeftijdverificatiesystemen toe te staan.

Op grond van de gesignaleerde Europeesrechtelijke problemen adviseert de Raad het ontwerpbesluit te herzien.

5. Overeenstemming met het doel van de Tabakswet
Artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet bepaalt dat geen tabaksproducten mogen worden verstrekt aan personen van wie niet is vastgesteld dat deze 16 jaar of ouder zijn. Deze vaststelling dient te geschieden als niet onmiskenbaar is dat de persoon de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt (tweede lid), en gebeurt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel als bedoeld in het Besluit documenten leeftijdsvaststelling Tabakswet. Bedoelde documenten zijn voorzien van een pasfoto en gegevens waaruit de leeftijd is af te leiden.(zie noot 15) Het feit dat een bankchipkaart met leeftijdsindicator alleen voorzien is van een naam biedt naar de mening van de Raad onvoldoende garantie voor de exploitant dat de houder ervan de rechtmatige eigenaar is en dat hij de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Op het moment dat deze kaart bij het kopen van tabak uit tabaksautomaten als identificatiemiddel wordt gebruikt, kan de leeftijd van de klant dus niet gecontroleerd worden. Het lijkt alsof de bankchipkaart een legitiem leeftijdverificatiemiddel is, terwijl dit niet het geval blijkt te zijn. Dit wordt onderstreept door het feit dat een exploitant een klant kan verzoeken om alsnog een leeftijdsdocument te overleggen, als niet onmiskenbaar is dat een klant die ouder is dan 16 jaar producten uit een tabaksautomaat wil halen.(zie noot 16)
Het is niet uitgesloten dat personen onder de 16 jaar (relatief gemakkelijk) in het bezit kunnen komen van een bankchipkaart met leeftijdsindicator en dat dus de leeftijd van de houder van zo’n kaart in twijfel kan worden getrokken. De nota van toelichting stelt dat het niet waarschijnlijk is dat bankchipkaarten zullen worden uitgeleend, aangezien het hier gaat om een bankpas.(zie noot 17) De Raad merkt op dat deze veronderstelling niet wordt ondersteund door objectief onderzoek, en dat jongeren wellicht gemakkelijk hun bankpas (aan elkaar) uitlenen. Voorts is via de Postbank een chipkaart te verkrijgen die niet tegelijk als bankpas dient. Ten slotte kan één persoon meerdere chipkaarten bezitten, waardoor de "illegale" kaarten kunnen worden uitgeleend of verkocht.(zie noot 18)
De combinatie van het ontbreken van pasfoto en leeftijd op de bankchipkaart, en het makkelijk in bezit zijn van andermans bankchipkaart levert strijd op met artikel 8 van de Tabakswet, omdat het als legitiem leeftijdsverificatiemiddel niet voldoet, terwijl het wel als zodanig bedoeld lijkt te zijn.
Gelet op het doel van de Tabakswet zou het meer voor de hand liggen ook bij verkoop van tabaksproducten via tabaksautomaten aan te sluiten bij het bestaande systeem van de leeftijdsidentificatie door één van de toegestane documenten.
De Raad concludeert dat het voorgestelde systeem onvoldoende betrouwbaar is om de leeftijd van de aspirant-koper op het moment van het verstrekken van tabaksproducten vast te kunnen stellen. Dit is in strijd met het doel van de Tabakswet en van het ontwerpbesluit.
De Raad adviseert het ontwerpbesluit daarom aan te passen.

6. Toezicht en handhaving
a. In een eerder advies heeft de Raad het belang van een doeltreffende handhaving voor het welslagen van het beleid met betrekking tot een nieuwe uniforme leeftijdsgrens onderstreept.(zie noot 19) Hiertoe werd het noodzakelijk geacht uiteen te zetten wat de handhavingsmogelijkheden en de daarmee gemoeide uitgaven waren. De Raad achtte het risico dat dergelijke regels niet zullen worden nageleefd aanzienlijk en benadrukte dat naast het hanteren van het ontmoedigingsbeleid een grote bestuurlijke en justitiële inzet tot handhaving noodzakelijk zal zijn om te voorkomen dat de regels in de praktijk niet zullen worden nageleefd.
De Raad adviseert in de toelichting een uiteenzetting te geven van de kosten van de handhavinginspanning.

b. In het kader van de handhaving vindt controle plaats op de aanwezigheid van een leeftijdsverificatie- en ontgrendelingssysteem op tabaksautomaten. Daarnaast wordt gecontroleerd of geen tabaksproducten aan personen onder de 16 jaar worden verkocht via een tabaksautomaat. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant dan wel de horecaondernemer, aangezien deze een boete opgelegd kan krijgen op grond van artikel 8, eerste lid, van de Tabakswet, als een controleur vaststelt dat een persoon onder de 16 jaar tabak betrekt via een automaat.(zie noot 20) Een exploitant kan dus niet volstaan met het aanbrengen van het voorgestelde bankchipkaartsysteem op zijn tabaksautomaten, maar dient daarnaast ook zelf toezicht uit te oefenen. Daartoe is de voorgestelde bepaling in artikel 4, tweede lid, dat de tabaksautomaten zich echt in het zicht moeten bevinden, opgenomen. Volgens de toelichting dient het menselijk toezicht ter ondersteuning en aanvulling van het voorgestelde bankchipkaartsysteem.(zie noot 21)
Volgens de Raad lijkt hiermee eerder te zijn gekozen voor een dubbel systeem: leeftijdsverificatie door middel van de bankchipkaart èn door menselijke controle.
Onduidelijk is nu hoe de voorgestelde verplichting van het bankchipkaartsysteem zich verhoudt tot de (bijkomende) verplichting van het menselijk toezicht in geval van exploitatie van tabaksautomaten. Voor overtreding van (een van) beide voorschriften kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Duidelijkheid op dit punt is van belang voor de toezichthouders en voor de exploitanten.
Geadviseerd wordt in het ontwerpbesluit en in de toelichting op dit punt duidelijkheid te geven.

6. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 6 juni 2003, no.W13.03.0074/III, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

Gelet op aanwijzing 110 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in de aanhef de grondslag van het ontwerpbesluit aangeven.



Nader rapport (reactie op het advies) van 19 januari 2004

De Raad maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit een aantal opmerkingen. Hij is van oordeel dat het ontwerpbesluit in verband daarmee nader dient te worden overwogen.

1 t/m 4. De opmerkingen van de Raad over het Europese mededingingsrecht (punten 1 en 3) en over de Europese beginselen van vrij verkeer van goederen en diensten (punten 2 en 4) hebben geleid tot heroverweging van het aanvankelijk voorgestelde ontgrendelingssysteem voor tabaksautomaten. In dat systeem werd gebruik gemaakt van een bankchipkaart met een code die aangeeft dat de houder zestien jaar of ouder is. Hoewel het betoog van de Raad niet steeds ten volle kan worden onderschreven, kan geredelijk worden toegegeven dat het verplicht stellen van het bedoelde systeem Europeesrechtelijk niet zonder risico’s is. Om deze reden en gezien de opmerking van Duitsland (200300549) in het kader van de notificatie van het eerdere ontwerp heb ik dan ook besloten die weg niet in te slaan. In plaats daarvan wordt nu voorgesteld voor de ontgrendeling te volstaan met het voorschrift dat een tabaksautomaat voor het uitvoeren van een verkooptransactie slechts ontgrendeld kan worden door of ten behoeve van personen van zestien jaar of ouder, dus zonder eisen te stellen aan de techniek van de ontgrendeling.

5. en 6b. Daarmee is meteen tegemoetgekomen aan de opmerkingen van de Raad (punt 5) dat een bankchipkaart niet is voorzien van een pasfoto of een leeftijdsindicator en dat personen onder de zestien in het bezit kunnen komen van een bankchipkaart die geschikt is om een tabaksautomaat te activeren. Tevens is zodoende het advies van de Raad (punt 6b) gevolgd om duidelijkheid te geven over de verhouding tussen het bankchipkaartsysteem en het menselijk toezicht. Het huidige voorstel schrijft de bankchipkaart namelijk niet meer voor.

6a. Naar aanleiding van het pleidooi van de Raad om een uiteenzetting te geven van de handhavingsmogelijkheden en -kosten is in de toelichting daarover een passage opgenomen.

Aan de door de Raad gemaakte redactionele kanttekening is gevolg gegeven.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



(1) Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet, Stb. 2002, 201. (Inwerkingtreding: Stb. 2002, 362)
(2) Aldus de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in haar brief van 13 januari 2003 aan de heer K.J. Defares, kenmerk: POG/GB-2346932.
(3) Kamerstukken 2002/03, 28 600, XVI, nr.111.
(4) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, Artikel 1, tweede tekstblok.
(5) Hoffmann/La Roche, HvJ EG 13 februari 1979, Jur.1979, 461, punten 38-39.
(6) AKZO/Commissie, HvJ EG 3 juli 1991, Jur.1991, C-62/86, punt 51.
(7) Hoffmann/La Roche, zie noot 8, punt 41.
(8) Michelin, HvJ EG 9 november 1983, Jur.1983, C-322/81, punt 57.
(9) Continental Can, HvJ EG 21 februari 1973, Jur.1973, 215, punten 18-27.
(10) Sydhavnens Sten & Grus, HvJ EG 23 mei 2000, Jur.2000, C-209/98, punt 66.
(11) Oscar Bronner GmbH & Co. KG, HvJ EG 26 november 1998, Jur.1998, C-7/97, punt 41 en Magill-RTE en ITP, HvJ EG 6 april 1995, C-241/91 en 242/91, punten 53-56.
(12) Oscar Bronner GmbH & Co. KG, punten 43-44.
(13) Zenatti, Conclusie AG 20 mei 1999, C-67/98, punt 34, De bepalingen van het EG-Verdrag inzake de
vrijheid van dienstverrichting staan niet in de weg aan een nationale wettelijke regeling, die het recht weddenschappen op de uitslag van sportevenementen aan te gaan aan bepaalde instellingen voorbehoudt en dus de vrijheid van dienstverrichting inzake het aangaan van weddenschappen beperkt, indien die regeling daadwerkelijk gerechtvaardigd is door doelstellingen van sociaal beleid die ertoe strekken de schadelijke gevolgen van deze activiteiten te beperken, en de opgelegde beperkingen niet onevenredig zijn aan deze doelstellingen.
(14) Kamerstukken II 2002/03, 28 600, XVI, nr.111, blz.6. In strijd daarmee zegt de staatssecretaris ook dat met praktische bezwaren, zoals belemmeringen voor buitenlandse toeristen geen rekening is gehouden, omdat het beleid niet gericht is op het vergemakkelijken van tabaksverkoop, maar op het ontmoedigen daarvan. Kamerstukken II 2002/03, 28 600, XVI, nr.111, blz.4.
(15) Staatsblad 2002, 595, bladzijde 3, en Kamerstukken II 1998/99, 26 472, nr.3, blz.21.
(16) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, Artikel 4, laatste alinea.
(17) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, Artikel 1, laatste tekstblok.
(18) De fraudebestendigheid van het bankchipkaartsysteem staat ter discussie, onder meer omdat op één (bedrijfs)naam meerdere pasjes kunnen worden geactiveerd, en deze kunnen worden uitgeleend aan personen onder de 16 jaar.
(19) Advies van 17 september 1997, inzake het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet, no.W13.97.0445/III, in het bijzonder punt 6. In dit wetsvoorstel werd de leeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van alle alcoholhoudende drank geïntroduceerd.
(20) Nota van toelichting, Toezicht op naleving, tweede alinea.
(21) Kamerstukken II 2002/03, 28 600, XVI, nr.111, blz.4.