Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA.

Bij Kabinetsmissive van 19 november 2002, no.02.005297, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA.

Het ontwerpbesluit strekt tot afschaffing van kostenvergoeding voor of verstrekking van medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV). Thans worden deze trainingen vergoed aan werkgevers en verstrekt aan niet-werknemers - uitkeringsgerechtigden en zelfstandigen - op grond van artikel 16 respectievelijk artikel 22 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA). De voorwaarden zijn nader geregeld in artikel 5a van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA en artikel 1 van de Tijdelijke regeling medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen(zie noot 1) (tijdelijke regeling). Op grond hiervan komen alleen medisch geïndiceerde rugtrainingen en traumabegeleiding voor vergoeding en verstrekking in aanmerking.
De Raad van State maakt opmerkingen over de motivering van het ontwerpbesluit, gelet op de aard van medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen, en over de effecten van het ontwerpbesluit. In verband daarmee is hij van oordeel dat de toelichting van het voorstel dient te worden aangepast.

1. Karakter van medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen

a. Volgens de toelichting bij artikel I, onderdeel A, van het ontwerpbesluit bestaat voor vergoeding van medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen geen grond omdat deze trainingen eerder dienen om langdurige uitval te voorkomen, dan om werknemers met een structurele functionele beperking te reïntegreren. De trainingen horen dan ook tot de normale verantwoordelijkheid van de werkgever om arbeidsverzuim te voorkomen, aldus de toelichting.
De bijlage bij de Regeling rugtrainingen en traumabegeleiding REA 1999(zie noot 2), die met ingang van 1 januari 2002 is vervangen door de tijdelijke regeling, bevat de volgende definitie:
"Onder rugtraining en traumabegeleiding wordt verstaan een training waarbij de betrokkene leert omgaan met zijn klachten bij zijn functioneren en die is gericht op herstel van zijn mentale en fysieke conditie ter bevordering van terugkeer in het arbeidsproces. Traumabegeleiding is een vorm van begeleiding ter verwerking van
het ondervonden trauma gericht op herstel van het functioneren in het arbeidsproces. Rugtraining en traumabegeleiding zullen doorgaans geïndiceerd zijn voor hervatting van de eigen arbeid, doch ook voor de hervatting in andere arbeid kunnen ze aangewezen zijn."
De Raad merkt op dat deze definitie, waarvan de eerste volzin terugkeert in de toelichting bij het ontwerpbesluit, ruim is en ook personen omvat die zijn uitgevallen in het arbeidsproces. Zo bezien, acht de Raad het standpunt in de toelichting dat de trainingen behoren tot de "normale verzuimbegeleiding", en aldus niet dienen voor reïntegratie van werknemers met functionele beperkingen, maar slechts voor het voorkomen van arbeidsuitval, niet zonder meer begrijpelijk. Hij acht het in dit verband gewenst dat de toelichting ook feitelijke informatie bevat die inzicht geeft in de omvang van de verschillende categorieën die onder de huidige regeling in aanmerking zijn gekomen voor vergoeding of verstrekking van reïntegratietrainingen, in het bijzonder over de verdeling tussen enerzijds hen die nog niet en anderzijds hen die wel langdurig zijn of waren uitgevallen uit het arbeidsproces.
De Raad adviseert, gelet op het voorgaande, de toelichting aan te vullen.

b. Volgens de toelichting bij artikel I, onderdeel B, kan het UWV niet langer deze trainingen verstrekken of vergoeden aan niet-werknemers, omdat deze al ondersteuning in de vorm van reïntegratietrajecten bij reïntegratiebedrijven ontvangen. Het is niet wenselijk dat het UWV daarnaast rechtstreeks aan de cliënt medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen of vergoeding van de kosten daarvan verstrekt, aldus de toelichting.
De Raad maakt hieruit op dat deze trainingen onderdeel kunnen zijn van een traject bij een reïntegratiebedrijf en dat de kosten hiervan kennelijk onderdeel vormen van de prijs die het UWV voor deze trajecten betaalt. Dit roept de vraag op hoe dit zich verhoudt tot het standpunt in de toelichting bij artikel I, onderdeel A, dat dergelijke trainingen geen deel uitmaken van een reïntegratietraject, maar alleen bestemd zijn voor het voorkomen van arbeidsuitval. Voorts verdient de vraag beantwoording waarom deze trainingen voor werknemers niet worden vergoed, terwijl deze voor niet-werknemers (indirect) wel worden vergoed, namelijk als onderdeel van een reïntegratietraject.
De Raad adviseert in de toelichting ook op deze vragen in te gaan.

2. Effecten
De toelichting geeft geen inzicht in de praktijk van het gebruik van de nu af te schaffen regeling, en bevat geen evaluatieve informatie over de effecten van de in te trekken regeling, zoals uit een oogpunt van terugdringing van de instroom in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Dit maakt het moeilijk het effect van de voorgenomen afschaffing te beoordelen. De Raad merkt in dit verband het volgende op.
Volgens de toelichting bij artikel I, onderdeel A, sluit het schrappen van deze subsidie aan bij de toename van verantwoordelijkheid van de werkgever voor reïntegratie. De Raad wijst erop dat met het toekennen van subsidies voor reïntegratietrainingen wordt beoogd het in dienst nemen en houden van arbeidsgehandicapten voor werkgevers aantrekkelijker te maken. Reïntegratie brengt in de regel voor een werkgever bijzondere kosten mee. Subsidiëring strekt ertoe te voorkomen dat een werkgever, geplaatst voor deze kosten, besluit niet tot reïntegratie over te gaan.(zie noot 3)
Het ontwerpbesluit berust op de veronderstelling dat de werkgevers bereid zullen zijn hun inspanningen ten aanzien van de reïntegratie van arbeidsgehandicapte werknemers onverminderd voort te zetten, ook nadat daarvoor niet langer een financiële tegemoetkoming door de overheid wordt gegeven. De vraag is hoe reëel deze veronderstelling is. Het belang van die vraag betreft de mogelijke effecten op instroom in de WAO indien individuele werkgevers minder actief invulling zullen (willen) geven aan hun wettelijke verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van hun arbeidsgehandicapte werknemers. In verband daarmee acht de Raad het wenselijk dat de toelichting informatie bevat over de besparing die intrekking oplevert voor het UWV en over de toename van de lasten voor de werkgevers indien zij reïntegratietrainingen volledig zelf moeten gaan bekostigen, bezien in relatie tot de financiële gevolgen van een verhoogde instroom in de WAO als gevolg van eventuele afname van de (financiële) inspanningen van de werkgevers ten aanzien van de reïntegratie van hun arbeidsgehandicapte werknemers.
De Raad adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan, en daarbij tevens aan te geven of voor de intrekking een afbouwperiode, ter gewenning, is overwogen.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 29 januari 2003

De Raad van State heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de nota van toelichting en adviseert deze op een aantal punten aan te passen.

1. Karakter van medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen

a. De Raad acht het standpunt in de toelichting dat de trainingen behoren tot de normale verzuimbegeleiding niet zonder meer begrijpelijk. De Raad acht het in dit verband wenselijk de toelichting aan te vullen met feitelijke informatie die inzicht biedt in het gebruik van de trainingen en de verdeling over personen die wel en personen die niet langdurig zijn uitgevallen.

Naar aanleiding van deze opmerkingen is de toelichting aangepast. In de toelichting is benadrukt dat de trainingen met name preventief worden ingezet, zonder voorafgaande uitval. De subsidie is nooit bedoeld voor deze preventieve inzet van medisch geïndiceerde trainingen. De inzet van trainingen voor preventie behoort namelijk tot de verantwoordelijkheid van de werkgever voor een adequaat arbobeleid. Voorzover trainingen worden ingezet na kort of langer durende uitval, behoort de inzet daarvan ook tot de verantwoordelijkheid van de werkgever. Gezien de aard van trainingen is er namelijk sprake van een interventie in het vlak van de normale verzuimbegeleiding. Er is geen grond voor subsidiëring op grond van de Wet REA van de reguliere verzuimbegeleidingstaak van de werkgever. Dit sluit aan bij de belegging van de verantwoordelijkheid bij werkgever en werknemer in de Wet SUWI en de Wet verbetering poortwachter gedurende de loondoorbetalingsperiode.
Aan de wens van de Raad van State tot toevoeging van feitelijke informatie kan niet worden voldaan door een kwantitatieve opgave. De subsidieverstrekkingen zijn namelijk niet op deze wijze geregistreerd. Wel is in kwalitatieve zin de toelichting op dit punt aangevuld onder verwijzing naar signalen vanuit de uitvoering dat het merendeel van de trainingen preventief wordt ingezet.

b. De Raad stelt de vraag waarom trainingen bij artikel I onderdeel B wel onderdeel kunnen vormen van een reïntegratietraject, terwijl volgens de toelichting bij artikel I onderdeel A de trainingen alleen bestemd zouden zijn voor het voorkomen van arbeidsuitval. De Raad vraagt eveneens waarom de trainingen voor werknemers niet worden vergoed, terwijl deze voor niet-werknemers wel worden vergoed als onderdeel van het reïntegratietraject.

In de toelichting op artikel I onderdeel A wordt niet gesteld dat de trainingen geen onderdeel kunnen vormen van een traject, maar dat ze in de praktijk vooral worden ingezet voor preventie. Preventie behoort tot goed arbobeleid waarvoor de werkgever verantwoordelijk is. Als de werkgever na uitval van een werknemer een training inzet, is er geen grond voor subsidie omdat de verzuimbegeleiding ook tot de verantwoordelijkheid van de werkgever behoort. Bij de reïntegratietrajecten in artikel I onderdeel B gaat het om arbeidsgehandicapten die zijn uitgevallen uit hun werk en door hun structurele beperking niet kunnen terugkeren bij hun oude werkgever of in hun zelfstandige arbeid. Voor reïntegratie van deze arbeidsgehandicapten zonder werkgever naar een werkgever moet een reïntegratietraject worden ingezet, onder verantwoordelijkheid van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
Op het punt van de vergoeding van trajecten is de toelichting aangevuld. De trainingen kunnen ingezet worden door reïntegratiebedrijven als onderdeel van het reïntegratietraject, Bij een reïntegratietraject, ingekocht door het UWV, wordt beoogd dit reïntegratietraject op basis van een met het reïntegratiebedrijf vooraf afgesproken prijs en resultaat te financieren. Daarbij past niet dat afzonderlijk subsidie voor een training als onderdeel van het reïntegratietraject kan worden ontvangen. Het reïntegratiebedrijf kan die interventies inzetten die het nuttig en noodzakelijk acht om het afgesproken plaatsingsresultaat te bereiken.

Met dit wijzigingsbesluit wordt de subsidie voor medisch geïndiceerde trainingen op grond van artikel 16 of 22 van de Wet REA beëindigd.

2. Effecten
De Raad plaatst een kanttekening bij de veronderstelling dat werkgevers hun inspanningen onverminderd voortzetten, ook nadat daarvoor niet langer een financiële tegemoetkoming door de overheid wordt gegeven. Ten slotte adviseert de Raad in te gaan op de besparing voor het UWV en de toename van de lasten voor werkgevers enerzijds en financiële gevolgen voor de WAO-instroom anderzijds. Daarnaast vraagt de Raad of overwogen is een afbouwperiode in te stellen alvorens de subsidie in te trekken.

De toelichting is op dit punt aangevuld, waarbij wordt gewezen op het belang van de werkgever bij snelle reïntegratie en op de toetsing van de reïntegratie-inspanningen van de werkgever door het UWV. Indien het UWV de reïntegratie-inspanningen als onvoldoende beoordeelt, wordt de periode van verplichte loondoorbetaling verlengd.

In de toelichting worden de geraamde besparing en de toename van de lasten van de werkgever opgenomen. Tevens wordt gemotiveerd waarom geen afbouwperiode is overwogen. Daarbij wordt erop gewezen dat de werkgever, ook na het beëindigen van de subsidieregeling voor medisch geïndiceerde trainingen, voor herplaatsing van een arbeidsgehandicapte werknemer in aanmerking komt voor een premiekorting en daarmee een deel van de kosten van de reïntegratietraining kan dekken. Gezien de verantwoordelijkheidsverdeling en het financiële belang van de werkgever bij reïntegratie is geen afbouwregeling overwogen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



(1) Regeling van 20 december 2001 van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stcrt.2001, 249).
(2) Regeling van 20 januari 1999 van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Stcrt.1999, 23).
(3) Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 1996/97, 25 478, nr.3, blz.48.