Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania; Dodoma, 31 juli 2001 (Trb. 2002, 21), met toelichtende nota.


Volledige tekst

Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania; Dodoma, 31 juli 2001 (Trb. 2002, 21), met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 16 juni 2003, no.03.002512, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania; Dodoma, 31 juli 2001 (Trb.2002, 21), met toelichtende nota.

Het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijde bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania (hierna: het Verdrag)(zie noot 1) heeft tot doel investeringen te beschermen, ter aanvulling op de bestaande, wettelijke bescherming. Mede door deze extra bescherming worden investeringen bevorderd. Het Verdrag voorziet in een regeling betreffende een non-discriminatoire behandeling van de investeerders, de transfers van betalingen, de onteigening van een investering en een geschillenregeling.

De Raad van State van het Koninkrijk ziet geen beletsel voor de goedkeuring van het Verdrag, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen.

1. Goedkeuringsprocedure
Hoewel het Verdrag tot stand is gekomen op 31 juli 2001, wordt pas nu met de goedkeuringsprocedure een aanvang gemaakt. De toelichtende nota vermeldt niet de oorzaak van dit langdurige tijdsverloop.
De Raad adviseert in de toelichtende nota hierop in te gaan.

2. Opzegging
De aanhef van het Verdrag vermeldt dat de Verdragssluitende partijen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek van Tanzania zijn. Artikel 13 van het Verdrag bepaalt dat het Verdrag van toepassing is op het deel van het Koninkrijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba. Artikel 14, vierde lid, van het Verdrag geeft aan ieder der delen van het Koninkrijk der Nederlanden het recht om het Verdrag op te zeggen. Nu het Koninkrijk Verdragspartij is, kan slechts het Koninkrijk en niet een land van het Koninkrijk het Verdrag opzeggen. De toelichtende nota vermeldt niet de redengeving voor artikel 14, vierde lid, van het Verdrag.
De Raad adviseert de toelichtende nota hiertoe aan te vullen en artikel 14, vierde lid, bij eerstvolgende gelegenheid aan te passen.

3. Overboeking van geldbedragen
Artikel 5 van het Verdrag ziet op de overboeking van betalingen. Ieder Verdragsluitende partij waarborgt dat alle betalingen van de investeerder betreffende de investering op hun grondgebied vrij kunnen worden overgemaakt binnen en buiten het grondgebied, zonder beperkingen en vertraging, in een vrij inwisselbare valuta. Het eerste lid van artikel 5 bevat een opsomming van de overboekingen. Deze bepaling geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

a. De opsomming van betalingen is niet limitatief. De opsomming ziet kennelijk op de voornaaste betalingen die verband houden met een investering. Een veelvoorkomende overboeking betreft de betalingen die betrekking hebben op winsten, dividenden, interesten en andere rechtmatige inkomsten. Deze betalingen vallen mogelijkerwijs onder de rubriek, genoemd onder b "the returns". De toelichtende nota geeft hieromtrent geen duidelijkheid.

b. Artikel 5, eerste lid, onder e, van het Verdrag ziet op betalingen van "compensation". De toelichtende nota geeft als voorbeeld van dergelijke betalingen van schadeloosstelling de betalingen voortvloeiend uit artikel 6 van het Verdrag. Artikel 6, onder c, van het Verdrag bevat echter eveneens een regeling van betalingen van "compensation", waarin onder meer is bepaald dat de schadeloosstelling zonder vertraging moet worden betaald en overgemaakt in een vrij inwisselbare valuta. De toelichtende nota bij artikel 6 vermeldt niet of eenzelfde regeling als bedoeld in artikel 5 is beoogd te treffen.

De Raad adviseert de toelichtende nota op deze punten aan te vullen.

4. Rente
Artikel 6, onder c, van het Verdrag bepaalt dat de schadeloosstelling bij onteigening een normale commerciële rente omvat, die moet worden berekend tot de datum van betaling van schadeloosstelling. In deze bepaling ontbreekt een aanduiding van het moment waarop rente verschuldigd wordt. De Nederlandse onteigeningswet bepaalt bijvoorbeeld dat de wettelijke rente loopt te rekenen vanaf de dag van het vonnis van onteigening (artikel 55, derde lid, van de onteigeningswet).(zie noot 2) De aanduiding van het moment waarop rente is verschuldigd, is van belang voor het vaststellen van de rente over de schadeloosstelling van onteigende investeringen van Nederlandse investeerders in Tanzania. De toelichtende nota geeft aan dat het voor de hand ligt dat dit moment samenvalt met het ontstaan van het recht op schadeloosstelling. Dit blijkt echter niet uit de verdragstekst.(zie noot 3) De toelichtende nota vermeldt niet de redengeving voor het ontbreken van een regeling.
De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk



Nader rapport (reactie op het advies) van 19 september 2003

1. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is de toelichting onder "Het belang van het verdrag" aangevuld.

2. De toelichtende nota is aangevuld overeenkomstig het advies van de Raad en bij de eerstvolgende gelegenheid waarbij een wijziging van het verdrag aan de orde is, zal aanpassing van artikel 14, vierde lid, worden meegenomen.

3. Overeenkomstig het advies van de Raad is de toelichtende nota op beide punten aangevuld.

4. De toelichting op artikel 6 is naar aanleiding van het advies van de Raad aangevuld.

Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse zaken en de Minister van Financiën, verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste Kamer en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan de Staten van Aruba.

De Staatssecretaris van Economische Zaken



(1) Verdrag van 31 juli 2001 (Trb.2002,21). Het Verdrag vervangt de Overeenkomst inzake economische en technische samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Republiek Tanzania, Dar es Salaam, 14 april 1970 (Trb.1970, 77).
(2) Artikel 55, derde lid, van de onteigeningswet luidt als volgt: Onder een schadeloosstelling is de wettelijke rente daarvan begrepen. De wettelijke rente loopt te rekenen van de dag van het vonnis van onteigening, bedoeld in artikel 37 of de dag van het vonnis, bedoeld in artikel 54t.
(3) Toelichtende nota, bladzijde 4.