Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging).

Bij Kabinetsmissive van 27 november 2002, no.02.005386, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging).

Het ontwerpbesluit bevat nadere regels voor de verwijzing naar en de bekostiging van praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. Het gaat hier om onderwijs voor leerlingen die niet in staat zijn het gewone voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs met succes te volgen (praktijkonderwijs), dan wel hiervoor extra begeleiding nodig hebben (leerwegondersteunend onderwijs). Voorheen werd dit onderwijs gegeven in het voortgezet speciaal onderwijs en in het individueel beroepsonderwijs. De wettelijke bepalingen voor het voortgezet speciaal onderwijs zijn ondergebracht in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat komt te vervallen.
De Raad van State kan zich vinden in de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de toelatingscriteria voor dit onderwijs. In dit verband is enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk.

1. De beoordelingscriteria waaraan leerlingen moeten voldoen om te worden toegelaten tot leerwegondersteunend dan wel praktijkonderwijs, zijn opgenomen in artikel 4, derde en vierde lid, van het ontwerpbesluit. Voor beide onderwijssoorten worden eisen gesteld onder meer aan het intelligentiequotiënt (IQ) en aan de leerachterstand van de leerling. De Raad maakt over deze criteria de volgende opmerkingen.

a. Volgens het voorgestelde artikel 4 worden leerlingen uitsluitend toegelaten tot leerwegondersteunend dan wel tot praktijkonderwijs, indien zij voldoen aan de voor die onderwijssoort geldende toelatingscriteria. Het ontwerpbesluit bevat geen bepaling die aangeeft hoe te handelen indien een leerling op de toelatingscriteria van beide schooltypes tegenstrijdige scores behaalt. Dit is bijvoorbeeld het geval als een leerling een IQ heeft dat voldoet aan de eisen voor toelating tot leerwegondersteunend onderwijs, maar een leerachterstand die voldoet aan de eisen voor
praktijkonderwijs.(zie noot 1) Volgens de toelichting zal de school de aanmelding van een dergelijke leerling van een degelijke motivatie moeten voorzien. De regionale verwijzingscommissie kan echter niet besluiten deze leerling toe te laten, aangezien hij niet voldoet aan de vereiste criteria. Indien het voornemen bestaat leerlingen met tegenstrijdige scores tot leerwegondersteunend of praktijkonderwijs toe te laten, dan dient in het ontwerpbesluit hiervoor een bepaling te worden opgenomen.
De Raad adviseert het voorstel aan te vullen met een bepaling dat in afwijking van het derde en vierde lid, indien sprake is van tegenstrijdige scores, de regionale voorzieningencommissie een aanvraag eveneens kan toewijzen.

b. Volgens het voorgestelde artikel 4, derde lid, worden leerlingen uitsluitend toegelaten tot praktijkonderwijs, indien zij onder meer een IQ hebben van ten minste 60 en ten hoogste 80. Volgens de toelichting bij deze bepaling kunnen in incidentele gevallen ook leerlingen met een IQ tussen de 55 en 60 worden toegelaten. Gelet op de formulering van artikel 4, derde lid, vinden deze uitzonderingen geen steun in de voorgestelde bepaling. Indien het de bedoeling is deze leerlingen in bepaalde gevallen toch toe te laten, dan dient zulks expliciet in de regeling te worden opgenomen.
De Raad adviseert een dergelijke bepaling op te nemen.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 10 februari 2003, no. W05.02.0527/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Ontwerpbesluit
- In de aanhef niet verwijzen naar de afzonderlijke artikelen van de wetten waarop het ontwerpbesluit rust, aangezien dit door het grote aantal relevante bepalingen niet doelmatig is.(zie noot 2)
- In artikel 43, onderdeel F, tevens opnemen dat in artikel 6, vierde lid, onderdeel b, van het Formatiebesluit WVO, de zinsnede "artikel 20, derde lid, van de wet" wordt vervangen door: artikel 20, tweede lid, van de wet.
- In artikel 44, onderdeel D, in het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, aanhef, na "artikel 75c" invoegen: van de wet.
- Artikel 44, onderdeel E, wijzigen door hierin te bepalen dat na artikel 25, artikel 26 wordt vervangen door het voorgestelde artikel 26.
- In artikel 44, na onderdeel E een onderdeel F invoeren, inhoudende dat artikel 27 alsmede deel II vervallen.
- In artikel 48 de woorden "Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978" telkens vervangen door: Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000.
- In artikel 52, onderdeel O, in het derde lid, tevens in "deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs" de woorden "deel I van" laten vervallen.
- In artikel 61, onderdeel A, in de omschrijvingen van "vervangingsfonds", "bevoegd gezag" en "vervangingsbijdrage" telkens de komma vóór het cijfer 98a schrappen en vervangen door het woord: en.

Nota van toelichting
- In de toelichting telkens aangeven op welke wet of wetten de voorgestelde bepalingen rusten.
- In het algemeen deel van de toelichting, onder c, motiveren waarom gekozen is voor het bekostigen van bepaalde scholen voor praktijkonderwijs op basis van declaratiebekostiging in plaats van lumpsumbekostiging.
- In de toelichting bij artikel 44, onderdeel D, toelichten op welke leerlingen het begrip "andere gevallen" in het voorgestelde artikel 7a, eerste lid en derde lid, telkens onder c, betrekking heeft.
- In de toelichting bij de artikelen 23 tot en met 27 er rekening mee houden dat de Raad van State over het bedoelde wetsvoorstel al advies heeft uitgebracht.(zie noot 3)



Nader rapport (reactie op het advies) van 21 mei 2003

1a. Naar aanleiding van deze opmerking is het voorgestelde artikel 4 aangevuld conform het voorstel van de Raad.

b. Dit voorstel van de Raad is gevolgd.

2. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen.

Ik moge U hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen



(1) Toelichting bij artikel 4, paragraaf "grensvlak leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs".
(2) zie aanwijzing 114, derde lid van de Aanwijzingen van de regelgeving.
(3) Advies Raad van State 16 augustus 2002, no.W05.02.0228/III.