Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen ter implementatie van richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen ter implementatie van richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).

Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2003, no.03.002976, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen ter implementatie van richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).

Het ontwerpbesluit strekt tot wijziging van het Reglement rijbewijzen (hierna: Rr) ter implementatie van richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) (hierna: de richtlijn). De richtlijn wordt deels geïmplementeerd in ministeriële regelingen en deels door wijziging van het Rr. In het Rr wordt voorzien in de verzwaring van de minimumeisen voor rijexamens. Reden daarvoor is gelegen in het streven naar verbetering van de verkeersveiligheid en de behoefte aan verdere harmonisatie van de beoordelingscriteria.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over de wijze waarop de richtlijn wordt geïmplementeerd. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit nodig is.

1. Artikel 5.2 van bijlage II van de richtlijn bepaalt met betrekking tot het praktijkexamen voor rijbewijscategorie C dat dit moet worden afgelegd met een voertuig dat een gesloten opbouw heeft die minstens even breed en hoog is als de cabine. Dit voorschrift ontbreekt in de voorgestelde artikelen 73 en 76. Het verdient aanbeveling deze eis alsnog in beide artikelen op te nemen.

2. Ingevolge artikel III zullen de nieuwe uit de richtlijn voortvloeiende normen voor een aantal examenvoertuigen pas op 30 september 2013 van kracht worden. Dit voorschrift is in strijd met Bijlage II, onderdeel 5.2, van de richtlijn waarin is bepaald dat examenvoertuigen tien jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn aan de nieuwe normen zullen moeten voldoen. De richtlijn is in werking getreden op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen, dus op 11 oktober 2000, zodat de huidige voorschriften tot uiterlijk 11 oktober 2010 van toepassing kunnen blijven.
Artikel III moet worden aangepast.

3. Volgens artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Rr naar de huidige tekst is het rijbewijs B behalve voor driewielige motorvoertuigen geldig voor motorvoertuigen op vier wielen met een toegestane maximummassa van ten hoogste 3.500 kg en met maximaal negen zitplaatsen. In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 15 zodanig gewijzigd dat rijbewijs B voortaan ook geldig is voor deze voertuigen als ze meer dan vier wielen hebben.
Deze wijziging vloeit niet voort uit de richtlijn en is strijdig met het in aanwijzing 337 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) neergelegde uitgangspunt dat bij implementatie geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie nodig zijn. De Raad adviseert de klemmende reden uiteen te zetten waarom deze aanpassing niet bij wege van een afzonderlijk voorstel kon geschieden maar in weerwil van aanwijzing 337 Ar in dit ontwerpbesluit moest worden opgenomen.

4. Volgens de nota van toelichting stelt het nieuwe praktijkexamen voor rijbewijscategorie A zodanige zwaardere eisen aan de infrastructuur dat niet alle huidige examenlocaties daaraan zullen kunnen voldoen. Gevolg is dat het onderdeel voertuigbeheersing nog slechts op een beperkt aantal speciaal ingerichte lokaties zal kunnen worden afgenomen door examinatoren die speciaal voor dat examen zijn aangewezen.
De toelichting gaat niet in op de gevolgen voor enerzijds het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (zoals zwaardere lasten inzake personeel en organisatie) en anderzijds de examinandi voor het rijbewijs A (zoals langere wachttijden door splitsing van het examen met het risico dat het praktijkgedeelte niet, zoals is vereist, binnen een jaar na het behalen van het theoriedeel wordt afgelegd).
De Raad adviseert in de toelichting alsnog in te gaan op dit aspect.

5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State



Bijlage bij het advies van de Raad van State van 4 augustus 2003, no.W09.03.0295/V, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

- In het ontwerpbesluit een omschrijving opnemen van “ABS”, en in de nota van toelichting deze afkorting de eerste keer voluit schrijven.
De toelichting op artikel I, onderdeel G, zo aanpassen dat duidelijk wordt dat de eis dat het praktijkexamen voor het rijbewijs B wordt afgelegd op een motorrijtuig met vier wielen dat een snelheid van ten minste 100 km per uur kan bereiken niet voortvloeit uit richtlijn nr.2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), maar al was opgenomen in richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).



Nader rapport (reactie op het advies) van 26 augustus 2003

1. De voorgestelde artikelen 73 en 76 zijn overeenkomstig de door de Raad gedane suggestie aangevuld met de eis dat het voertuig waarmee de praktijk-examens voor de rijbewijscategorieën C en E bij C moeten worden afgelegd, een gesloten opbouw heeft die ten minste even breed en hoog is als de cabine.

2. Waar te doen gebruikelijk is dat in Europese richtlijnen voorziene overgangsvoorzieningen gekoppeld zijn aan de uiterste datum waarop de richtlijn in de nationale wetgeving dient te zijn geïmplementeerd, is de in Bijlage II, onderdeel 5.2, van richtlijn nr. 2000/56/EG voorziene overgangsregeling gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de richtlijn, zijnde 11 oktober 2000. Het betreft hier een misslag in richtlijn nr.2000/56/EG, die enkele maanden geleden aan het licht is gekomen. Inmiddels heeft de Europese Commissie een ontwerp-richtlijn ter amendering van richtlijn nr.91/439/EEG in procedure gebracht, waarin onder meer wordt voorzien in het herstellen van deze misslag door de voorziene overgangsvoorziening te koppelen aan de uiterste implementatiedatum van richtlijn nr. 2000/56/EG, zijnde 30 september 2003. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze amenderingsrichtlijn zal samenvallen met de in richtlijn nr. 2000/56/EG voorziene uiterste implementatiedatum, en met de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen. De thans nog bestaande strijdigheid van artikel III van het ontwerpbesluit met onderdeel 5.2. van Bijlage II van richtlijn nr. 2000/56/EG zal derhalve met ingang van de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit zijn opgeheven. In verband hiermede is artikel III van het ontwerpbesluit, dat reeds uitgaat van koppeling van de in meergenoemd onderdeel 5.2. voorziene overgangstermijn aan de uiterste implementatiedatum van richtlijn nr. 2000/56/EG, ongewijzigd gehandhaafd.

3. Aanwijzing 337 van de Aanwijzingen voor de regelgeving strekt blijkens de op die aanwijzing gegeven toelichting tot tijdige implementatie van communautaire regelgeving. Gelet op de noodzaak van tijdige implementatie moet – aldus die toelichting – worden vermeden dat de implementatie van een communautaire regeling wordt “meegenomen” in een bredere herziening van de desbetreffende regelgeving of dat in de implementatieregeling “extra” nationaal beleid wordt meegenomen. Daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake. De in het ontwerpbesluit voorziene wijziging van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement rijbewijzen strekt ertoe de omschrijving van de rijbewijscategorie B nader af te stemmen op de omschrijving van de rijbewijscategorie B zoals voorzien in artikel 3, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237). Die omschrijving bevat, anders dan de omschrijving van de rijbewijscategorie B zoals thans voorzien in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement rijbewijzen geen beperking inzake het aantal wielen. De in het ontwerpbesluit voorziene wijziging strekt ertoe de Nederlandse regelgeving nader af te stemmen op de omschrijving van rijbewijscategorie B zoals voorzien in Richtlijn nr. 91/439/EEG. Anders dan de Raad kennelijk meent, is derhalve geen sprake van het “meenemen” van nationaal beleid, doch gaat het bij het in geding zijnde onderdeel van het ontwerpbesluit wel degelijk om implementatie van communautaire regelgeving. Gezien het vorenstaande is aan het advies van de Raad geen gevolg gegeven.

4. De nota van toelichting is aangevuld met een passage waarin wordt uiteengezet dat het nieuwe praktijk-examen voor de rijbewijscategorie A voor het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en voor kandidaten voor dat praktijk-examen slechts beperkte gevolgen zal hebben.

5. Aan de in de bijlage van het advies opgenomen redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat